Redactie

VBV Brief aan informateurs

VBV-Brief aan informateurs

Bij het debat in de Tweede Kamer op 20 maart over het eindverslag van de informateur kwam naar voren dat bij de formatie van een nieuw kabinet in ons land adviezen van de werkvloer zullen worden opgehaald. Dat was voor de VBV het startpunt van het opstellen van een brief aan de informateurs over zaken die volgens ons voor de toekomst van de brandweer in Nederland – en Brandweer Vrijwilligers in het bijzonder – van belang zijn.

Wij hebben ons daarbij gericht op de volgende onderwerpen:

1 Uniformiteit van brandweer optreden / vergroten van de capaciteit op kazernes.

2 Wettelijke kwaliteitseisen voor brandweerzorg en rampenbestrijding.

3 Het versterken van onafhankelijk toezicht.

4 Een onafhankelijk platform voor arbeidsveiligheid.

5 Een onafhankelijk adviesorgaan op het gebied van brandweeronderwijs.

6 Rechtstreekse bekostiging van de veiligheidsregio’s door het Rijk.

7 Een sterke regierol voor de minister van Justitie en veiligheid.

Aan de hand van deze zeven onderwerpen hebben wij in onze brief aandacht gevraagd voor de brandweerorganisatie en de brandweermensen in ons land. Daarbij vragen wij eigenlijk om meer mensen, grotere groepen per kazerne om zo de paraatheid te verbeteren.

De kwaliteitseisen moeten ervoor zorgen dat we zoveel mogelijk op dezelfde manier werken en dat er voldoende potentieel is, ook bij grote en langdurige brandweerinzet.

Het toezicht op de organisatie door de Inspectie Justitie en Veiligheid kan volgens de VBV beter. Nu kunnen veiligheidsregio’s besluiten een aanbeveling van de Inspectie naast zich neer te leggen en dat kan volgens ons beter.

De arbeidsveiligheid en de gezondheid van brandweermensen verdient meer aandacht en datzelfde geldt voor het brandweeronderwijs. Wij pleiten voor onafhankelijk toezicht en betrokkenheid van de werkvloer hierbij in onze brief.

Doordat de brandweer gemeentelijk wordt betaald maar regionaal georganiseerd vinden wij dat er sprake is van een weeffout in democratisch toezicht bij de brandweer en dat daarom financiering door het Rijk en toezicht van de minister en de Tweede Kamer beter is voor de brandweerzorg in ons land.

Deze zaken hebben wij zorgvuldig toegelicht in onze brief. Daarbij hebben wij ook de bronnen waarop wij onze mening baseren vermeld door linkjes toe te voegen aan de brief. Zo proberen wij de belangen van onze achterban, de brandweermensen in Nederland te behartigen.

Dat zullen wij blijven doen, nu en in de toekomst. Daar kunnen onze leden en de andere brandweermensen in ons land op rekenen.

Marcel Dokter
Voorzitter

De volledige brief is hier te raadplegen.

 

Luistertip: Danique en Jorien staan hun mannetje bij de brandweer. Wie volgt?

In het KRO-NCRV radioprogramma ‘Spraakmakers’ op NPO Radio 1 gaven Danique Raaijmakers en Jorien ter Mors ‘vol passie en vuur’ een inkijkje in wat het voor hun betekent om bij de brandweer te zijn. Ook worden de bestaande vooroordelen over vrouwen bij de brandweer door Danique en Jorien op voortreffelijke wijze in een ander daglicht geplaatst. Beiden voelen zich op hun gemak bij de brandweer en ‘staan hun mannetje’. Danique bij de vrijwillige brandweer en Jorien in de 24-uurs beroepsdienst.

Veel mensen hebben een passie voor de brandweer. Mensen en dieren in allerlei noodsituaties helpen is immers het mooiste werk wat er is. Dat geldt niet alleen voor mannen, maar zeker ook voor vrouwen. Daarover zijn Danique en Jorien heel duidelijk en laten daarover geen enkel misverstand bestaan. Toch is het percentage van 6% vrouwen bij de brandweer in Nederland wel heel erg mager en niet bepaald een doorsnede van de maatschappij.

Dat vrouwen ondervertegenwoordigd zijn binnen de brandweer in Nederland weten we al een tijdje. De redenen zijn echter wat minder bekend. Maar wel recent onderzocht door het Nederlands Instituut Publieke Veiligheid (NIPV) in het kader van het landelijk Programma Vrijwilligheid. De onderzoekers concluderen onder meer dat met brandweervrouwen het improvisatievermogen van een brandweerploeg wordt vergroot en dat de sociale vaardigheden van brandweervrouwen een belangrijke meerwaarde vormen in de nazorg
na een ingrijpende incident. Het NIPV beschrijft ook kansrijke maatregelen om vrouwen te werven en te behouden voor de vrijwillige brandweer.
Het interview met Danique en Jorien vormt in elk geval een warm pleidooi en aanmoediging voor vrouwen om zich bij de brandweer te engageren.

We hebben weer iets bedacht!?

We schaffen het af want we hebben het bijna nooit gebruikt. We doen het weg want het komt bijna nooit voor. Dat zijn de argumenten die de laatste jaren in veiligheidsregio-land de boventoon hebben gevoerd. Als we het dan toch doen, dan het liefst vijfentwintig keer op een iets andere manier. Want, de autonomie van de veiligheidsregio gaat boven alles.

Op deze manier is de brandweer in Nederland ongeveer 30% kleiner geworden. De kazernes zijn er nog wel maar vaak staat er nog maar één rode auto in de schuur waar er vroeger twee of drie stonden. Het aantal brandweermensen per kazerne is daardoor ook kleiner. Telde de groep in het verleden vijfentwintig tot dertig vrijwilligers, nu zijn dat er dan zestien of achttien. Is dat erg? Niet zolang er geen grote calamiteiten zijn. Als het niet te groot is en niet te lang duurt dan is er niets aan de hand. Bieden we snel hulp en wordt de brand vaak in de kiem gesmoord.

Hierdoor lijkt het alsof alles prima voor elkaar is. Ondertussen zijn in de vijfentwintig veiligheidsregio’s de kantoren gevuld met stafmensen die veel praten over veiligheid en de afdeling communicatie legt uit dat het allemaal dik voor mekaar is. Ook het kennisinstituut (NIPV) onder regie van het Veiligheidsberaad komt met rapporten dat zaken zonder mankeren kunnen worden weggedaan.

Het meest recente voorbeeld daarvan is de aanstaande afschaffing van het waarschuwings- en alarmeringssysteem, het WAS. In het rapport van het NIPV “Een toekomst voor het WAS?” valt (op p.5) het volgende te lezen: “Het WAS bestaat al lange tijd, maar feitelijk kan het zich nauwelijks beroepen op grote successen, niet alleen in ons land, maar ook niet in de landen om ons heen”. Met andere woorden, niet nodig gehad dus doe maar weg.

Natuurlijk wordt ook in dit rapport de mogelijkheid geboden voor de autonomie van de veiligheidsregio: “Als één of enkele veiligheidsregio’s ervoor zouden kiezen het systeem nog in de lucht te willen houden, lijkt ons dat eerst en vooral een verantwoordelijkheid van de veiligheidsregio’s zelf”. Zo wordt ook hier weer een stukje van de bescherming van de bevolking en de redundantie van het alarmeringssysteem met het grootste gemak in de prullenbak gedaan, maar dan wel met een regionale afwijkingsbevoegdheid.

