Redactie

Inzicht in de capaciteit van de brandweer door goede statistiek

Inzicht in de capaciteit van de brandweer door goede statistiek

Een beter inzicht in de kerncijfers van de brandweer was weer een onderwerp in de vergadering van de RCDV (Raad Commandanten en Directeuren Veiligheidsregio). Het Haalbaarheidsonderzoek Verbreding Kerncijfers Brandweer was het agenda onderwerp. Deze cijfers hebben de belangstelling van de Tweede Kamer en het ministerie van Justitie en Veiligheid. Vooral omdat de minister van Justitie en Veiligheid de Tweede Kamer eind 2021 geen inzicht kon bieden in de ontwikkeling van de capaciteit van de brandweer in de afgelopen tien jaar. Een gezamenlijk beeld van de landelijke slagkracht ontbreekt. Zo concludeerde ook de Commissie Muller in 2020 bij de evaluatie van de wet op de veiligheidsregio’s.

Hoewel Brandweer Nederland, het NIPV (Nederlands Instituut Publieke Veiligheid) en hun voorgangers al sinds 2008 de ambitie hebben uitgesproken om de brandweerstatistiek te verbeteren, is van de opbrengst – ondanks alle inspanningen en de extra kwaliteitsimpuls – in de afgelopen 15 jaar niet veel terecht gekomen. Zeker wanneer dit wordt vergeleken met de statistische informatie van andere hulpverleningsdiensten in Nederland, zoals het dataportaal van de politie en het Sectorkompas Ambulancezorg van Ambulancezorg Nederland. Ook de statistiek van de brandweer in ons buurland geeft een beter inzicht dan bij ons.

In het verleden was de brandweerstatistiek van het Centraal Bureau Statistiek (CBS) uitgebreider, gebruiksvriendelijker en duidelijker dan het dashboard ‘Kerncijfers Incidenten’ van het NIPV. De dashboards ‘Kerncijfers veiligheidsregio’s’ zijn weliswaar een stap in de goede richting, maar nog steeds onvolledig. Zo ontbreekt bijvoorbeeld het inzicht in de uitgaven aan de brandweer en een helder beeld van de inspanningen aan de “voorkant” van het brandweerwerk (risicobeheersing, Brandveilig Leven enz.) Ook is het aantal personen dat een niet-repressieve taak vervult in de veiligheidsregio’s onbekend. Bovendien wordt onvoldoende inzicht gegeven in de specifieke kenmerken van de branden (mens-, gebouw- en brandkenmerken). Dit inzicht is onontbeerlijk voor het ontwikkelen van passend beleid op dit gebied. Zelfs in het plan voor de verbreding van de kerncijfers zijn bovengenoemde aspecten niet opgenomen.

Ondanks dat het Verbond van Verzekeraars recent wel met inzichten kwam over stalbranden, zijn de aanbevelingen van de Inspectie JenV om natuurbranden inzichtelijk te maken, is deze informatie via de dashboards van het NIPV voor het publiek tot op de dag van vandaag niet te raadplegen.

De VBV is van mening dat met een beetje moeite en goede wil de ontwikkeling van de capaciteit van de brandweer wel degelijk in beeld is te brengen. Voor het verkrijgen van een actueel inzicht van voertuigen die in gebruik zijn bij de brandweer in Nederland hebben wij een beroep gedaan op de informatie van de vrijwilligers van de stichting Fire & Safetyfora en de beheerders van de voertuigendatabase. Voor de data uit het verleden hebben wij teruggegrepen op datasets uit de brandweerstatistieken in de historische collectie ven het CBS. Zo ontstond een helder beeld in de neerwaartse spiraal van het personeel en materieel en daardoor de slagkracht van de brandweer in ons land.

De repressieve sterkte (slagkracht) van de brandweer in 1996 ten tijde van het project versterking brandweer bestond uit 1500 tankautospuiten, 190 redvoertuigen en 320 hulpverleningsvoertuigen. Het personeelsbestand bestond toen uit 26.505 personen (4123 beroeps en 22.382 vrijwilligers) in repressieve dienst (bron: CBS). Sindsdien blijkt deze slagkracht aanzienlijk te zijn verminderd. Per 1 januari 2022 bedraagt het totaal aantal personen in repressieve dienst 22.492 personen. Dit is een afname van 15% (4013 personen) in vergelijking met 1996.

De afname van het materieel bij de brandweer (destijds keurig inzichtelijk via CBS) is nog aanzienlijker. Het aantal tankautospuiten daalde 20% (afname 300 stuks) tot 1200, redvoertuigen met 25% (afname 50 stuks) tot 140 en het aantal hulpverleningsvoertuigen met 60% (afname 195 stuks) tot 125 voertuigen. Volgens de VBV is deze forse reductie van slagkracht de oorzaak waarom wij in Nederland niet meer in staat zijn grote natuurbranden zelf te bestrijden zonder de hulp van buurlanden in te roepen. Kunnen wij andere landen in Europa geen bijstand verlenen wanneer zij om hulp vragen. In ieder geval kan de conclusie worden getrokken dat van de beoogde versterking van de brandweer in 1996 voor wat betreft repressie niets terecht is gekomen en de capaciteit inmiddels ver beneden de ondergrens voor langdurige hulpverlening terecht is gekomen.

Zorgwekkende daling aantal brandweermensen in 2021

Uit de cijfers van het NIPV blijkt dat in 2021 sprake was van een forse daling van het aantal personen in repressieve dienst ten opzichte van 2020. Dit aantal daalde met maar liefst 601 personen. Indien deze cijfers correct zijn betekent dat één van de grootste dalingen in het aantal personen in repressieve dienst sinds het CBS deze cijfers via StatLine publiceerde. Het NIPV, dat in opdracht van het veiligheidsberaad sinds 2018 gegevens over repressief personeel verzamelt, kwam echter met een verrassend milde duiding van deze ontwikkeling: “De cijfers over 2021 zijn in lijn met die over voorgaande jaren.”

Waarom deze ontwikkeling bij het onderzoek naar vertrekredenen van vrijwilligers uit veiligheidsregio’s over het hoofd is gezien, is voor de VBV niet verklaarbaar. Wij concluderen dat sinds de start van het Programma Vrijwilligheid (met als doel het werven en behouden van vrijwilligers bij de brandweer) het totaal aantal actieve vrijwilligers in de repressieve dienst bij de brandweer met 1194 vrijwilligers is gedaald. Dat betekent dat wij blijkbaar nog niet op de goede weg zijn.

Tenslotte vraagt de VBV zich af waarom er zo lang wordt doorgemodderd op de ingeslagen weg van het zelf verzamelen en duiden van statistische gegevens. Juist omdat alle stakeholders: Tweede Kamer, Ministerie JenV, Veiligheidsberaad en de veiligheidsregio’s zelf behoefte hebben aan grondige en betrouwbare statistische gegevens als basis voor solide beleid. Daarom pleit de VBV voor het opnieuw beleggen van deze taak bij het Centraal Bureau Statistiek.

Wij zijn verheugd dat de motie in de Tweede Kamer waarin de regering wordt verzocht om in samenwerking met het CBS en het NIPV er voor zorg te dragen dat op een wetenschappelijk verantwoorde wijze kan worden voorzien in de essentiële kerncijfers over de brandweer met algemene stemmen is aangenomen.

De VBV zal er voor pleiten dat voor het verzamelen en publiceren van de kerncijfers wordt gekozen voor StatLine: de gebruiksvriendelijke statistische applicatie van het CBS. Dit net zoals dat gebeurt bij de data van de politie.

Wij zijn heel benieuwd naar het vervolg en zullen onze achterban daarover blijven  informeren.

Bijzondere woningbrand in Ursem (NH)

(© cartoon Frank Muntjewerf)

In de nacht van 26 op 27 februari werd de brandweer gealarmeerd voor een woningbrand aan de Walingsdijk in Ursem. Bijzonder was dat het bij deze brand ging om de woning van de postcommandant van de brandweerpost Ursem. Hij en zijn gezin werden wakker van de rookmelder en konden het brandende pand gelukkig op tijd verlaten. Maar de schade en de impact zijn groot. Wij wensen Larry en zijn gezin dan ook heel veel sterke bij het verwerken van deze ingrijpende gebeurtenis en een voorspoedig herstel van de schade.

