tweede-kamerDonderdag 10 november jl. stond in de Tweede Kamer het Algemeen Overleg Nationale veiligheid, crisisbeheersing en brandweerzorg op de agenda. Tussen de onderwerpen stond ook een brief van Minister van Veiligheid en Justitie Van der Steur.  De VBV heeft in de aanloop naar dit overleg de betrokken partijen geïnformeerd over de stand van zaken haar opvattingen op belangrijke dossiers zoals het beleid met betrekking tot het vinden, binden en boeien van Brandweer Vrijwilligers. Uiteraard zijn ook de recente ontwikkelingen op het gebied van ‘Uitruk op Maat’ en de onderzoeken van de Inspectie Veiligheid en Justitie besproken.

Technische Briefing Uitruk op Maat
Op verzoek van de Vaste commissie Veiligheid en Justitie heeft de minister van VenJ op 1 november jl. een technische briefing georganiseerd over de brandweer, in het bijzonder het onderwerp ‘Uitruk op Maat’.  In het overleg ‘betrokkenheid werkvloer’ van 3 november jl. is door de voorzitter van Brandweer Nederland en de portefeuillehouder brandweer van het Veiligheidsberaad een korte terugkoppeling gegeven van deze technische briefing. Daarbij hebben wij onze verbazing uitgesproken over het feit dat de VBV, noch de vakorganisaties voor deze briefing een uitnodiging ontvangen hebben. Dat mag bij dit onderwerp overigens wel als typerend worden beschouwd.

Misverstand
Ook nu blijkt er sprake van een groot misverstand over de ‘betrokkenheid en inbreng van de VBV’ bij het landelijk kader ‘Uitruk op Maat’ en de opvolging ervan. Voor alle duidelijkheid: Die is er niet.
Om deze misverstanden uit de wereld te helpen is in voornoemd overleg door de VBV nog eens een heldere uiteenzetting gegeven over de situatie vanaf het moment van het her-clausuleren van artikel 3.1.5. van het Besluit veiligheidsregio’s in 2010 tot en met heden. Verwijzend naar artikel 3.1.5. en de nota van toelichting, zetten wij deze feiten voor u graag nog een keer op een rij:

Project Variabele voertuigbezetting
In tegenstelling tot de wens van de Kamer en de minister zijn de vakorganisaties en de VBV niet betrokken bij de start van het ‘project Variabele Voertuigbezetting’ in 2011. Nadat dit onder grote druk uit de Tweede Kamer, gesteund door een kritisch tussenrapport van de Inspectie, alsnog werd afgedwongen, werden tegen de afspraken in de (kritische) kanttekeningen van de werkvloer niet meegewogen in de rapportage. Dit heeft ertoe geleid dat de vakorganisaties en de VBV op 11 april 2012 formeel afstand hebben genomen van de project-resultaten. De standpunten van de bonden en de VBV zijn vervolgens opgenomen in een ‘naschrift’ in de rapportage over het project Variabele voertuigbezetting. Om alsnog de werkvloer bij het onderwerp te betrekken en de verbinding met de brandbestrijding te maken, heeft de VBV verdiepend onderzoek uitgevoerd, dan wel uit laten voeren. De resultaten ervan vormden mede de bouwstenen voor een onderzoek van het WODC, zoals aangekondigd door de minister van VenJ in zijn brief aan de Kamer (29517, nr.66).

WODC onderzoek
Dit WODC onderzoek leidde echter niet tot een eenduidig kader waarmee de effecten van variabele voertuigbezetting in kaart kunnen worden gebracht. Integendeel zelfs; het zette de deur wagenwijd open voor een wildgroei aan ‘pilots en experimenten’ in het land. De VBV heeft daarom de resultaten naast zich neergelegd en is vervolgens uit de klankbordgroep gestapt. Ook kwam aan het licht dat de projectleider van het WODC onderzoek, gelijktijdig ook projectleider was en daarmee direct betrokken was bij de opzet en invoering van het concept “TS2+TS4=TS6” in de regio Gooi en Vechtstreek en de invloed uit deze regio op de resultaten van het WODC onderzoek als buitenproportioneel bestempeld mochten worden. Dit riekt naar belangenverstrengeling en is evident in strijd met de verklaring van wetenschappelijk onafhankelijkheid zoals vereist is voor WODC onderzoek.