In Nederland is sinds het verdwijnen van de Bescherming Bevolking (B.B.) en het Korps Mobiele Colonnes (K.M.C.) de rampenbestrijding belegd bij de brandweer. Bij de overdracht van de taken is veel materiaal overgedragen aan de brandweer. Dit is in de afgelopen decennia allemaal verdwenen en niet meer vervangen. Grote aantallen brandweerspuiten en reddings-pelotons werden afgeschaft omdat het nooit werd gebruikt en de oorlogsdreiging was verdwenen.

Terwijl in landen om ons heen organisaties bestaan om in geval van nood te helpen moeten wij het in Nederland doen met een brandweerorganisatie die voornamelijk is ingericht op het kleinste maatgevende incident, de woningbrand. Want dat is lekker efficiënt. Slagkracht en redundantie worden wel met de mond beleden maar in de praktijk verdwenen tankautospuiten, hulpverlenings-  en redvoertuigen uit kazernes als sneeuw voor de zon.

In Duitsland kan naast de brandweer een beroep worden gedaan op de Technisches Hilfswerk (THW). Een enorme organisatie waar ruim 88.000 mensen actief zijn om anderen te helpen bij grote calamiteiten zoals overstromingen of aardverschuivingen.

Daarnaast kent de brandweer in Duitsland ook een veel groter potentieel en worden door de centrale overheid aanvullende brandweerauto’s ter beschikking gesteld in het kader van “Katastrophenschutz”. Dit is af en toe in Nederland zichtbaar bij grote natuurbranden. Zelf hebben wij onvoldoende capaciteit om deze grote natuurbranden te blussen. Dus net als tijdens de Covid pandemie met de Duitse IC bedden voor Nederlandse patiënten worden wij ook hier letterlijk uit de brand geholpen door onze buren. Wij doen dus ook bij brand een beroep op Duitsland en België. Vooral de Duitse brandweer komt dan met groot materiaal en mensen ons de helpende hand toesteken.

Maar wat nou als de oorlogsdreiging die volgens experts reëel is werkelijkheid wordt. Dan zullen de Duitse hulpverleners eerst en vooral in Duitsland worden ingezet en de Belgen in België. Wat doen wij dan in Nederland? Wat als hackers NL Alert platleggen en het luchtalarm is weggedaan? De brandweerauto’s zijn verdwenen en de brandweervrijwilligers wegbezuinigd of weggelopen? Is zelfredzaamheid van de burger in ons land dan het antwoord?

De VBV denkt dat het de hoogste tijd is voor meer aandacht en middelen voor de brandweer om te voorzien in adequate grootschalige hulpverlening. Niet op vijfentwintig verschillende manieren, alsjeblieft geen koninkrijkjes maar één robuust georganiseerd programma voor versterking rampenbestrijding. Daarnaast een landelijke campagne om aanvullende vrijwilligers te vinden en tenslotte een goed werkend waarschuwings- en alarmeringssysteem dat aanvullend is op NL Alert.

Daarvoor zal de VBV een oproep doen. Te beginnen met onze vraag aan de Tweede Kamer en de minister van Justitie en Veiligheid die hierover op 20 maart as. met elkaar in debat gaan. Deze week hoorde ik op Radio1 bij de Nieuwsbv een mooie column over hetzelfde onderwerp. Wij staan dus niet alleen in onze oproep maar het is wel echt de hoogste tijd. Want als defensie budgetten moeten worden verhoogd om het gevaar af te wenden, dan mag de brandweer niet verder worden uitgehold en afgebroken maar dan moet die juist worden versterkt.

Daar zal de VBV zich voor blijven inzetten, nu en in de toekomst.

Daar kunnen onze leden en de inwoners van ons land op rekenen.

Marcel Dokter
Voorzitter.

 

Zembla en PTSS bij de brandweer

De zorg en ondersteuning aan brandweermensen die trauma’s hebben opgelopen door hun werk schiet ernstig tekort. Zieke brandweermensen worden regelmatig aan hun lot overgelaten, blijkt uit onderzoek van Zembla. De reportage die Zembla daarover maakte droeg de toepasselijke titel ‘Opgebrand’ en is samen met ingrijpende persoonlijke verhalen van brandweermensen terug te zien via de website van Zembla.

Afgelopen zomer haalde het verhaal van oud-brandweerman Ruud Lohuis al het landelijk nieuws. Ook Ruud raakte getraumatiseerd door zijn werkzaamheden en voerde een jarenlange strijd om erkenning van wat hem is overkomen. Zijn klachten vonden geen gehoor bij zijn leidinggevenden en collega’s. Nadien ging Ruud gebukt onder herbelevingen en angsten, wat vervolgens heeft geleid tot de gestelde diagnose posttraumatische stressstoornis (PTSS). De rechter bepaalde vervolgens dat brandweermensen met PTSS hun werkgever sneller aansprakelijk kunnen stellen. Dat is een goede ontwikkeling, maar wat zegt dat eigenlijk over de rol van de werkgevers?

Wrange conclusie
De weigerachtige houding van sommige werkgevers in dit soort omstandigheden gaf de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (VBV) opnieuw aanleiding om dit onderwerp te agenderen en te pleiten voor een omslag in denken, maar vooral ook in het doen door de 25 veiligheidsregio’s. Want als het gaat om arbeidsveiligheidsbeleid bij de brandweer in het algemeen en de erkenning van beroepsziekten zoals PTSS in het bijzonder, geeft ‘Brandweer Nederland’ niet thuis of haalt nonchalant de schouders op.

De voorzitter van de Raad Commandanten en Directeuren Veiligheidsregio (RCDV) geeft tegenover Zembla toe dat getraumatiseerde brandweermensen al jarenlang onvoldoende hulp krijgen. “Dat is al 20 jaar zo. Dat is een wrange conclusie.” Maar deze wrange conclusie staat helaas niet op zichzelf. Terwijl veiligheid en gezondheid op het werk een wettelijke en maatschappelijke plicht is, constateren wij al jaren een zorgelijk vorm van passiviteit als het gaat om de zorgplicht van de werkgevers en het treffen van adequate maatregelen om te voorkomen dat brandweermensen in de uitoefening van hun werkzaamheden schade lijden door beroepsziekten of ongevallen.

Onverschilligheid?
Kenmerkend hiervoor zijn de bevindingen van de Arbeidsinspectie inzake veilig en gezond werken bij de brandweer en wat er sindsdien terecht is gekomen van de door het Veiligheidsberaad beloofde verbeteringen op het gebied van arbeidsveiligheid bij de brandweer. Maar in plaats van een adequate opvolging van de aanbevelingen, is met het gerommel met de ‘Arbocatalogus Brandweer’, het uitblijven van de voorgestelde gezondheidsmonitoring, het vastlopen van de Strategische doelstellingen van het Kenniscentrum Arbeidsveiligheid (KCAV) van het NIPV, c.q. het opheffen ervan per 1 januari 2022, en het feit dat nog slechts 3 van de 25 veiligheidsregio’s zijn aangesloten bij het Steunpunt Brandweer het thema arbeidsveiligheid bij de brandweer steeds verder naar de achtergrond gedirigeerd.