Een tweede bijzonderheid is dat de brandweerpost in Ursem met sluiting wordt bedreigt op grond van een brandweerorganisatieplan met innovatieve inzetconcepten zoals de ‘brandweerassistent’, de ‘First-responder eenheden’ en de SI-2, een snel interventievoertuig met een 2-persoonsbezetting. Deze plannen hebben bij de vrijwilligers op de posten in de veiligheidsregio Noord- Holland Noord (VRNHN) – en ver daarbuiten – tot grote onrust geleid.

Een derde bijzonderheid bij deze nachtelijke woningbrand was dat naast de tankautospuit (TS) van de post Ursem, ook het Snel Interventie Voertuig (SI-2) uit Heerhugowaard werd mee gealarmeerd. Om 03:53:49 uur om precies te zijn. De TS van Ursem was zo’n 2 minuten eerder ter plaatse dan het ‘Snel Interventie Voertuig’ uit Heerhugowaard. Dat is gezien de geografische ligging van de uitruklocaties ten opzichte van het brandadres ook een logische volgorde van aankomst.

Minder logisch is de alarmering van een tweepersoons Snel Interventie Voertuig voor een daadwerkelijke (door de melder bevestigde) woningbrand. Vooral omdat bij maatgevende incidenten zoals een woningbrand niet alleen snelheid, maar vooral ook slagkracht (voldoende mensen en middelen) een doorslaggevende factor is voor een adequate en doeltreffende incidentbestrijding. Derhalve had de gelijktijdige alarmering van een tweede dichtbij gesitueerde tankautospuit van Avenhorn meer voor de hand gelegen als uitrukvoorstel bij dit incident. Die eenheid werd echter pas om 04:01:11 gealarmeerd na het nader bericht ‘middelbrand’ van de eerste TS.

Vanuit brandweerkundig perspectief voldoet de inzet van een SI-2 bij maatgevende incidenten (zoals bijvoorbeeld een woningbrand) niet aan de maatschappelijke vereisten ten aanzien van het niveau van de brandweerzorg en de veiligheid en gezondheid van het brandweerpersoneel zoals bedoeld in het Besluit veiligheidsregio’s. Om deze reden is op landelijk niveau door de Raad van Commandanten en Directeuren Veiligheidsregio (RCDV) met de vakorganisaties afgesproken dat de inzet van tweepersoons eenheden bij maatgevende scenario’s niet meer is opgenomen in het bijgesteld landelijk kader Uitruk op Maat (UoM) omdat dit als ‘inherent onveilig’ is gekwalificeerd.

Opmerkelijk maar niet verrassend is het feit dat de VRNHN de inzet van een SI-2 als ‘innovatief inzetconcept’ heeft voorgelegd aan het Algemeen Bestuur en de 52 brandweerposten terwijl dat in andere regio’s al als achterhaald concept uit de dekkingsplannen is geschrapt. Maar zover is de VRNHN blijkbaar nog niet. Het vigerende dekkingsplan, dat bijna 10 jaar geleden is vastgesteld, is ook achterhaald en voldoet niet aan de wettelijke bepalingen. Dat heeft de Inspectie Justitie en Veiligheid in 2018 al geconstateerd. De daaruit voortvloeiende aanbevelingen van de Inspectie, en de voorwaarden die de stelselverantwoordelijk minister van Justitie en Veiligheid in juli 2019 heeft gesteld aan alle veiligheidsregio’s, strekken tot verbetering van de veiligheid van burgers en brandweermensen in Nederland. Deze zijn echter tot nu toe niet door de VRNHN opgevolgd. Daarom hebben we op 25 januari jl. de Inspectie Justitie en Veiligheid en de commissaris van de Koning (opnieuw) opgeroepen om passende maatregelen te treffen.

Resumerend is daarom de vraag; waarom bij een woningbrand in Ursem voor bijstand eerst een SI-2 (bestelbusje met twee brandweermensen) uit Heerhugowaard wordt gealarmeerd en pas 7 minuten later een volwaardige brandweereenheid (tankautospuit met 6 brandweermensen) uit het dichtbij gelegen Avenhorn, uiterst relevant. Toch leidt deze vraag, die wij via een van onze social media kanalen en plein public stelden aan de VRNHN, bij een enkeling niet in goede aarde te zijn gevallen. Dat kan, mag en vinden we ook helemaal niet erg. Wij nodigen ook iedereen graag uit om het vakinhoudelijk met ons oneens te zijn. Daarover gaan we dan, gesteund door onze 437 leden in de VRNHN, ook graag openlijk het vakinhoudelijke gesprek met die enkeling aan.

Soms maken wij het verschil

Valerie en RoyBrandweer Vrijwilligers zijn “gewone” mensen die soms bijzondere dingen doen. Vrijdagavond was zo’n moment dat er van die “gewone” mensen weer iets bijzonders werd gevraagd. Want om tien over half elf, ging de pieper af voor de melding auto te water op de Ter Aarse Zuwe.

Ter plaatse lag een auto op zijn kop in een smalle sloot met de bestuurder er nog in. Razendsnel werd door de brandweer een lijn vastgemaakt aan de auto en trokken ambulance personeel, politieagenten samen met Brandweer Vrijwilligers uit Vinkeveen en Wilnis de auto rechtop. Daarna werd de bestuurder de auto uit getrokken en op het droge geholpen. Wonder boven wonder kwam de bestuurder er zonder kleerscheuren van af. Zo maakten wij vrijdagavond met elkaar het verschil tussen leven en dood.

Twee van die “gewone” mensen die bijzondere dingen doen zijn Valérie en Roy. Zij verpleegkundige op de ambulance, hij werkt bij een bedrijf in bouwmaterialen. Allebei zijn zij Brandweer Vrijwilliger, de één in Vinkeveen, de ander in Wilnis. Zij kennen elkaar al sinds de jeugdbrandweer en gisterenavond hielpen zij met een tiental andere hulpverleners een man ontsnappen aan de dood. Ook al betekende dat een nat (brandweer)pak in een vieze prutsloot.

Tijdens de supersnelle inzet was er spanning en stress, iedereen stond strak van de adrenaline. Na afloop was er ontspanning, ontlading en de tevreden glimlach. Aansluitend een goed gesprek in de kazerne van Vinkeveen.

Als u denkt dat zoiets misschien eens in de honderd jaar gebeurt dan heeft u het mis, half december gebeurde tussen Vinkeveen en Wilnis op een andere spekgladde weg naast een andere sloot precies hetzelfde, auto ondersteboven in het water met de bestuurder er in. Ook toen door een razendsnelle bevrijdingsactie van de Brandweer Vrijwilligers samen met politie en ambulance een goed resultaat.

Dat goede resultaat kan natuurlijk alleen maar als wij er in Nederland voor zorgen dat de brandweer een fijnmazige vrijwilligersorganisatie blijft met een kazerne in elk dorp. Daar vaak als laatst zichtbare en aanwezige overheidsorganisatie met een club goed opgeleide en getrainde “gewone” dorpsgenoten die anderen in nood de helpende hand toesteken. Voor zo’n hulpverleningsorganisatie zal de VBV blijven pleiten.

Voor de “gewone” mensen overal in ons land, de Brandweer Vrijwilligers die anderen in nood helpen zet de VBV zich in. Omdat wij ervan overtuigd zijn dat daardoor onze samenleving mooier en sterker is. Wij denken dat de (vrijwillige) brandweer meer aandacht en slagkracht nodig heeft om dit belangrijke werk te kunnen blijven doen. Niet alleen voor auto’s te water, maar ook voor basis brandweerzorg, incidentbestrijding met gevaarlijke stoffen, natuurbrandbestrijding enz.

Wij vinden ook dat het na jaren van steeds een beetje minder aan de basis, steeds minder brandweerauto’s en Brandweermensen het in de kazernes overal in ons land een beetje meer moet. Want dan kunnen wij deze prachtige vorm van burenhulp door “gewone” mensen tot in lengte van jaren volhouden. Daar geloven wij in en daar strijden wij voor, nu en in de toekomst. Daar kunt u op rekenen en ons aan houden.

Marcel Dokter
Voorzitter

 

‘Vervelend’ (maar we gaan wel door) deel 2

Na een wat rustige periode in de plannenmakerij van de veiligheidsregio Noord-Holland Noord (VRNHN), kwam begin december weer beweging in het dossier. Ook blijkt uit de vele reacties en het bezoek dat we hebben gebracht aan de VRNHN, dat de gemoederen allerminst bedaard zijn. Het door de 16 gemeentebesturen gewenste structurele herstel van vertrouwen in de organisatie, lijkt daarmee nog ver weg.