Landelijk kader ‘Uitruk op Maat’
In het kielzog van deze constateringen werd het ‘Landelijk kader uitruk op maat bij brand’ op 19 september 2014 plots als ‘hamerstuk’ opgevoerd in de vergadering van de Regionaal Brandweer Commandanten (RBC) en vervolgens op 28 november 2014 vastgesteld in het Veiligheidsberaad. Dit ‘kader’ stelt echter nauwelijks grenzen aan de vrije interpretatie en kwam wederom tot stand zonder enige inbreng van de vakorganisaties en de VBV. Wij hebben daarom dat kader objectief laten analyseren door een materiedeskundige. Zijn conclusies laten aan duidelijkheid niets te wensen over. Dat geldt ook voor het feit dat ondernemingsraden in de betrokken veiligheidsregio’s overwegend negatief hebben geadviseerd op de afwijking van de voertuigbezettingen en daaraan gerelateerde uitrukvarianten. Uiteraard hebben wij deze waarnemingen en onze opvattingen daarover gedeeld met het Veiligheidsberaad.

Dialoog
In plaats van deze zorgelijke ontwikkelingen een halt toe te roepen werd de oplossing gezocht in een “dialoog” tussen werkvloer en bestuur/management. Deze “dialoog” heeft tot op heden niet geleid tot veranderingen, integendeel; al onze inspanningen ten spijt blijkt er nog steeds geen eenduidige landelijke regie, ontbreken objectieve inzet-evaluaties, laat staan dat er sprake is van uniforme les- en leerstof en inzetprocedures voor afwijkende voertuigbezettingen. Het verhullen van deze feiten maakt een onderling vergelijk lastig, zo niet onmogelijk en schept geen basis voor vertrouwen.

Om deze reden zien wij geen rol voor de VBV in het project ‘Gegevensverzameling ‘Uitrukken op maat’. Dit hebben wij de projectleider in april 2016 schriftelijk medegedeeld en hem daarbij ook geattendeerd op het grote belang dat wij hechten aan de resultaten van de ‘QuickScan’ van de Inspectie VenJ naar het inzetsysteem met een SIV en een TS4 in de regio Gooi en Vechtstreek. Diezelfde projectleider was overigens verantwoordelijk voor de implementatie van dit omstreden inzetsysteem. Inmiddels is bekend dat de Inspectie om onduidelijke redenen ervoor kiest om publicatie van de onderzoeksresultaten uit te stellen tot de zomer van 2017. Wij hebben de minister en de Inspectie verzocht om de resultaten alsnog te publiceren en tot handhaving van de wettelijke bepalingen over te gaan.

Voorstellen
Wij hebben eerder onze ideeën over de toepassing van afwijkende voertuigbezettingen met de minister en het veld gedeeld. Echter; onze voorstellen vinden  geen gehoor en worden structureel genegeerd. Maar in tegenstelling tot de uitgangspunten in het landelijk kader ‘Uitruk op Maat’, kunnen onze ideeën leunen op wetenschappelijke onderbouwingen en op internationaal geaccepteerde uitgangspunten zoals die in de NFPA 1710 (het normeringsinstituut brandveiligheid c.a. van de USA) en de Duitse “Qualitätskriterien für die Bedarfsplanung von Feuerwehren” zijn opgenomen.

Maar de politiek/bestuurlijke drang om de wettelijke bepalingen voor voertuigbezettingen en opkomsttijden naar de prullenbak te verwijzen blijkt sterker. Dat de minister en zijn Inspectie Veiligheid en Justitie in dat streven de veiligheidsregio’s telkens de ‘helpende hand’ reikt, onze bedenkingen negeert en ons dan ook nog eens uitsluit van een technische briefing over het onderwerp, gaat ons begrip verre te boven.

Samengevat:
De besluitvorming over de inzet van afwijkende voertuigbezettingen ademt in hoge mate een sfeer van machtsmisbruik, manipulaties en intimidatie. Daarnaast is het opmerkelijk dat de minister een ‘Technische Briefing’ organiseert die wordt verzorgd door mensen die (m.u.v. de voorzitter van Brandweer Nederland) niet worden gehinderd door enige praktijkervaring.
Op basis van deze waarnemingen nemen wij nadrukkelijk afstand van ontwikkelingen die (aantoonbaar) onze brandweermensen en burgers onnodig in gevaar brengen. Dat betekent ook  dat wij nadrukkelijk afstand nemen van het landelijk kader ‘Uitruk op Maat’. De door de minister gewenste ‘landelijk gedeelde opvatting’ over afwijkende voertuigbezettingen, is daarmee verder weg dan ooit.