Dat geeft weinig vertrouwen en is geen fraai uithangbord voor het vinden en binden van brandweermensen.

Ondertussen heeft “Brandweer Nederland” in het kader van ‘schadebeperking’ een video opgenomen waarin met enige schroom wordt teruggekeken op de uitzending. Daarnaast haasten verschillende veiligheidsregio’s zich te benadrukken dat het allemaal wel meevalt en hoe goed ze de nazorg voor hun eigen personeel hebben ingericht.

Echter; door het ontbreken van betrouwbare statistische informatie is het onmogelijk om gevalideerde uitspraken te doen over de omvang en ernst van PTSS binnen de gelederen van de brandweer en het niveau van de nazorg.

Helaas is dat niet alleen bij PTSS het geval, maar bijvoorbeeld ook bij het registreren en leren van (bijna)ongevallen. Dat maakt dat we alleen maar kunnen gissen naar de feitelijke omvang van de problematiek en de kwaliteit van de geboden nazorg.

Brandweervrijwilligers
Een ander belangrijk, en helaas wat onderbelicht element is de positie van de brandweervrijwilligers bij het thema PTSS en beroepsziekten. Brandweervrijwilligers hebben weliswaar een aanstelling bij de veiligheidsregio, maar werken doorgaans bij een andere hoofdwerkgever, in een andere bedrijfstak. Vrijwilligers komen met hun gezondheidsklachten dan ook niet op het spreekuur van de bedrijfsarts van de veiligheidsregio, maar bij de Arbodienst van hun hoofdwerkgever en diens bedrijfstak.

Het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten heeft ons desgevraagd gemeld dat bij beroepsziektemeldingen tussen beroeps- en vrijwillige brandweermensen men afhankelijk is van de toelichting (vrije tekstvelden) die bedrijfsartsen geven bij het beroep. Daarnaast is het maar de vraag of de betreffende bedrijfsarts objectief kan vaststellen of de ziekte of aandoening het gevolg is van het werk bij de brandweer of zijn werk voor de hoofdwerkgever.

Mochten vrijwilligers na hun vertrek bij de brandweer klachten ontwikkelen of ziek worden als gevolg van hun werkzaamheden bij de brandweer, draait de hoofdwerkgever op voor het verzuim en de daaraan verbonden kosten en haalt de veiligheidsregio de schouders op.

Vinger op de zere plek
Nu Zembla met de reportage ‘Opgebrand’ op zeer indringende wijze de vinger op de zere plek heeft gelegd, stromen de reacties binnen. Overwegend weinig vleiend van aard.
Het gebrek aan empathie, dat in de uitzending door “Brandweer Nederland” aan de dag werd gelegd, wordt op de werkvloer als ronduit stuitend en beschamend ervaren. Bovendien kunnen we concluderen dat structurele oplossingen en concrete aanbevelingen tot verbeteringen, zoals bijvoorbeeld het Steunpunt Brandweer en de adviezen van de Arbeidsinspectie stelselmatig als ‘onverbindend’ ter zijde worden geschoven of zelfs volledig worden genegeerd, waarbij veiligheidsregio’s zich veelal verschuilen achter hun autonome bevoegdheden.

Die bevoegdheden leiden veelal naar eigen oplossingsrichtingen en interventiemethoden, waarvan de kwaliteit en effectiviteit niet onafhankelijk en objectief kunnen worden beoordeeld. Dat staat een uniforme en professionele aanpak in de weg. Terwijl getraumatiseerde collega’s moeten kunnen vertrouwen op professionele psychosociale ondersteuning, ongeacht of je een beroepsmatig of een vrijwillig dienstverband hebt en in welk deel van het land je woont.

Gevaarlijke optelsom
De optelsom van alle hierboven omschreven verschijnselen en gebeurtenissen wijst op een structureel probleem en vormt naar ons oordeel een serieuze bedreiging voor de veiligheid en gezondheid van onze brandweermensen.

Daarom vinden wij het de hoogste tijd voor de regering en Staten-Generaal om als wetgever een eind te maken aan de bevoegdheden die hebben geleid tot een mengelmoes van uiteenlopende (na)zorgniveaus in de 25 veiligheidsregio’s. Geen enkele brandweerman of -vrouw moet hoeven te vrezen voor de gevolgen als hij/zij onverhoeds ziek wordt en blijft als gevolg van zijn/haar werk bij de brandweer. De hoofdvraag blijft natuurlijk; welke maatregelen er nu concreet worden genomen om dat te bewerkstelligen en te verankeren in een landelijke regeling die brandweermensen houvast biedt. De gezamenlijke vakorganisaties hebben in september 2023 al een voorstel voor een landelijke regeling bij de werkgevers ingediend.

Daarnaast hebben we begrepen dat het onderwerp ook in de Tweede Kamer tot beroering heeft geleid. Wij wachten daarom met spanning af welke maatregelen de wetgever gaat nemen om brandweermensen, die zich vierentwintig uur per dag, zeven dagen in de week met hart en ziel inzetten voor de samenleving, te helpen wanneer ze zelf in de verdrukking komen.

Wordt vervolgd.

Uiteraard kun je ook voor vragen en/of opmerkingen over dit onderwerp contact met ons opnemen.

De brandweerzorg in Noord-Holland Noord piept en kraakt!?

De veiligheidsregio Noord-Holland Noord staat met de brandweer voor een aantal flinke uitdagingen, zo valt te lezen in het Meerjarenontwikkelplan Brandweer 2024-2027. Dat plan, en het (ontwerp)Beleidsplan 2024 – 2027, het Dekkingsplan 2024-2027 en de kadernota 2025 zijn half december verzonden naar alle 16 gemeentebesturen in de regio. In het Meerjarenontwikkelplan staat onder meer omschreven dat er ontwikkeling nodig is op het gebied van vakbekwaamheid, paraatheid en beschikbaarheid en dat er geïnvesteerd moet worden in de modernisering.

Nu de gevolgen (o.a. paraatheidsproblemen) van onverstandige beleidskeuzes en ingrijpende bezuinigingen op de slagkracht (materieel en personeel) van de brandweer in de VRNHN voor iedereen zichtbaar, en voor velen ook voelbaar worden, is een stevige kwaliteitsimpuls onvermijdelijk. De gevraagde investeringen zijn echter niet mals en krijgen in de media veel aandacht. De extra kosten voor de uitvoering van de ‘ontwikkelopgaven’ lopen namelijk in de miljoenen euro’s. Daarover moeten zich de gemeenteraden nu uitspreken en besluiten.

Daarnaast lezen we in de toelichting op de plannen, dat zonder deze extra investeringen er opnieuw een vergaand plan op tafel zal moeten komen om posten te sluiten en met het vrijgevallen budget de overgebleven posten op een voldoende wettelijk niveau te brengen. Wij vragen ons oprecht af of het hier gaat om een reële dreiging of een waanvoorstelling. De ervaren knelpunten en voorgestelde ontwikkelopgaven vragen in elk geval om een kritische beschouwing onzerzijds.

Omdat we de afgelopen tijd uit de VRNHN een toenemend aantal signalen ontvangen over haperende pagers, het opheffen van IBGS eenheden, twijfelende raadsleden en het verschuiven van administratieve ballast naar vrijwilligers, zijn wij uiteraard benieuwd naar de mening van onze achterban.  Kan met de voorstellen van de Bestuurlijke Adviescommissie Brandweerzorg en de korpsleiding de fijnmazige en hoofdzakelijk vrijwillige brandweerzorg toekomstbestendig worden versterkt?