Nadat 21 november 2022 de ingestelde toetsingscommissie constateerde dat de opdracht om het concept dekkingsplan te toetsen niet kon worden uitgevoerd, hebben wij op 9 december 2022 in een brief aan de landelijk portefeuillehouder gesteld dat de toepassing van de ‘innovatieve inzetconcepten’ (FR/SK, brandweerassistent en SI-2) in de VRNHN niet voldoet aan de vigerende wet- en regelgeving en daarom ook niet past in een dekkingsplan dat kan voldoen aan huidige en toekomstige regelgeving. De signalen duiden erop dat de regio het eerder ingeslagen pad vooralsnog niet wenst te verlaten.

De voorzitter van de toetsingscommissie trok dezelfde conclusie en heeft deze ook kenbaar gemaakt aan de opdrachtgevers. Kort voor de kerst (20 december 2022) werd de klankbordgroep geïnformeerd over de rode draden en geluiden vanuit de posten. De inventarisatie van de dialoogsessies leverde voor ons geen verrassingen op. Vooral omdat dezelfde ‘rode draden’ ook terug te vinden zijn in de resultaten van de belevingsonderzoeken in 2017 en 2021. De vertaalslag naar de plannen van het management vergt meer aandacht. Vooral vanwege het gehanteerde proces. Als de 52 inzendingen uit de dialoogsessies vertrouwelijk blijven, is elke uitkomst mogelijk. Echter, transparant en navolgbaar is dat proces niet. Maar dat zagen we in juni 2022 al aankomen.

Half januari 2023 stond er een prominent artikel met de titel ‘Vaker langs brandweerpost’ in het Noord-Hollands Dagblad. De boodschap was dat de ‘noodgedwongen gesprekken’ op de 52 posten naar meer smaken. Daar zijn wij het van harte mee eens. Overigens wel met de kanttekening dat na de landelijke belevingsonderzoeken in 2017 en 2021, ook een regiobeeld van de regio Noord-Holland Noord is opgeleverd. Daarmee kunnen de kritische ‘geluiden van de werkvloer’ absoluut geen verrassing zijn voor de directie en het bestuur van de VRNHN. Door de resultaten uit 2021 met die uit 2017 te vergelijken, kan bovendien inzicht worden verkregen in welk opzicht de beleving op de werkvloer in de VRNHN in de afgelopen jaren is veranderd. Wellicht geprikkeld door ons Twitterbericht n.a.v. het krantenartikel, kregen we tot onze verrassing een half jaar na onze brief aan het Algemeen Bestuur, nog een reactie van de voorzitter. Waarvoor dank.

Ronduit verrassend was ook de informerende bijeenkomst over de brandweer voor de gemeenteraad van Hollands Kroon op 17 januari jl. Met de verstrekte informatie werden de aanwezige raadsleden en het publiek – op z’n zachtst gezegd – op een bijzondere wijze geïnformeerd.
Want er bestaan namelijk geen ‘landelijke afspraken’ over de inzet van brandweerassistenten. En, in tegenstelling tot de bewering van de brandweerfunctionaris van de VRNHN, is de samenstelling van de basisbrandweereenheid niet gewijzigd sinds juni 2022. Het bagatelliseren van de uitkomsten van de belevingsonderzoeken in de VRNHN vormde de spreekwoordelijke ‘kers op de taart’. De regiobeelden van de VRNHN uit 2017 en 2021 geven immers een helder beeld van hoe de brandweermensen dachten en denken over de organisatie. Dat de beleving van de werkvloer wezenlijk kan verschillen met die van het management, hebben de burgers en brandweermensen in Noord-Holland Noord in mei 2022 allemaal kunnen ervaren.

Deze ontwikkelingen hebben ons ertoe gebracht om de gang van zaken in de VRNHN onder de aandacht van de toezichthouders te brengen.

Betere arbeidsveiligheid bij de brandweer!?

Brandweermensen gaan letterlijk door het vuur voor de veiligheid van de burgers. Maar hoe zit het eigenlijk met de veiligheid en gezondheid van onze brandweermensen? De gevaren waarin brandweermensen zich begeven bij de bestrijding van branden en ongevallen, waarbij een veelheid aan giftige stoffen vrijkomen, zijn divers én evident. De grote vraag is of onze mensen voldoende zijn beschermd tegen de invloeden van deze stoffen op hun gezondheid? En hoe gaan de 25 werkgevers om met het uitvoeren van het Arbobeleid bij de brandweer?

Na een gedegen onderzoek classificeerde het International Agency for Research on Cancer (IARC), een orgaan van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), op 1 juli 2022 de beroepsmatige blootstelling als brandweerman/vrouw als “kankerverwekkend voor de mens”(Groep 1). Deze nieuwe evaluatie geldt voor alle brandweerlieden (zowel beroeps als vrijwilligers, zowel mannen als vrouwen). Op verzoek van onze Britse collega’s van de Fire Brigade Union (FBU), heeft de University of Central Lancashire (UCLan) een onafhankelijk vervolgonderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn nu gepubliceerd en ondersteunen de uitspraak van de WHO. Uit de bevindingen blijkt dat brandweerlieden aanzienlijk meer kans hebben om te overlijden aan kanker, hartaanval, beroerte en verschillende andere ziekten.

Ook in Nederland weten we al geruime tijd dat rook en roet zeer schadelijk zijn. Ook voor de gezondheid van brandweermensen. Het RIVM publiceerde in 2007 een onderzoeksrapport over de emissies van schadelijke stoffen bij branden. Ook na de zeer grote brand bij Chemiepack in Moerdijk in 2011 deed de Arbeidsinspectie uitgebreid onderzoek naar de oorzaak van gezondheidsklachten bij een groot aantal hulpverleners. De Arbeidsinspectie concludeerde dat er tijdens de brand onvoldoende aandacht is geweest voor veilige werkwijzen en procedures en eiste nadere maatregelen bij alle hulpverleningsdiensten.

In de beleidsreactie op het rapport van de Arbeidsinspectie geeft de Minister van VenJ aan de besturen van de veiligheidsregio’s te hebben aangesproken op hun verantwoordelijkheid. Het was vooral de bedoeling om alle medewerkers bij de brandweer goed voor te lichten over mogelijke risico’s en ook hun arbeidsomstandighedenbeleid te toetsen met behulp van de door de Arbeidsinspectie vermelde aandachtspunten. Daartoe behoort onder meer een goede risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) en plan van aanpak.

Ondanks de vermaning van de minister en eerdere overtredingen, constateerde de Arbeidsinspectie in juni 2015 dat de brandweer nog steeds onzorgvuldig omspringt met de eigen veiligheid; alle 19 geïnspecteerde veiligheidsregio’s bleken te weinig maatregelen te hebben getroffen om de arbeidsrisico’s te beperken. In de factsheet van de Arbeidsinspectie werd uitgebreid stilgestaan bij onder meer verontreinigde kleding, de inrichting van de kleedruimtes en beroepsziekten omdat bij de meeste veiligheidsregio’s een beoordeling van de mogelijke risico’s van de verontreiniging van de huid door het lange tijd dragen van brandweerkleding na langdurige aanwezigheid in zware rook- en roetomstandigheden en andere gevaarlijke of kankerverwekkende stoffen ontbrak.

Bij de brandweer in Amsterdam was er echter wel degelijk aandacht voor deze risico’s. Drie Amsterdamse brandweerlieden bezochten in Noorwegen een congres over beroepsziekten bij brandweerpersoneel. Uit talloze onderzoeken bleek dat de rook waar brandweerlieden in werken, ook via de huid naar binnen komt – en daarmee dus ook de kankerverwekkende stoffen. Dat was een eyeopener op het gebied van arbeidshygiëne, wat resulteerde ineen goed bezochte  informatiebijeenkomst over arbeidshygiëne bij het IFV en het opstellen van een landelijke handreiking om voor, tijdens en na brand schoner te werken om zo de blootstelling aan de gevaarlijke stoffen in rook en roet te reduceren. Sindsdien zijn onder het motto “Schoner werken” bij de brandweer in Nederland veel beschermende maatregelen genomen.

Ook het televisieprogramma ‘De Monitor’ besteedde in september 2015 uitgebreid aandacht aan de ontwikkelingen bij brandweer in het kader van hun onderzoek ‘ziek door mijn werk’. Het vormde de aanleiding voor een branchebrede wake-up call. Maar daar bleef het niet bij. De bevindingen van de Arbeidsinspectie zorgden ook in de Tweede Kamer voor gespreksstof. Bij het onderwerp ‘arbeidsveiligheid’, in een brief aan de Kamer, gaf de Minister aan de besturen van de veiligheidsregio’s (wederom) te hebben opgeroepen snel meer aandacht te besteden aan de inventarisatie en evaluatie van de belangrijkste risico’s en het arbobeleid beter in hun organisaties te borgen. Ook is het de Minister met de Arbeidsinspectie eens dat er landelijk meer uniformiteit moet komen in de aanpak van de Arbo risico’s en dat de brandweer leert van incidenten. Dat is ook de strekking van de antwoorden van de Minister, mede namens de Minister van SZW op Kamervragen over onveiligheid en beroepsziekten bij de brandweer. Een ingediende motie om goede zorg voor beroepsgerelateerde ziektes bij brandweer- en ambulancepersoneel (wettelijk) te regelen werd helaas verworpen.

In antwoord op de bevindingen van de Arbeidsinspectie en de oproep van de Minister, werd door Brandweer Nederland, in samenwerking met de vakbonden en de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers, ingezet op de ontwikkeling van een landelijke uniforme aanpak van de Arbo risico’s, gericht op het verbeteren van de veiligheid, gezondheid en welzijn van de operationele brandweermensen. Terwijl in november 2009 al werd geconcludeerd dat een arbocatalogus een belangrijke bijdrage kon leveren om de geschetste problemen bij de brandweer aan te pakken, stond de invoering van een Arbocatalogus Brandweer in 2015 nog steeds op de agenda en werden diverse projecten opgestart die gezamenlijk moesten leiden tot een nieuwe, modulair opgebouwde Arbocatalogus voor de brandweer.

Om bij de brandweer in Nederland het kennisniveau, de kennisopbouw en de kennisontsluiting rond het thema arbeidsveiligheid naar een hoger plan te tillen ging bij het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) in 2015 het Kenniscentrum Arbeidsveiligheid (KCAV) van start met een literatuuronderzoek naar rook als beroepsrisico bij de brandweer. In het Jaarplan 2016 van het IFV werd hierop voortgebouwd met de ambitie om de veiligheidsregio’s te faciliteren bij de voorbereiding op de meest veilige arbeidsomstandigheden tijdens repressie. Het is immers in ons aller belang dat onze mensen zo gezond en veilig mogelijk hun belangrijke werk kunnen blijven doen.

Daarom lag de focus van het KCAV in 2016 en 2017 op de vier thema’s: persoonlijke beschermingsmiddelen, arbeidshygiëne, beroepsziekten en fysieke en mentale weerbaarheid. Daartoe werd (aanvullend) onderzoek gedaan naar de effecten van blootstelling aan rook op de gezondheid van brandweerpersoneel, de vervuiling en reiniging van beschermende kleding en de validiteit van onderdelen van het periodiek preventief medisch onderzoek (PPMO). Nadat het KCAV in 2017 al flink aan de weg had getimmerd werd ook in 2018 onder meer stevig ingezet op onderzoek naar de blootstelling aan rook. De brandweer vindt het van belang om naast de gezondheid per individu ook de blootstelling aan gevaren die schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid gedurende de loopbaan vast te leggen. Daartoe werd tussen september 2017 en augustus 2018 het project ‘Gezondheidsmonitoring bij de brandweer’ uitgevoerd. Ook het KCAV kwam in 2018 met een soortgelijke doelstelling in een eigen  strategienota. Verder heeft Brandweer Nederland in samenwerking met het RIVM en het IFV een instrument ontwikkeld waarmee het mogelijk is te leren van (bijna)ongevallen. Zo kan de brandweer de veiligheid van medewerkers verder verbeteren en nieuwe ongevallen voorkomen.

Omdat de vakbonden en de VBV sinds december 2017 niet meer werden betrokken bij het dossier arbeidsveiligheid bij de brandweer, maar in juli 2018 wel de totstandkoming van een Arbocatalogus Brandweer werd gepresenteerd, hebben de gezamenlijke vakorganisaties bij brief van 3 februari 2020 de portefeuillehouder Arbeidsveiligheid van Brandweer Nederland verzocht om uitleg en een gesprek. Een reactie van Brandweer Nederland bleef helaas uit. De Arbeidsinspectie daarentegen reageerde wel met een brief. De inhoud van deze brief deed de wenkbrauwen van de betrokken vakbondsbestuurders fronsen. Die van ons eveneens. Vooral omdat na de laatste bijeenkomst van de adviescommissie arbeidsveiligheid in 2017, geen van de vakorganisaties meer betrokken is geweest bij het indienen van de Arbocatalogus Brandweer en andere deelcatalogi. Daarmee rees de vraag wie er namens de vakorganisaties had getekend voor akkoord? Uiteindelijk bleek dat hiervoor dezelfde handtekeningen waren gebruikt die op 16 december 2015 waren gezet onder een eerder exemplaar van de Arbocatalogus. Dat exemplaar voldeed echter niet aan de eisen van de Arbeidsinspectie.

Toen op 17 september 2021 ook het ‘Bijgestelde landelijk kader Uitruk op Maat’ ambtelijk werd vastgesteld door de Raad van Commandanten en Directeuren Veiligheidsregio (RCDV), wederom zonder daarbij de vakorganisaties en de VBV te betrekken, was dat voor hun de druppel die de emmer deed overlopen. Op 16 november 2021 werd een stevige brief verzonden aan de verantwoordelijke partijen met de prangende vraag; wie nu op landelijke schaal de collectieve belangen van het brandweerpersoneel behartigt? Bijvoorbeeld het arbeidsomstandighedenbeleid?

Daartoe hebben we begin 2022 ook navraag gedaan bij het Kenniscentrum Arbeidsveiligheid van het NIPV. Daaruit bleek dat het KCAV sinds 2022 niet meer bestaat. Wat er in de nieuwe organisatie van het NIPV met de strategische doelstellingen en de jaarlijkse Rijksbijdrage (in 2021 nog € 900.000) voor de activiteiten van het KCAV en de plannen van Brandweer Nederland op het gebied van arbeidsveiligheid is gebeurd en nog gaat gebeuren is tot nu toe in nevelen gehuld. Wij zijn het zicht op de resultaten en activiteiten rond belangrijke thema’s zoals bijvoorbeeld het registreren en leren van (bijna)ongevallen, arbeidshygiëne, fysieke en mentale weerbaarheid en beroepsziekten volledig kwijt. Behoudens een budget van € 555.000 voor het Kenniscentrum Arbeidsveiligheid (?), ontbreekt die duidelijkheid ook in het Jaarplan NIPV 2023. Daarom hebben de gezamenlijke vakorganisaties een zienswijze op het Jaarplan en de begroting 2023 van het NIPV verzonden aan het Algemeen Bestuur van het NIPV.

Duidelijke antwoorden op de door ons gestelde vragen of een reactie van het Algemeen Bestuur van het NIPV kwamen er tot nu toe niet.  Derhalve kunnen we alleen maar gissen naar welke thema’s en speerpunten uit de strategienota volledig zijn uitgewerkt. Ook weten we nog steeds niet wie namens de werknemers heeft ingestemd met de gepubliceerde (delen van de) Arbocatalogus, richtlijnen en handreikingen en de daaruit voortvloeiende afspraken en voorschriften. Ons aller belang is dat onze mensen zo gezond en veilig mogelijk hun belangrijke werk kunnen blijven doen. Omdat de behoefte aan duidelijkheid op het gebied van arbeidsomstandigheden zeer groot is, blijven we aandringen op antwoorden op onze vragen en zoeken naar oplossingen.

Wordt vervolgd.

 

Plannen voor herstructurering en minder brandweerkazernes in Zeeland?

De gemeente Kapelle bijt de spits af!