De vraag is of de brandweermensen ‘urgenties’ zoals onvoldoende dekking en tekortkomingen in de vakbekwaamheid onderschrijven en denken dat met de voorgestelde maatregelen de ervaren problemen kunnen worden opgelost? Wordt bijvoorbeeld met het versterken van de beroepsorganisatie voorzien in de behoefte aan ondersteuning op de posten en het verbeteren van de paraatheid? En zijn de ‘rode draden’ uit de dialoogsessies allemaal te rangschikken onder de noemer ‘vakbekwaamheid’? Dat is niet het beeld dat uit het laatste belevingsonderzoek (2021) uit de VRNHN naar voren kwam.

Om goed inzicht te krijgen ontvangen wij graag de mening van de mensen op de werkvloer. Daarom hebben we een ‘Quick-Scan’ ingericht. Daar kunnen de betrokken brandweermensen eenvoudig en vertrouwelijk hun mening over de plannen in kwijt. Dat kan tot uiterlijk 1 maart aanstaande via deze link.

Hoe veilig werkt de brandweer?

Een onderzoeksteam van de Universiteit Twente publiceerde 1 december 2023 het rapport ‘Lessen van twee vuurwerkrampen’, dat in opdracht van de Tweede Kamer is opgesteld. Op 21 december 2023 gaven de onderzoekers, tijdens een technische briefing in de Tweede Kamer, een toelichting op het lijvige, 422 pagina’s tellende onderzoeksrapport. In dat rapport staan pijnlijke en zorgwekkende conclusies, die voor een deel door de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (VBV) in de afgelopen jaren al impliciet of expliciet zijn gemarkeerd.

Om het leervermogen van de rijksoverheid na fysieke rampen te versterken, worden in het rapport 15 handvatten voor de Tweede Kamer aangereikt. Deze handvatten gaan in op het versterken van het veiligheidsbeleid ten aanzien van vuurwerk, macht en tegenmacht, onafhankelijk toezicht en onafhankelijk onderzoek, en bestuurscultuur. In hoofdstuk 10 van het rapport worden de conclusies en handvatten nader toegelicht.

Wat leert de brandweer van ongevallen?
Waar het gaat om het veiligheidsbeleid ten aanzien van het operationeel optreden van de brandweer, is de VBV er alles aan gelegen om risico’s voor brandweerpersoneel beheersbaar te houden en zo veel mogelijk te verminderen. Niet in de laatste plaats omdat onder de vele slachtoffers die bij de vuurwerkramp te betreuren waren, ook de brandweermannen Paul Gremmen, Theo Hesselink, Hans van der Molen en Gerhard Oude Nijeweme hun inzet met de dood moesten bekopen en nog eens zeven brandweercollega’s ernstig gewond raakten.

Zij waren op de hoogte van de opslag van vuurwerk en dachten de bluswerkzaamheden relatief veilig te kunnen uitvoeren, maar werden door de onverwachte brandontwikkeling en de heftige explosies compleet verrast. Toch heeft niemand bij de brandweer de vinger op de zere plek gelegd. Want hoewel ernstige ongelukken bij incidenten ons geleerd hebben kritisch te zijn op de gevaarsaspecten, en de Inspectie JenV, de Nederlandse Arbeidsinspectie en de Onderzoeksraad voor Veiligheid een indrukwekkende hoeveelheid specifieke aanbevelingen hebben gedaan inzake de risico’s van het vak, is de arbeidsveiligheid in het algemeen, en het beheersen van risico’s voor brandweerpersoneel in het bijzonder, voor de meeste veiligheidsregio’s een ver-van-mijn-bedshow.

Er is nog steeds onvoldoende aandacht voor de veiligheid van brandweermensen. Tijdens het repressief optreden, maar ook bij oefeningen en keuringen. Ondanks de aanbevelingen van de Inspectie in 2004 is er tot nu toe geen (centrale) verzameling goede beschrijvingen van ongevallen bij de brandweer (casuïstiek) beschikbaar. Daarnaast ontbeert de ‘Arbocatalogus Brandweer’ de instemming van de werknemersorganisaties en is deze niet positief getoetst door de Arbeidsinspectie. Als laatste ‘wapenfeit’ is begin 2022 het Kenniscentrum Arbeidsveiligheid (KCAV) van het NIPV opgeheven. Wat er met de strategische doelstellingen en het budget (in 2021 nog € 900.000) voor de verbetering van de arbeidsveiligheid van de operationele hulpverleners is gebeurd is volstrekt onduidelijk.

Gelet op de twijfels over de gevaarsaspecten zijn vuurwerkbranden geen “business as usual”. De ervaringen en casuïstiek in binnen- en buitenland geven daar ook geen enkele aanleiding toe. In het bijzonder waar het gaat om de onvoorspelbare effecten, waaronder massa-explosiviteit. Daarom moeten brandweermensen kunnen vertrouwen op deugdelijke (blus)instructies die zijn afgestemd op de aanwezige risico’s. Daartoe hebben we immers in 2011 ons kennisinstituut in het leven geroepen.

Open vragen
Sinds de dag dat de ramp zich voltrok, is het dossier over de vuurwerkramp een veelbesproken kwestie en bleven veel prangende vragen onbeantwoord. Een klokkenluider vroeg op grond van eigen onderzoek zelfs om een parlementaire enquête. Tot op de dag van vandaag zijn mensen op zoek naar antwoorden op al deze vragen. Dat geldt ook voor de VBV. Zeker waar het gaat om het lerend vermogen van de brandweer met betrekking tot ongevalssituaties, waarbij brandweerpersoneel is betrokken. Zo zochten wij bijvoorbeeld tevergeefs naar een logische verklaring waarom regio’s verschillende blusinstructies en veiligheidsafstanden bij incidenten met vuurwerk hanteerden.

Toen in april 2018 in de Tweede Kamer vragen werden gesteld over de blusinstructie voor de brandweer bij vuurwerk en vuurwerkopslagplaatsen, en de antwoorden en een brief van de minister van Justitie en Veiligheid voor nog meer deining zorgden, heeft de VBV zich voorgenomen om definitief duidelijkheid te scheppen in de instructies voor de brandweer bij de bestrijding van branden met ontplofbare stoffen—waaronder vuurwerk. De noodzaak daartoe werd nog eens versterkt door de constatering van het Nederlands Instituut Publieke Veiligheid (NIPV, voorheen IFV) dat kennis van de gevaarzetting van vuurwerk in ons land beperkt is. En dat er in de hulpverleningsketen in ons land geen eenduidig beeld bestaat over (escalatie)risico’s en scenario’s met betrekking tot incidenten met vuurwerk.

Deze constatering, en het feit dat Brandweer Nederland ondanks de gerezen twijfels, geen redenen zag de blusinstructies bij de bestrijding van vuurwerkincidenten aan te passen, hebben ertoe geleid dat de VBV zelf veldonderzoek heeft verricht. Daarbij werd het ontbreken van eenduidige/uniforme blusinstructies bevestigd. Onze bevindingen hebben wij gedeeld met de ambtelijke organisatie van het ministerie en de vaste commissie Justitie en Veiligheid van de Tweede Kamer, die op 24 januari 2019 in haar procedurevergadering verzocht om de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) onderzoek te laten verrichten inzake onderzoek vuurwerkramp in Enschede.