Op de website van de PZC verscheen op 17 juli ’22 een bericht met de titel: ‘Onrust bij brandweer over mogelijke samenvoeging korpsen Wemeldinge en Kapelle’. In dat bericht staat dat de twee brandweerkorpsen allerlei verhalen hebben gehoord over het samenvoegen van de twee kazernes met een nieuwe gemeentewerkplaats, waardoor er dus één kazerne zou moeten verdwijnen. Het gaat hier echter niet alleen om geruchten. Het gaat óók niet om de onrust onder de brandweermensen, maar vooral om de consequenties van dit plan voor de inwoners van de gemeente Kapelle en die van Wemeldinge in het bijzonder. Het plan tot samenvoegen vormt naar ons oordeel een onnodige bedreiging voor het professioneel en slagvaardig optreden van de brandweer en daarmee de veiligheid van zowel burgers als brandweerpersoneel.

Tijdens het vragenuurtje (agendapunt 5) in de vergadering van de Kapelse gemeenteraad van 12 juli ’22 werd duidelijk dat het geruchtencircuit over de samenvoeging en de beoogde locatie al een tijdje op gang is. De vraag dringt zich op waarom, ondanks de toezegging in december 2021 en de gevoeligheden, de gemeenteraad en de brandweervrijwilligers niet eerder zijn geïnformeerd over dit plan? De vrijwilligers zijn immers de ervaringsdeskundigen bij uitstek en zonder deze vrijwilligers is er helemaal geen brandweerzorg in de gemeente Kapelle. Bovendien zijn andere gemeenten, zoals bijvoorbeeld Vlissingen, heel transparant in onderzoeken naar de operationele brandweerzorg in de eigen gemeente. Een duidelijk antwoord op deze vraag en de schriftelijke vragen van Gemeentebelang en het CDA kwam er evenwel niet. Ook niet op de vraag wie dit plan heeft bedacht. Wel gaf de portefeuillehouder aan dat de veiligheidsregio Zeeland (VRZ) volop bezig is met plannen voor een herstructurering en minder kazernes.

Dat is bijzonder. Want dat staat in schril contrast met de doelstellingen van de VRZ in het Beleidsplan 2022-2025. Op p. 13 van dit op 24 februari 2022 door het Algemeen Bestuur vastgestelde en door de Zeeuwse gemeenteraden geaccordeerde beleidsplan staat immers dat de VRZ de huidige kwaliteit van de brandweerzorg in Zeeland minimaal wil behouden. Met het oog op de rol van de gemeenteraad bij het vaststellen van de doelen die de gemeente betreffende de brandveiligheid en de werkwijze en kwaliteit van de brandweerzorg nastreeft (artikel 3a van de Wet veiligheidsregio’s), is het bovendien opmerkelijk dat de veiligheidsregio Zeeland (VRZ) niet alle 13 gemeentebesturen binnen de VRZ met dit vraagstuk heeft benaderd. Want de VRZ zal haar beleid op het gebied van de operationele brandweerzorg niet uitsluitend afstemmen op de wensen van de gemeente Kapelle. Daarin hebben de gemeenteraden van de overige 12 gemeenten immers ook een belangrijke rol.

Andersom is het opmerkelijk dat het college van Kapelle de VRZ heeft gevraagd om een beoordeling van de samenvoeging, zonder daarbij de gemeenteraad en de vrijwilligers te informeren dan wel te betrekken. Het is links of rechtsom een nogal vreemde gang van zaken. Vooral omdat het samenvoegen en sluiten van posten in 2015 de Zeeuwse gemoederen nogal heeft beziggehouden en dit ook nu kan rekenen op de nodige kritiek uit de lokale samenleving. Bovendien kun je brandweerkazernes – in tegenstelling tot een gemeentewerkplaats – niet lukraak verplaatsen en is Zeeland op grond van haar uitgestrektheid, de grote risico’s en de moeilijke infrastructuur, aangewezen op een fijnmazig netwerk van kazernes.

Beoordeling
Voor een objectieve, vakinhoudelijke beoordeling van het plan om de twee posten in de gemeente Kapelle samen te voegen is het van belang om een reeks relevante uitgangspunten en ontwikkelingen te betrekken bij dit vraagstuk, dat gaat over de kwaliteit van de brandweerzorg, een voor de inwoners van Zeeland, instellingen, ondernemers, toeristen en de omliggende regio’s, essentiële publieke voorziening.

Om te beginnen met een terugblik op de inhoud van een stevige brief van de minister aan de VRZ uit 2012 n.a.v. een onderzoek naar de opkomsttijden door de Inspectie Justitie en Veiligheid (Inspectie JenV). Omdat de brandweer in de VRZ slechts in 47% van de incidenten voldeed aan de in de wet gestelde normtijden, en daarmee de opkomst van de brandweer onvoldoende was geborgd, verzocht de minister in deze brief de VRZ met klem om de opkomsttijden te verbeteren en de daartoe noodzakelijke stappen te nemen. Opvolgend onderzoek van de Inspectie in 2013 leerde dat de VRZ (zie p.106) met het project ‘Maatwerk in Brandweerzorg’ (MiB) wilde komen tot een dekkingsplan dat voldoet aan de wettelijke eisen uit de Wet veiligheidsregio’s. De VRZ gaf zelf aan met dit project de brandweerzorg op een robuuste, toekomstbestendige wijze te organiseren, met aandacht voor de specifieke risico’s, ligging van en omstandigheden in Zeeland.

In de gemeente Kapelle werd de beoogde inrichting van de brandweerzorg besproken tíjdens de raadsvergadering van 21 april 2015. Op pagina 3 van de onderliggende ‘bespreeknotitie’ werd door de VRZ geadviseerd om de posten Kapelle en Wemeldinge te handhaven. Uit deze notitie blijkt ook dat de risicoscore voor de kern Wemeldinge met een score van 2.1 hoger ligt dan voor de kern Kapelle (2.0). In 2018 zou het risicobeeld opnieuw worden beoordeeld. Ondertussen ontving de Inspectie Justitie en Veiligheid verschillende signalen dat de uitgangspunten of uitwerkingen van MiB niet zouden voldoen aan de wet- en regelgeving op het gebied van de basisbrandweerzorg. Daarop verrichtte de Inspectie JenV een zogenaamde ‘QuickScan’. Tot ieders verbazing concludeerde de Inspectie JenV in december 2015 dat ondanks ‘sommige onzekerheden’ bij de uitwerking, ‘Maatwerk in Brandweerzorg’ een belangrijke verbetering in de repressieve brandweerzorg in Zeeland bewerkstelligd kon worden.

De inkt van het Inspectierapport was amper droog of de volgende beproeving diende zich aan: een reeks van meldingen over vermoedelijke misstanden binnen de VRZ leidde begin 2016 tot maatschappelijke onrust en uiteindelijk tot het vertrek van de directeur. Op basis van een uitgebreid organisatieonderzoek, werd begin 2017 door de onderzoekers geconstateerd dat de organisatie op vele fronten gebrekkig functioneerde en dat de cultuur binnen de VRZ zeer te wensen overliet. Bestuur, directie en medewerkers van Veiligheidsregio Zeeland (VRZ) werken langs elkaar heen. Het ontbreekt aan vertrouwen en afstemming. Het is ‘ieder voor zich’. Zo luidde de inleiding van een artikel in de PZC. In reactie op de uitkomsten werd door het dagelijks bestuur van de VRZ betoogd dat wordt gewerkt aan een cultuuromslag en de betrokkenheid van de medewerkers zou worden vergroot. Dat was ook van invloed op de oorspronkelijke plannen voor MiB. In positieve zin.

Sinds 2017 heeft de VRZ hard gewerkt om deze vertrouwenscrisis te boven te komen. Ondertussen deed de Inspectie Justitie en Veiligheid opnieuw onderzoek naar de mate waarin de VRZ voldoet aan de wet- en regelgeving inzake de inrichting van de brandweerzorg. Toen de Inspectie JenV in mei 2018  haar regiobeeld van Zeeland publiceerde, bleek dat de VRZ  – voor wat betreft de opkomsttijden – nog steeds niet voldoet aan de wettelijke eisen voor dekkingsplannen. De VRZ kan slechts aan 2 van de 8 toetspunten uit het toetsingskader voldoen. Daarmee komen de conclusies van de Inspectie uit 2015 en de reactie van de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers wel in een ander daglicht te staan.