Onze signalen werden ‘in Den Haag’ gelezen en gehoord, daarbuiten niet of nauwelijks. Een week na ons verzoek kwam de minister van Justitie en Veiligheid met een brief aan de Kamer. Daarin werd aangekondigd, ondanks het ongewijzigde standpunt van Brandweer Nederland, de (verschillende) blusinstructies nog eens op een rij te zetten en te bezien hoe deze zodanig zijn te uniformeren dat alle mogelijke onduidelijkheden en eventuele onnodige verschillen kunnen worden weggenomen. Op 14 februari 2019, exact 28 jaar na de vuurwerkramp in Culemborg, hebben wij onze bevindingen gepubliceerd middels een artikel ‘Vuurwerk blussen? Kijk uit!’ op onze website.

Ons enthousiasme over de toezegging van de minister was echter van korte duur. Gedurende het verloop van de onderzoeken, riep de weging van onze inbreng, en die van andere externe deskundigen, ernstige twijfels op over de gehanteerde onderzoeksmethoden. Verbazing was er ook over het ontbreken van relevante deskundigen en partijen, zoals TNO bij de (eenmalige) ‘expertsessie’.  Een werkwijze die volgens de VBV niet bijdraagt aan het vertrouwen om de risico’s voor brandweerpersoneel beheersbaar te houden en zo veel mogelijk te verminderen. Daarom hebben we op 25 oktober 2019 in een brief onze zorgen gedeeld met de minister van Justitie en Veiligheid.

Een krappe maand later (22 november 2019) werden de resultaten van de onderzoeken (brief met 3 rapporten als bijlagen) aangeboden aan de Tweede Kamer. In de beleidsreactie schrijft de minister dat er geen enkele twijfel mag bestaan over de risico’s en instructies voor hulpdiensten bij vuurwerkbranden. Dat vonden wij ook en nog steeds. Omdat niet alleen het NIPV, maar ook andere deskundigen en de VBV hebben gepleit voor aanvullend onderzoek naar de gevaarzetting van 1.3 vuurwerk (zogenaamd professioneel vuurwerk) zijn nadere afspraken gemaakt door de opdracht gevende ministeries, het NIPV, de brandweer, het RIVM, en de VBV. Die afspraak was dat praktijkonderzoek zou plaatsvinden, waarbij ook consumentenvuurwerk (klasse 1.4) zou worden betrokken.

Uitblijven praktijkproeven
Als gevolg van COVID-19 en andere perikelen liep de vaststelling van de geactualiseerde blusinstructie vertraging op, vond de aangekondigde themadag geen doorgang, en bleven de beloofde praktijkproeven om onduidelijke redenen uit. Dat hebben we kenbaar gemaakt in onze inbreng voor een commissiedebat in de Tweede Kamer op 27 mei 2021. Aan het eind van dat debat kwam de minister met de toezegging om op korte termijn te komen met de actuele stand van zaken rond de blusinstructie. De ‘Richtlijn Veilig optreden bij vuurwerk’ kwam, conform toezegging, op 16 juni 2021. In onze reflectie op het debat hebben we onze zienswijze gedeeld met de minister.

Op 21 juni 2021 werd in de Tweede Kamer de motie Leijten over het uitvoeren van een onafhankelijk onderzoek naar de vuurwerkramp ingediend. Verwijzend naar het lijvig rapport van dhr. Van Buitenen over eventuele misstanden bij de vuurwerkramp in Enschede en de afhandeling daarvan. De motie werd aangenomen en de opvolging (aanbesteding en begeleiden) van het onderzoek kwam in handen van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, die op 1 november 2022 opdracht heeft gegeven aan de Universiteit Twente om onafhankelijk onderzoek te doen naar de vuurwerkramp in Enschede.

Terwijl de minister van Justitie en Veiligheid in een brief van 21 maart 2022 aan de Tweede Kamer aangaf dat het brandweerpersoneel duidelijke handelingsperspectieven heeft voor de bestrijding van vuurwerkbranden, bleef de onduidelijkheid over de gevaarzetting bij consumenten vuurwerk voortbestaan. De ‘Kennissessie Voorbereiden op en bestrijden van vuurwerkbranden’ had tot doel het onderzoek van het NIPV, de ELO-module en instructie (nogmaals) breed onder de aandacht te brengen, maar bracht geenszins de gewenste duidelijkheid over de risico’s bij (opgesloten) vuurwerk in de klasse 1.4.

Zorgwekkende signalen
Op 18 januari 2023 ontving de VBV zorgwekkende signalen uit wetenschappelijke hoek, die melding maakten van onvolkomenheden in het NIPV onderzoeksrapport ‘Blusinstructies bij vuurwerk’. Die signalen hebben we kenbaar gemaakt aan het ministerie en de Tweede Kamer, met het verzoek om aanvullend onderzoek d.m.v. praktijktesten te steunen en te faciliteren. Tijdens het commissiedebat op 1 februari 2023, over Brandweer en crisisbeheersing, werd opnieuw aangedrongen op nader onderzoek ‘omdat we van iedere twijfel af moeten’, aldus een bezorgd Kamerlid.

In de brief van 1 maart 2023 gaf de minister van Justitie en Veiligheid aan geen toegevoegde waarde te zien van nog een aanvullend praktijkonderzoek. Over de gevaarzetting en mogelijke massa-explosiviteit van vuurwerk in de klasse 1.4 werd echter met geen woord gerept. Bovendien is daar ook geen praktijkonderzoek naar gedaan. Daarom heeft de VBV op 6 april 2023 haar standpunt nog eens verwoord in een notitie en verzonden aan het ministerie van Justitie en Veiligheid. Daaropvolgend werd op 17 april 2023 een overleg gepland tussen ministerie, NIPV, Brandweer Nederland, RIVM/TNO, dhr. Dahoe (Knowledge Center for Explosion and Hydrogen Safety) en de VBV, waarbij de bespreking van de ‘Richtlijn Veilig Optreden bij vuurwerk’ (en de onderbouwing ervan) centraal stond. De bespreking heeft helaas niet geleid tot consensus over de gevaarzetting van vuurwerk in de klasse 1.4 en passende blusinstructies.

Op 18 april 2023 werd een motie ingediend en aangenomen die de regering verzocht om te bezien of nader (praktijk)onderzoek naar de blusinstructies bij vuurwerk nodig is. Sindsdien bleef het stil. Tot het moment dat het onderzoeksteam van de Universiteit Twente haar rapport publiceerde.

Nieuw startpunt
De VBV is niet verbaasd dat een groot aantal van de constateringen die zij in de afgelopen jaren gedaan heeft impliciet of expliciet terug ziet komen in het rapport. De conclusies vormen tevens een bevestiging van onze waarnemingen dat het kwaliteitsfundament waarop brandweerzorg gestoeld zou moeten zijn in de afgelopen jaren sterk is afgebrokkeld, met ongewenste en negatieve gevolgen voor de kwaliteit van de brandweerzorg. De technische briefing met presentatie van het rapport in de Tweede Kamer markeert een nieuw startpunt bij de nadere oordeelsvorming over de leerpunten uit het rapport. De gesignaleerde veiligheidsproblemen vragen om bezinning en adequate maatregelen. Niet alleen in de Tweede Kamer, maar ook bij andere partijen, zoals onder meer de rijksinspecties, het ministerie van Justitie en Veiligheid, Brandweer Nederland en het NIPV.