Niets veranderd
Sinds de brief van de minister uit 2012 is er feitelijk weinig tot niets veranderd in de organisatie van de operationele brandweerzorg in de VRZ. Ook niet in het (brand)risicobeeld van de gemeente Kapelle. Want op 9 oktober 2018 besloot het gemeentebestuur van Kapelle, op grond van de tussenevaluatie van MiB en gelet op de ongewijzigde brandrisico’s, tot het behouden van de huidige situatie en extra aandacht voor het werven van brandweervrijwilligers.

Ondanks het feit dat de VRZ nog steeds niet voldoet aan de wettelijke eisen, geeft de VRZ in de tussenevaluatie van MiB ook aan dat in 2016 in 67% van de gevallen de opkomst binnen de vastgestelde normtijden van MiB gerealiseerd is en voor 2018 de ambitie is vastgesteld deze performance van 67% te blijven handhaven. Dat klinkt immers beter als de 47% van de gevallen binnen de normtijden uit het Besluit veiligheidsregio’s. Zo kun je dus met één bestuursbesluit de opkomsttijden van de brandweer aanzienlijk ‘verbeteren’. Althans, op papier.

Daarmee is echter niet gezegd dat de VRZ geen inspanningen verricht om aansluiting te vinden bij de wettelijke vereisten. Althans, dat valt te vernemen uit een brief van de VRZ van 28 mei 2021 aan alle gemeentebesturen in Zeeland. Aangegeven wordt dat de VRZ deelneemt aan de landelijke pilot ‘Gebiedsgerichte Opkomsttijden’. Deze pilot, en het nieuwe dekkingsplan wat hieruit moet voortvloeien, vormt een belangrijke pijler voor de toekomstige invulling van de brandweerzorg in de VRZ. Ook geeft de VRZ in de brief aan dat brandveiligheidsmaatregelen onderdeel uit gaan maken van de beoordeling van de kwaliteit van brandweerzorg. De VRZ noemt hierbij voorbeelden als; extra aandacht voor brandveilig leven, extra preventieve maatregelen, actief inzetten op risicocommunicatie en adviseren in bestemmingsplan-, ontwerp- en vergunningsverleningsfasen.

Dat is bijzonder. Of beter gezegd; oude wijn in nieuwe zakken. Omdat deze activiteiten al sinds jaar en dag behoren tot de wettelijk taken van de brandweer. Bovendien is ‘meer risicobeheersing’ ook al jarenlang het motto en onderdeel van het bedrijfsmodel van Brandweer Nederland. Daarnaast geeft de VRZ aan dat brandveiligheid in alle gevallen een samenspel van risicobeheersing en incidentbestrijding is. Ook Maatwerk in Brandweerzorg is blijkens paragraaf 2.4 in het MiB rapport gebaseerd op dit samenspel. Echter, uit de jaarstukken van de VRZ blijkt dat het aantal uitrukken met één basisbrandweereenheid in de VRZ niet is gedaald, maar sinds 2015 met 15% is gestegen. Hieruit blijkt dat ‘meer risicobeheersing’ niet als vanzelfsprekend leidt tot minder incidenten.

Hoewel de VRZ als één van de zes pilot regio’s in het najaar van 2021 al een concept dekkingsplan heeft opgeleverd, en de Inspectie JenV zich ook over deze planvorming heeft gebogen en daarover heeft gerapporteerd, zijn zowel het concept dekkingsplan als de conclusies en bevindingen van de Inspectie JenV, in Zeeland niet kenbaar gemaakt en blijven deze geheel buiten beeld. Misschien vanwege de kritische bevindingen van de Inspectie JenV? Of het door de VRZ ingenomen standpunt dat maatregelen aan de voorkant niet kunnen worden uitgeruild tegen repressieve inzet aan de achterkant? Het antwoord op deze vragen kan alleen de VRZ geven. Feit is dat de gemeenteraden op deze wijze weinig of geen invloed kunnen uitoefenen op het te voeren beleid van de veiligheidsregio.

Opgeteld heeft de Inspectie JenV ten minste vijf keer de inhoud en motivering van het dekkingsplan, en daarmee het ‘niveau van brandweerzorg’ in de VRZ beoordeeld en daarbij ook getoetst of het bestuur dit besluit op een zorgvuldige en ordentelijke wijze heeft genomen. Dat blijkt helaas onvoldoende het geval en kunnen we op basis van de hiervoor aangehaalde feiten concluderen dat de VRZ nog steeds niet kan voldoen aan de wet- en regelgeving op het gebied van de inrichting van de repressieve brandweerzorg. Daarom lijken de plannen voor samenvoegen van de twee Kapelse kazernes ongefundeerd en zullen deze plannen de risico’s op slachtoffers bij branden en ongevallen onnodig vergroten.

Onderzoek & landelijke ontwikkelingen

In lijn met de toezegging zijn de vrijwilligers van Wemeldinge en Kapelle tijdens een informatiebijeenkomst op 18 juli ‘22 geïnformeerd over de plannen en zijn ze gevraagd om aan te geven wat bij hun leeft en speelt. Aan deze oproep hebben de vrijwilligers gehoor gegeven middels een lijst met vragen en opmerkingen. De inhoud van de opmerkingen spreekt voor zich en laat weinig ruimte voor nuance: het plan is bij de vrijwilligers ingeslagen als een bom. De mensen zijn teleurgesteld in de gang van zaken en stellen zich de vraag: waar doen we het nog allemaal voor? De VRZ en de gemeente Kapelle gaan nu een ‘verkenningsfase’ in, waarbij nader onderzoek plaatsvindt. Dat gezamenlijk onderzoek is gericht op de mogelijkheden voor een nieuwe brandweerkazerne en gemeentewerkplaats aan de Wemeldingse Zandweg aan de rand van Kapelle. De huidige kazernes in Kapelle en Wemeldinge zullen dan worden gesloten.

In een nieuwsbrief van het college van B&W van Kapelle valt te lezen dat het management van de Veiligheidsregio/brandweer Zeeland heeft aangegeven hierin mogelijkheden te zien. Dat is opmerkelijk. Want met dit voorstel zullen de opkomsttijden in Wemeldinge en omgeving aanzienlijk oplopen en zal de brandveiligheid evenredig afnemen. In het bijzonder voor de niet-zelfredzame burgers. Dat maakt dat de uitgangspunten die bij dit onderzoek zullen worden gehanteerd van groot belang zijn voor het nog op te stellen dekkingsplan van de VRZ, dat immers voor alle gemeenten van toepassing zal zijn en waarover de gemeenteraden ook nog moeten worden geconsulteerd.

Dat nieuwe dekkingsplan moet zijn gebaseerd op een nieuwe landelijk methodiek. De minister van JenV geeft in haar brief van 8 juli ’22 aan dat ze positief staat tegenover deze nieuwe systematiek voor gebiedsgerichte opkomsttijden. Dat is mooi, maar de kwaliteitsnormen (de uitgangspunten voor dekkingsplannen) moeten nog worden vastgesteld door de wetgever. Bovendien is de uitwerking van de nieuwe systematiek in het concept dekkingsplan van de VRZ in februari ’22 door de Inspectie JenV kritisch beoordeeld en heeft de toepassing van de methodiek in de veiligheidsregio Noord-Holland Noord tot grote maatschappelijke en bestuurlijke onrust geleidt. Bovendien wordt momenteel op landelijk niveau gewerkt aan een vernieuwd, toekomstbestendig brandweerstelsel. Dat vernieuwde stelsel van crisisbeheersing en brandweerzorg zal volgens de minister in het najaar verder worden vormgegeven middels een contourennota crisisbeheersing en brandweerzorg.

Daarom zijn we erg benieuwd hoe de keuzes van de VRZ zullen worden vormgegeven.

Wordt vervolgd!

 

 

 

 

 

 

 

 

De beleving bij de brandweer

Deze week verscheen het belevingsonderzoek repressief brandweerpersoneel 2021. Net als in 2017 is ook nu onderzoek gedaan naar hoe de brandweermensen het werk en de organisatie waarin zij dat werk doen ervaren. Een gedegen onderzoek, dit keer door het NIPV waar de branche trots op kan zijn.

De verbondenheid met de eigen kazerne, trots op het vak en het werk dat wij bij de brandweer doen zijn ook dit keer weer hele mooie onderzoeksresultaten.