De conclusies van het onderzoeksteam van de Universiteit Twente sluiten ook naadloos aan bij constateringen en aanbevelingen in het rapport van de commissie Muller. Of die problemen ook daadwerkelijk worden opgelost hangt af van de bereidheid om prioriteiten te stellen en keuzes te maken bij de aanstaande invulling van de Wvr. Daartoe heeft de VBV al verschillende keren een aanzet gegeven. Vanzelfsprekend ziet de VBV uit naar een nauwe samenwerking met de betrokken partijen om te komen tot een slagvaardig en toekomstbestendig stelsel waarin hoogwaardige brandweerzorg geboden kan worden en daarbij ook de risico’s voor brandweerpersoneel beheersbaar te houden en zo veel mogelijk te verminderen.

 

De Vakvereniging in 2024

Het nieuwe jaar is begonnen en zoals elk jaar met de discussie over agressie tegen hulpverleners en welke maatregelen dit vreemde fenomeen de wereld uit helpen. Ook dit jaar zal de VBV hier haar bijdrage aan proberen te leveren. Dit in de wetenschap dat gemakkelijke oplossingen in dit verband niet bestaan.

De duurzame inzetbaarheid van brandweermensen en het goed monitoren van hun gezondheid, daar zullen wij de komende tijd ook aandacht voor vragen. Volgens de VBV heeft onze huidige keuring heel weinig met het begrip ‘medisch’ te maken, terwijl dit wel in de naam is opgenomen. Periodiek Preventief Medisch Onderzoek. In een medisch onderzoek wordt volgens ons niet alleen fitheid, maar ook gezondheid onderzocht. Helaas is daarvan op dit moment geen sprake en dat moet dus anders. Wij pleiten ervoor dat de gezondheid wordt gemeten bijvoorbeeld door bloed en urine onderzoek en dat de gegevens worden vastgelegd en bijgehouden zodat een langjarig beeld ontstaat over de ontwikkeling van de gezondheid van brandweermensen.

Ook vinden wij dat wanneer mensen uitvallen met gezondheidsklachten zoals bijvoorbeeld PTSS dit veel beter moet worden bijgehouden en hulp geboden aan de brandweerman of vrouw in kwestie. Dit niet alleen voor beroepsmedewerkers, maar juist ook voor Vrijwilligers. Wij vinden dat veiligheidsregio’s hier goed werkgeverschap moeten tonen. Helaas is dit nu niet het geval en komen mensen in geestelijke nood er te vaak alleen voor te staan. Volgens de VBV moet dat anders en daar zullen wij ons in 2024 opnieuw hard voor maken.

Als het gaat over arbeidsveiligheid dan is ook de blusinstructie bij vuurwerkbranden een belangrijk onderwerp. Wij vragen al jaren om aanpassing en werden daarbij door ons kennisinstituut NIPV en Brandweer Nederland niet heel serieus genomen. Gelukkig heeft het onderzoek van de Universiteit Twente naar de vuurwerkrampen in Culemborg en Enschede de conclusie opgeleverd dat de huidige blusinstructie ontoereikend is en moet worden aangepast. Dus ook bij branden met opgeslagen consumenten vuurwerk is afstand en defensief optreden geboden in plaats van op 25 meter en offensief blussen. Er is bij dit onderwerp voor de brandweer in ons land dus nog veel te doen.

Als het gaat om brandbestrijding zullen wij ook in 2024 pleiten voor robuuste teams en slagkracht. Dus tenminste 6 brandweermensen met volledige opleiding in de tankautospuit naar een maatgevend incident. Geen verdere uitholling van de spullen en mensen per kazerne. Wij zullen blijven aandringen op voldoende tweede tankautospuiten in veiligheidsregio’s. Alleen op die manier kun je bij grote incidenten boven regionale hulp verlenen zonder kazernes leeg achter te laten. Want, om in voetbaltermen te spreken, er moet ook aandacht zijn voor de restverdediging. Als er in een andere regio hulp moet worden geboden bij grote incidenten, dan kan er in de eigen regio nog steeds een keukenbrand worden geblust.

Zo was het systeem ooit wel bedacht maar de uitgangspunten van dat systeem zijn in veel regio’s losgelaten. Meestal worden de uitgangspunten dan als “verouderd” bestempeld. De gerealiseerde bezuiniging, minder brandweer wordt dan als “toekomst bestendig” gekwalificeerd. Het resultaat van dit langjarige beleid heeft er voor gezorgd dat wanneer zich een grote natuurbrand in Nederland voordoet wij een beroep moeten doen op onze brandweer buren in Duitsland en België. Want wij hebben zelf onvoldoende bluscapaciteit om anderen te helpen en zelf nog restdekking te hebben. De VBV zal ook dit jaar aandacht blijven vragen voor slagkracht en volwaardige brandweerteams. Geen ‘brandweer light’ want daarvoor is het werk waarvoor de beroeps brandweermensen en brandweervrijwilligers worden gepiept te risicovol.

De aandacht van de Inspectie Justitie en Veiligheid voor bovengenoemde zaken is er wel, maar wij vinden dat aandacht alleen niet genoeg is. Als veiligheidsregio’s er ongestraft voor kunnen kiezen om adviezen en aanbevelingen van de Inspectie niet op te volgen, dat er dan iets aan het systeem mankeert dat moet worden gerepareerd. Hiervoor zullen wij de Tweede Kamer vragen actie te ondernemen.

In het eerder genoemde onderzoek naar de vuurwerkrampen werd de conclusie getrokken dat ons kennisinstituut, het NIPV, niet onafhankelijk is. Dat vinden wij ook en daar vragen wij al geruime tijd aandacht voor. De brandweerstatistiek was belegd bij het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) en daar hoort het maken van statistieken volgens de VBV ook thuis. Want onafhankelijk en daar heeft men kennis van statistiek. Inmiddels is het NIPV al jaren bezig om de weggevallen statistiek zelf te organiseren. Wat ons betreft onvoldoende want de cijfers kloppen regelmatig niet en een volledig beeld ontbreekt. Daarnaast is het niet onafhankelijk en lijkt het er volgens de VBV op dat sommige informatie ook liever niet inzichtelijk wordt gemaakt. Bijvoorbeeld over wegbezuinigde voertuigen en repressief personeel. Wij vinden daarom dat het NIPV los moet komen te staan van het Veiligheidsberaad en Brandweer Nederland. Dus ook hier is er voor de brandweer en de VBV nog veel werk aan de winkel.

De VBV zal blijven ijveren voor veiligheid, kwaliteit en slagkracht. Want wij zijn trots op het werk dat de brandweermensen in ons land doen en wij vinden dat dit werk vraagt om voldoende mensen en middelen. Wij zijn er ook van overtuigd dat de burgers in ons land die veiligheid waarderen en verlangen wanneer de nood aan de man is.

Daarvoor gaan wij opnieuw aan de slag. Daar kunnen alle brandweermensen en vooral de leden van de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers op rekenen. Wij wensen u een veilig jaar toe.

Marcel Dokter
Voorzitter

VBV Kerstgroet 2023

Beste vrienden van de VBV,

De kerstboom in huis en dus is het jaar 2023 bijna voorbij, tijd voor een terugblik. Voor onze Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers is het een bijzonder jaar geweest.
Als gevolg van onze deelname aan het Programma Vrijwilligheid en ons project om de positie van de postcommandant te ondersteunen, zijn wij overal in het land op bezoek geweest. Heel veel persoonlijke gesprekken gevoerd met postcommandanten, leden van ondernemingsraden en Brandweer Vrijwilligers.

Daarnaast waren er natuurlijk weer veel momenten waarop de VBV werd benaderd door leden van de vereniging omdat er in hun regio iets bijzonders aan de hand was. Zo was er in Zeeland het plan om twee kazernes samen te voegen op een locatie die voor de Vrijwilligers slecht bereikbaar was. Zo werd dan een prima functionerende groep Vrijwilligers buitenspel gezet in een veiligheidsregio waar de brandweerzorg al een aantal keren door de minister en de Inspectie als onvoldoende is gekwalificeerd. Gelukkig is het discutabele plan inmiddels van tafel.

In Brabant-Zuidoost trokken leden van de VBV aan de bel over de uitvoering van de keuring (PPMO) en andere Vrijwilliger onvriendelijke zaken, waarover wij nog steeds in gesprek zijn met die veiligheidsregio.

In Noord-Holland Noord moest de brandweer ook toekomstbestendig worden gemaakt. Zo worden bezuinigingen bij de brandweer tegenwoordig vriendelijk omschreven. De uitkomst van het plan was helaas veel minder vriendelijk, twee kazernes zouden worden gesloten, in andere kazernes zou voortaan structureel worden gewerkt met manschappen die niet volledig zijn opgeleid, “de brandweerassistent”. Tenslotte moesten een aantal kazernes verder als “First Responder” posten. Hier was het dan de bedoeling om een tankautospuit zonder HV-gereedschap en ademlucht-toestellen uit te rusten en de bevelvoerder kreeg ook een gedevalueerde cursus om leiding te geven bij de “First Response” klussen. Het blussen van een brand in een woning voor deze eenheid mocht maximaal de omvang van een prullenbak hebben. Zo ontstond dus de term “prullenbak brandweer”. De weerstand  onder Vrijwilligers en gemeenteraadsleden was groot. De VBV werd om hulp gevraagd en ons ledental in die regio steeg explosief.

Over explosief gesproken, de VBV vraagt al jaren om praktijkonderzoek naar het gedrag bij brand bij de opslag van consumenten vuurwerk, om zekerheid te krijgen over de blusinstructie. Onlangs verscheen het onderzoek van de Universiteit Twente (dus niet van TNO, zoals in sommige regio’s ten onrechte wordt betoogd) naar de vuurwerkramp in Enschede en Culemborg in opdracht van De Tweede Kamer. Volgens het onderzoeksteam kan opgeslagen consumentenvuurwerk zich massa-explosief gedragen. Daarmee is volgens de onderzoekers de blusinstructie van de brandweer voor dit soort branden dus onveilig en moet die worden aangepast. Een andere in het oog springende uitkomst van het onderzoek is de conclusie dat volgens de onderzoekers het Nederlands Instituut Publieke Veiligheid (NIPV) onafhankelijk moet worden gemaakt van het Veiligheidsberaad (VB), dat ook de veiligheidsregio’s bestiert. De VBV juicht dat initiatief toe. Want het voorkomt: “wij van het VB en NIPV adviseren het VB en het NIPV”.

In de veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland ontstond een geschil met de gemeente Putten. Hier was het voornemen om de tweede terreinvaardige tankautospuit weg te bezuinigen en te vervangen voor een klein bosbrand bestrijdingsvoertuig. Dit in een gebied waar midden in de bosrijke omgeving verzorgingstehuizen en andere bijzondere objecten zijn gehuisvest. Heel bijzonder was het dat op de dag van de zitting van de geschillencommissie, een onderzoeksrapport van het NIPV (Natuurbrandsignaal ’23) verscheen dat wij ons in de toekomst moeten voorbereiden op oncontroleerbare natuurbranden. De VBV constateert dat wij in Nederland bij grote natuurbranden inmiddels al de hulp van Duitsland en België moeten inroepen. Zelf kunnen wij geen hulp aan andere landen bieden omdat de restdekking er dan niet meer is. Want tweede tankautospuiten zijn inmiddels veelal wegbezuinigd inclusief de vrijwilligers. Wij zullen daarom blijven vragen voor versterking van de slagkracht in plaats van het steeds verder wegbezuinigen ervan.

In Lunteren laten de Brandweer Vrijwilligers aan de hand van prachtige filmpjes het mooie werk van de brandweer zien op YouTube. Door een klacht over privacy werd het plaatsen van deze indrukwekkende films stilgelegd en ook hiervoor heeft de VBV zich ingezet. Gelukkig is de zaak door de veiligheidsregio Gelderland Midden opgelost en inmiddels verschijnen er regelmatig prachtige beeldverslagen van het brandweerwerk. Heel indrukwekkend zijn de laatste twee afleveringen van een zolderbrand en nitreuze dampen bij een opslag van gekuild veevoer. Volgens de VBV is dit de mooiste reclame voor het Vrijwilligerswerk bij de brandweer. Die waardering is in het commentaar uit binnen- en buitenland steevast te lezen.

Wat bij die YouTube films heel goed in beeld komt is hoeveel mensen er hard moeten werken om bij een woningbrand (maatgevend incident) de zaak onder controle te krijgen. Het bevestigt volgens de VBV het beeld dat de bezetting van zes man in de tankautospuit bij zo’n maatgevend incident het absolute minimum is, minder is onverantwoord want onveilig.

Een aantal nieuwe ontwikkelingen zoals PFAS in brandweerkleding en duurzame inzetbaarheid van brandweermensen vragen inmiddels om aandacht. Ook de afstand tussen management en werkvloer, die steeds weer blijkt uit onderzoeken en bijvoorbeeld heel zichtbaar is in de 2Doc documentaire ‘Brandmeester’ over het werk bij de brandweer in Amsterdam, vraagt volgens de VBV om een “call to action”. Niet alleen onderzoeken en evalueren maar wat gaan we er aan doen? Daar zal de VBV zich in het komend jaar opnieuw voor inzetten, daar kunnen alle brandweermensen in ons land en onze leden in het bijzonder op rekenen.

De VBV wenst u mooie kerstdagen en een rustige, veilige jaarwisseling toe. Daarna een gezond en gelukkig nieuwjaar.

Marcel Dokter,
Voorzitter.

Meldpunt gezondheidsschade brandweer

PFAS bij de brandweer!?
Uit recente onderzoeken in de Verenigde Staten (VS) blijkt dat verhoogde niveaus van PFAS (Per- en polyfluoralkylstoffen) waargenomen zijn in bloedmonsters van brandweerlieden. Studies brengen de blootstelling aan PFAS in verband met de ontwikkeling van kanker en andere gezondheidseffecten.
Het RIVM geeft aan dat PFAS een effect kunnen hebben op het immuunsysteem, op het cholesterol in het bloed, effecten op de lever geven en nier- en testiskanker veroorzaken. Of PFAS daadwerkelijk gezondheidseffecten geven, hangt onder andere af van hoeveel PFAS mensen binnen krijgen over de tijd. Bij de brandweer worden PFAS sinds de jaren zestig gebruikt in blusschuim en sinds de jaren negentig in uitrukkleding.