In het vorige onderzoek was de enorme afstand tussen het management van de veiligheidsregio en de werkvloer wel de meest in het oog springende uitkomst. Helaas lijkt hierin niet zo veel veranderd. Verder vindt de VBV dat er aandacht moet komen voor een groter gevoel van veiligheid, want in een open organisatie voelt iedereen zich veilig om iets bespreekbaar te maken zonder daar op afgerekend te worden. Het mag niet zo zijn dat ongeveer 2 op de 5 mensen dit niet durven. Ook het gevoel van 1 op de 10 mensen dat zij afgerekend worden op gemaakte fouten moet weg.

Nadruk op alleen de positieve uitkomsten van het onderzoek zullen het gevoel van veiligheid niet vergroten. De gevoelde afstand met het management zal hierdoor voor de werkvloer alleen maar worden bevestigd of, erger nog, benadrukt.

Daarom zal de VBV zich in de komende periode blijven inzetten voor meer regelruimte aan de basis van de brandweer organisatie. Ruimte voor de mensen die het hulpverleningswerk moeten doen. Daar hoort dienend leiderschap bij. Leiders die aandacht hebben voor wat de doeners nodig hebben. Dit in een organisatie waarin mensen worden gestimuleerd om uit te spreken wat ze dwars zit en wat beter kan.

Als wij dat voor elkaar krijgen, dan wordt de afstand kleiner en de organisatie beter. Als pijnpunten worden benoemd en aangepakt, dan pas is een belevingsonderzoek zinvol. Anders is het nu en ook over 4 jaar weggegooid geld. Daarom gaan wij voor luisteren naar elkaar, op weg naar beter en veilig bij de brandweer.

Marcel Dokter
Voorzitter.

Belevingsonderzoek repressief brandweerpersoneel 2021

Met enthousiasme heeft de VBV kennisgenomen van het ‘Belevingsonderzoek repressief brandweerpersoneel 2021’. Niet alleen was er een uitzonderlijk goede respons van al onze collega’s uit de operatie, ook de uitvoering van het onderzoek en de analyse door het NIPV mag op complimenten rekenen. Het belevingsonderzoek 2021 bevat een aantal interessante bevindingen, waarbij de VBV zich in sommige gevallen verbaast over de interpretatie die gegeven wordt aan de data. Enkele opvallende uitkomsten lichten wij vanuit ons perspectief graag toe.

Onze Vrijwilligers kiezen voor het brandweervak en willen een verschil maken in de eigen gemeente. De verbondenheid met de eigen post is hoog. Echter, werving blijft een constante uitdaging. Bovendien krijgt de veiligheidsregio een krappe voldoende: de verbondenheid met de regio is laag. Veel Vrijwilligers zijn het er over eens dat de veiligheidsregio de Vrijwilliger onvoldoende ondersteunt in het uitvoeren van zijn/haar taken.

Ons grootste zorgpunt zit in de werksfeer en ervaren veiligheid binnen de veiligheidsregio. Ongeveer 2 op de 5 mensen voelt zich onvoldoende veilig om iets bespreekbaar te maken zonder daar op afgerekend te worden. 1 op de 10 mensen vindt dat fouten tegen hen gebruikt kunnen worden. Deze aantallen representeren wat de VBV betreft de ervaren veiligheid op de werkvloer en moet bij uitstek een speerpunt voor de veiligheidsregio’s zijn voor de komende jaren. De analyse van de VBV is dat dit met name in de lijnorganisatie zit.

De kloof tussen werkvloer en management lijkt in de afgelopen jaren alleen maar groter te zijn geworden. De recente voorbeelden in Noord-Holland Noord zijn exemplarisch voor het gebrek aan dialoog en begrip van het management voor de taakuitoefening en positie van de Vrijwilliger. Vanzelfsprekend hangt dit nauw samen met een afrekencultuur en de ervaren veiligheid zoals hierboven beschreven.

Hoewel het belevingsonderzoek een stijgende lijn laat zien in de ontwikkeling van de veiligheidsregio en de rol van de Vrijwilliger daarheen, zitten er enkele fundamentele aandachtspunten in het onderzoek. De VBV zal zich hard blijven maken om dit ook in de toekomst breed onder de aandacht te brengen en zal hierover het gesprek aangaan met de directeuren, het ministerie en de politiek.

‘Vervelend’ (maar we gaan wel door)

Half mei presenteerde het management van de brandweer in de veiligheidsregio Noord-Holland Noord (VRNHN) haar plannen voor een toekomstbestendige brandweerzorg. Deze plannen voorzien in het sluiten van tenminste twee posten en het inperken van het takenpakket op 14 andere. Die plannen zijn op de betreffende brandweerkazernes ingeslagen als bom en hebben gezorgd voor de nodige onrust en wantrouwen. De uitleg over de bedoeling van de plannen door het management van de brandweer en de Bestuurlijk portefeuillehouders brandweer in de VRNHN, doet vele wenkbrauwen fronsen. 

Ook de VBV heeft met enige verbazing kennisgenomen van het bericht dat namens het management van de brandweer in de VRNHN en de Bestuurlijk portefeuillehouders brandweer vrijdag 17 juni jl. bij de brandweermensen in de VRNHN in de digitale brievenbus belandde. Even later begeleid door een persbericht/artikel in het Noordhollands Dagblad. De strekking van het bericht: ’vervelend dat zaken anders zijn overgekomen dan bedoeld’. Volgens de VRNHN bestaat er helemaal geen ‘reorganisatieplan’, maar is er sprake van een ‘denkrichting’ en is niks ‘in beton gegoten’. ‘Daarom zullen we de komende maanden, tot eind van dit jaar, de tijd nemen om met iedereen in gesprek te gaan, de analyse te delen en de oplossingen met elkaar te verkennen.’

Waarheid als een koe
Dat klinkt allemaal heel sympathiek, maar lijkt meer op een woordenspel dan op een concrete toezegging. De argeloze lezer of toehoorder zou zomaar kunnen denken dat hier sprake is van een misverstand. Maar dat is het nadrukkelijk niet. Dat de plannen nog niet ‘in beton zijn gegoten’ is op grond van het bestuurlijk uitgestippelde tijdpad (zoals opgenomen in het voorstel) immers een waarheid als een koe. Volgens het artikel in het Noordhollands Dagblad lijkt de koers van de VRNHN onverminderd gericht op besluitvorming (na zienswijzeprocedure) over het ‘organisatieplan 2022 – 2025’ in de vergadering van het algemeen bestuur op 2 december aanstaande.

Daarnaast lijkt het bericht van de VRNHN nogal rooskleurig in relatie tot de feiten zoals wij die kennen. De verklaring van de woordvoerder van de VRNHN in het krantenartikel, dat het niet zo is ‘dat iets op papier staat en het dat ook wordt’, is veelzeggend. Belangrijker is immers de vraag of hetgeen dat op papier staat wel klopt? Kunnen we er wel blindelings van uitgaan dat de informatie in de voorstellen van de VRNHN in overeenstemming is met vigerende normenkaders en geldende wet- en regelgeving?

Zo blijkt uit de schriftelijke adviezen van de VRNHN aan de gemeenten Hollands Kroon en Koggenland om geen nieuwbouw meer te realiseren voor de kazernes in resp. Slootdorp en Ursem, dat het duidelijk gaat om een ‘advies’ en niet om een ‘denkrichting’. In deze adviezen staat ook dat in de eerste termijn van 2023 een ‘brandweerzorgplan’ volgt. Volgens de VRNHN zal in deze planvorming (in de praktijk dekkingsplan genoemd) worden voorgesteld de kazerne in Slootdorp en Ursem op termijn niet langer te gebruiken. Ook dat duidt niet op een ‘denkrichting’, maar op een plan. Voorbarig bovendien, rekening houdend met de rol van de gemeenteraden en de voornemens van de minister van Justitie en Veiligheid. Bij de uitleg (half mei) over de ‘vernieuwde inrichting van de repressieve brandweerzorg’ aan de postcommandanten ging het ook niet over een ‘denkrichting’ maar een plan. In het bijzonder m.b.t. de werkwijze voor de 14 FR/SK posten en de daaraan gekoppelde taakstelling.