Uitzending EenVandaag

Het nieuws- en actualiteitenprogramma EenVandaag besteedde 28 november jl. ruim aandacht aan bezorgde brandweermensen die willen weten wat het effect van schadelijke PFAS-chemicaliën in onder meer blusschuim en uitrukkleding is op hun gezondheid. Naar aanleiding van deze uitzending ontvingen wij verontrustende berichten van brandweermensen. Ze vragen zich af of er een verband zou kunnen zijn tussen hun ziektebeeld en de blootstelling aan PFAS in blusschuim en uitrukkleding bij de brandweer. Op de website van de European Environment Agency (EEA) zijn de effecten van PFAS op de menselijke gezondheid op een begrijpelijke wijze weergegeven.

Tegenstelling
In de betreffende uitzending van EenVandaag was een prominent toxicoloog van oordeel dat de beroepsmatige blootstelling aan PFAS bij de brandweer extra aandacht verdient. De woordvoerder van de Raad van Commandanten Directeuren Veiligheidsregio (RCDV) gaf desgevraagd aan zich geen zorgen te maken over de blootstelling van brandweermensen aan PFAS. Dat is met het oog op de verontrustende signalen uit de VS en de in de Arbowetgeving vastgelegde zorgplicht van de werkgever een opvallende tegenstelling die wij graag nader onderzocht willen zien.

Ontbrekend inzicht
Onze inspanningen moeten er voor zorgen dat er op een juiste manier wordt omgegaan met de aanwezigheid en risico’s van PFAS. Bovenal willen we dat er passende maatregelen genomen worden om de gezondheidsrisico’s voor brandweermensen tot een minimum te beperken. Anderzijds lijkt het aannemelijk dat in Nederland, net als in de VS, brandweermensen lijden aan ernstige gezondheidsproblemen die mogelijk verband houden met hun werkzaamheden bij de brandweer. Door middel van het inrichten van een meldpunt willen we eerst een goed beeld krijgen van de omvang van de omschreven problematiek en casuïstiek.

Oproep
Wij roepen (oud)brandweermensen op die gezondheidsproblemen zoals een verminderd immuunsysteem, verhoogde cholesterol waarden in het bloed, leverschade, nier- of testiskanker hebben die door een arts zijn vastgesteld en die met een voldoende mate van waarschijnlijkheid kunnen worden toegeschreven aan zijn of haar werk bij de brandweer, zich te melden. Twijfel over een mogelijk verband tussen de gezondheidsproblemen en het werk bij de brandweer is een factor die het signaleren en melden van deze ziekten belemmeren. Daarom roepen wij ook de collega’s op die twijfelen over een mogelijk oorzakelijk verband met hun werkzaamheden bij de brandweer om zich te melden. Ook kunt u hier uw (persoonlijke) vragen stellen. Indien wenselijk neemt de dossierhouder contact met u op. Meldingen, vragen en opmerkingen worden altijd zorgvuldig en vertrouwelijk behandeld. (ga hier naar ons meldformulier)

VBV Standpunt inzake PFAS bij de brandweer

Blusschuim
De brandweer gebruikt voor het blussen van vloeistof- en vloeistofcombinatiebranden sinds jaar en dag blusschuim. Dat blusschuim wordt geproduceerd door lucht te mengen met een schuimoplossing die water en een speciaal schuimconcentraat bevat. In vakjargon wordt dit schuimconcentraat SVM (schuimvormend middel) genoemd. Om de werking van het blusschuim te verbeteren zijn in dat schuimconcentraat jarenlang fluorcomponenten (PFAS) toegepast. PFAS is een verzamelnaam voor chemische stoffen met koolstof-fluorverbindingen. Deze fluorverbindingen kunnen een risico vormen voor de gezondheid van mensen en het milieu.

Vanwege deze risico’s, en omdat fluorverbindingen uit blusschuim steeds vaker worden teruggevonden op plaatsen waar ze niet thuishoren, moeten de brandweerkorpsen binnen afzienbare tijd al het fluorhoudend blusschuim vervangen door nieuwe soorten blusschuim zonder fluor. De discussie over het gebruik van PFAS in blusschuim bij de brandweer gaat nu in de kern over de onomkeerbare effecten op het milieu en mensen die PFAS met zich meebrengen.

Nieuwsbericht
Toen in 2017, in verschillende landelijke dagbladen het nieuwsbericht “Brandweer gebruikt giftig blusschuim” verscheen, ontstond er bezorgdheid bij brandweermensen. Vooral omdat in het betreffende nieuwsbericht het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) stelde dat fluorhoudend blusschuim zeer schadelijk is en mogelijk kankerverwekkend. In het bericht werd de zorgwekkende opvatting van het RIVM bekrachtigd door twee prominente toxicologen.

In de Tweede Kamer kreeg het nieuwbericht ook ruime aandacht. Na een verzoek van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu om een reactie op het bericht en antwoorden op een lijst met vragen van Kamerleden, kwam de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, met een brief en antwoorden op de gestelde vragen. Sommige van deze antwoorden geven nu aanleiding tot een nadere beschouwing. Met name waar het gaat om de gezondheidsrisico’s voor brandweermensen die jarenlang tijdens hun werkzaamheden in meer of mindere mate zijn blootgesteld aan fluorhoudend schuimconcentraat.

Brandweerkleding
Een bijkomend probleem is dat fluorhoudend schuimconcentraat niet de enige bron is van blootstelling aan PFAS. Ook de uitrukkleding van brandweermensen is aangemerkt als een potentiële bron van blootstelling aan PFAS. In de Verenigde Staten hebben brandweermensen en andere hulpverleners al individuele rechtszaken aangespannen tegen meer dan 40 fabrikanten van brandweerkleding, waaronder bekende namen als 3M en DuPont. De materialen die zich het dichtst bij de huid van de brandweerman/vrouw bevonden leken met de jaren meer PFAS af te geven.

Internationaal onderzoek
Ondanks het feit dat de schadelijke effecten van PFAS in de media steeds meer aandacht krijgen, en uit internationale onderzoeken blijkt dat de zorgen over de blootstelling aan PFAS bij de brandweer en het gezondheidsrisico voor brandweermensen niet geheel onterecht zijn, lijken de werkgevers (de besturen van de veiligheidsregio’s) nog weinig vorderingen te hebben gemaakt om deze zorgen weg te nemen. Bijzonder in dat opzicht is dat van het gebruikte PFAS-houdende schuimconcentraat een boekhouding moet worden bijgehouden, maar dat het monitoren of brandweermensen ziek worden van hun werk, niet of nauwelijks van de grond komt en (arbeidsgerelateerde) gezondheidsklachten veelal onder de radar blijven. Betrouwbare data waarmee in de toekomst antwoord gegeven kan worden op vragen over relaties tussen blootstelling aan gevaren en gezondheid ontbreken.

Veiligheid en gezondheid van brandweermensen voorop
Voor de VBV staat de veiligheid en gezondheid van brandweermensen voorop. Volgens de Arbowet is de werkgever verantwoordelijk voor het treffen van maatregelen die de arbeidsrisico’s voor zijn medewerkers zoveel mogelijk beperken. Het is de hoogste tijd dat de werkgevers vaart maken met het invullen van deze verantwoordelijkheid.