Emoties of spijkerharde feiten?
Het ‘met elkaar verkennen van oplossingen’ klinkt sympathiek, maar smaakt bij het leeuwendeel van de 1200 vrijwilligers in de VRNHN als mosterd na de maaltijd. Gelet op het vervolgproces met de voorgenomen bespreking van het eerste concept van het ‘brandweerorganisatieplan 2022 – 2025’ in de (besloten) algemeen bestuursvergadering van 8 juli as. wordt het wel erg kort dag voor deze verkenning. Maar, een korte verkenning is natuurlijk ook een verkenning. Misschien dat een duidelijk beeld van en inzicht in het gehanteerde ‘risicomodel’ en in de ervaren ‘problemen’ bij de brandweer, anders dan de door het bestuur opgelegde bezuinigingstaakstelling voor 2022 en 2023, hierbij kan helpen. Het is bovendien maar de vraag of de ‘opgehaalde ideeën’ en keuzes van de VRNHN vervolgens passen in de verkenningen in de overige 24 veiligheidsregio’s en het standpunt van het kabinet om te komen tot gedeelde kaders en uniforme werkwijzen.

Op grond van de gepresenteerde plannen en de daardoor ontstane twijfels en onrust, is het vertrouwen van de burgers en gemeenteraden in het functioneren van de VRNHN-organisatie aanzienlijk gedaald. Dat terwijl de brandweer in ons land de hoogst gewaardeerde overheidsorganisatie is en burgers er de sterkste band mee voelen. Dat gevoel en vertrouwen in de lokale vrijwillige brandweer heerst ook bij burgers in de VRNHN. Lokale brandweerzorg, van oudsher met passie en gedrevenheid geworteld in de lokale gemeenschap. Zij leveren een onmisbare bijdrage aan de veiligheid van die gemeenschap: een primaire levensbehoefte. Daarom is het half mei over de schutting van de 52 kazernes gegooide voorstel bij die 1200 vrijwilligers ingeslagen als een bom.

Die 1200 vrijwilligers, mensen die veel van hun vrije tijd opofferen. Dag en nacht klaar staan om hun medeburgers in nood de helpende hand te reiken, zijn flink op hun ziel getrapt. Zij schieten niet zoveel op met ‘begrip voor emoties’. Zij willen dat het voorstel wordt ingetrokken en dat de VRNHN haar theoretische standpunten en plannen van een deugdelijke motivering voorziet. Dan wel te reageren op de inhoud van onze brief van 7 juni jl. Die gaat immers niet over emoties, maar over spijkerharde feiten in het hier en nu.

Problemen!?
Aan de andere kant worden problemen met het op pijl houden van het aantal vrijwilligers zeker niet ontkent. Ze vragen om een nuancering én een doelgerichte aanpak. De aangevoerde probleemstelling komt namelijk exact overeen met die uit 1991. De focus op de uitstroom van vrijwilligers moet worden verlegd naar de instroom. Actieve werving en initiatieven om burgers ertoe te bewegen verantwoordelijkheid te nemen voor de leefbaarheid in de eigen woonomgeving en daaraan actief bij te dragen. In andere regio’s lukt dat ook. Vrijwilligheid is springlevend, je moet er alleen in investeren. Met goede plannen. Daarvoor wil de VBV wel een helpende hand uitsteken en de schouders eronder zetten. Alles voor een toekomstbestendige en adequate brandweerzorg op elke plek in de VRNHN.

Waar blijft de brandweer?

De afgelopen weken stonden voor de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers(VBV) in het teken van de onrust in Noord-Holland Noord. In deze veiligheidsregio (VRNHN) heeft de leiding het plan opgevat om 2 kazernes te sluiten en in 14 kazernes het aantal taken te beperken. Hier wordt het personeel dan minder breed opgeleid en de brandweerauto’s van minder spullen voorzien. Als de plannen doorgaan dan ontstaat er een driedeling in het systeem waarmee de brandweerzorg in deze veiligheidsregio wordt uitgevoerd.

Opgeroepen door haar leden in de kop van Noord-Holland heeft de VBV zich in de plannen verdiept. Omdat de onrust bij de achterban zeer groot was hebben wij ook een bijeenkomst belegd. Na bestudering van de voorgenomen plannen komt de VBV tot de conclusie dat het plan van de VRNHN er voor zorgt dat de brandweerzorg in die regio ver door de ondergrens zakt. En dat hebben wij zo gecommuniceerd.

Immers de VBV verenigd zich rond het brandweervak. Wij zijn trots op wat de brandweer kan en hoe betrokken burgers in hun eigen leefomgeving anderen helpen wanneer zij om hulp vragen. Daar hebben wij in Nederland afspraken over gemaakt. Hoe wij dat doen en hoe snel wij er willen zijn wanneer de nood hoog is.

In het verleden was de brandweer gemeentelijk georganiseerd maar werden de 22.000 mensen volgens de landelijke standaard opgeleid en maakten wij allemaal gebruik van een standaard voertuig.  Daardoor stond er in elke kazerne in het land een brandweerauto met dezelfde pompcapaciteit, watertankinhoud, aantal slangen en watervoerende armaturen. Kortom de tankautospuit. Later kwamen daar ook de basis hulpverleningsgereedschappen bij. Dit alles volgens de standaard bepakkingslijst van het ministerie van binnenlandse zaken. In de auto zes brandweermensen die volgens de richtlijnen van hetzelfde ministerie waren opgeleid en geëxamineerd. De chauffeur, de bevelvoerder en vier manschappen. Voor verschillende soorten gebouwen en incidenten werden normen voor de opkomsttijd vastgesteld.  Daarbij werd de woningbrand op 8 minuten gesteld en met circa 1000  kazernes in ons land kan dit op een redelijke manier worden uitgevoerd. Natuurlijk zijn er afgelegen gebieden waar de brandweer er langer over deed maar je kunt nu eenmaal niet op de hoek van elke straat een brandweerkazerne plaatsen.

Omdat een aantal bovengemeentelijke zaken niet goed waren geregeld en om de kwaliteit van de brandweer op een gelijk, voldoende hoogwaardig niveau te houden werd de brandweer geregionaliseerd en ondergebracht in 25 veiligheidsregio’s. Door bezuinigingen en het afstoten van brandweerauto’s zijn er van de 22.000 vrijwilligers inmiddels nog 19.0000 over. Het wonderlijke is dat in verschillende veiligheidsregio’s de brandweerauto’s niet meer volgens dezelfde standaard worden ingericht. Dus in plaats van uniform, steeds meer verschillend.

In Noord-Holland Noord is men nu blijkbaar zo ver dat de standaard nog verder wordt uitgekleed. Vanuit 14 kazernes kan een brand in een woning niet meer binnen worden geblust wanneer de brand groter is dan een prullenbak. Op vragen vanuit een gemeenteraad kwam van de veiligheidsregio het antwoord dat de opkomsttijd voor een woongebouw met verminderd zelfredzame bewoners na invoering van het plan nog altijd binnen de wettelijke opkomsttijd van 18 minuten zal zijn. (we hadden toch in ons land afgesproken dat we daar met 6 minuten zijn?).

De VBV begrijpt de onrust van de vrijwilligers in Noord-Holland Noord. Wij begrijpen de vragen van parlementariërs, gemeenteraadsleden en de pers. Wat wij niet begrijpen is dat het van de leiding van de brandweer in ons land zo stil blijft. Waar blijft de brandweer?

Wie bewaakt de kwaliteit van de brandweerzorg en rampenbestrijding in ons land? Wie ziet toe op een gelijkwaardig en voldoende hoog niveau van hulpverlening?

Wij hebben begrepen dat de VBV door sommigen wordt gezien als oproerkraaiers. Dat is niet zo maar als wij de enigen zijn die zich verweren tegen zo’n ondoordachte aantasting van de kwaliteit van de brandweer in ons land dan moet het maar. Een betrokken inwoonster met een zorgboerderij uit Noord-Holland sprak tijdens een inspreek gelegenheid een mooie zin. Wat een veiligheidsregio is weet ik niet, maar wat onze brandweer is weet ik des te beter!

Voor die brandweer zet de VBV zich in. Wij roepen de leiders van de brandweer in Nederland op hetzelfde te doen. De vrijwilligers kunnen op de VBV rekenen. De VBV rekent op de commandanten en directeuren van de andere 24 veiligheidsregio’s. Tenslotte en bovenal op de bewakers van het systeem brandweer. De minister van Justitie en Veiligheid. Stop alstublieft deze afbraak van de brandweerzorg in ons land.

Alleen dan blijft de brandweer!

Marcel Dokter.