Tweede Kamer der Staten-Generaal
Ter attentie van de Vaste Kamercommissie Justitie en Veiligheid
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

Datum              : 14 oktober 2018
Onderwerp      : AO brandweer

Geachte leden van de vaste commissie Justitie en Veiligheid, beste Kamerleden,

Na een buitengewoon hete zomer, met talrijke (natuur)branden, die op veel plaatsen het uiterste van het beschikbare brandweerpersoneel en -materieel hebben gevergd, hebben we ons vizier gericht op het komende Algemeen overleg ‘Brandweer’ op 18 oktober aanstaande. In dit schrijven willen we U graag deelgenoot maken van onze standpunten aangaande de agendapunten en enkele actuele thema’s.
Onderliggende informatie is via hyperlinks te raadplegen.

Woord vooraf
Terughoudend, maar geprikkeld door de negatieve publiciteit over de cultuur bij ‘de brandweer’ willen we U laten weten dat er – wat de VBV betreft – bij de brandweer geen plek is voor buitensporigheden, in welke vorm dan ook, door wie dan ook.

Imago & Cultuur
Wij zijn trots op het ijzersterke imago van de brandweer bij de burgers en koesteren de bijzondere cultuur die maakt dat in ons land 19.000 betrokken burgers bereid zijn om zonder dwang of normale beloning 24 uur per dag, zeven dagen per week beschikbaar te zijn voor het verrichten van risicovolle werkzaamheden en confrontaties met leven en dood in levensbedreigende situaties[1].
Dat willen we graag zo houden.

Daarom hebben we ook enthousiast gereageerd op een voorstel uit Duitsland om het systeem van de ‘Vrijwillige Brandweer’ (als een zuiver collectief goed) te nomineren als immaterieel cultureel erfgoed van de Unesco (lees hier het artikel op onze website). De VBV wil hier graag een bijdrage aan leveren en heeft daartoe contact gelegd met de Nederlandse Unesco Commissie en de Duitse collega’s voor een brede, internationale dialoog over het instituut ‘Vrijwillige Brandweer’ als collectief immaterieel erfgoed.
Uw hulp is daarbij uiteraard van harte welkom.

WNRA
Maar het contrast tussen dit prachtige initiatief en het rampscenario van het einde van de Vrijwillige Brandweer in Nederland is groot. Het is werkelijk onbegrijpelijk dat – als gevolg van de WNRA – vanaf 2021 elke Brandweer Vrijwilliger moet worden ‘genormaliseerd’ tot een werknemer met een arbeidscontract, terwijl niemand dat wil. De VBV niet, de Raad van Brandweer Commandanten niet, en de veiligheidsregio’s niet. Deze partijen hebben dat standpunt toegelicht in het overleg van 5 juni jl. met de Minister. Dat standpunt is sindsdien niet gewijzigd. Daarnaast hebben we de Ministers Ollongren en Grapperhaus onze reactie op het concept ‘Overgangsbepaling Wet veiligheidsregio’s’ doen toekomen, een voorstel tot aanpassing van de WNRA daarbij inbegrepen.

We vragen Uw Kamer dit voorstel te omarmen.

Ongevallenverzekeringen, de schande van de brandweer
Verschillende fracties in uw Kamer hebben in het verleden vragen gesteld over de verzekering van Vrijwilligers als er tijdens het werk als brandweerman/-vrouw hen iets overkomt. De Minister van Veiligheid en Justitie antwoordde in zijn brief van 26 juni 2015 (29 517, Nr.101) dat het Veiligheidsberaad geen overzicht heeft van hoe de arbeidsongeschiktheidsverzekeringen per regio zijn geregeld. Verder meldde de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in zijn brief van 2 juli 2015 (29 544, Nr. 637) dat er geen sprake is van lacunes in regelgeving en/of de praktijk. Een misvatting zo blijkt.

In tegenstelling tot deze mededeling blijkt er in de praktijk wel degelijk sprake van lacunes in de schadeloosstelling van Vrijwilligers, die tijdens de vervulling van taken ten dienste van de samenleving (gedeeltelijk/volledig) arbeidsongeschikt zijn geraakt. Door een aantal vervelende ervaringen van leden van onze vereniging na ongevallen, en hoe dat wordt afgehandeld (zie hier een voorbeeld), hebben wij een artikel geplaatst op onze site. De reacties die wij daarop hebben ontvangen zijn even heftig als triest. Vrijwilligers die in de steek zijn gelaten, de gang naar de rechter hebben moeten zoeken om hun gelijk te halen. Of mensen die inmiddels hevig teleurgesteld de organisatie de rug hebben toegekeerd. Dat is niet wat we willen.

Brandweermensen die bereid zijn om medeburgers in nood te hulp te schieten en bereid zijn daarbij risico’s te lopen moeten volgens de VBV ruimhartig worden geholpen als zij door het werk een blessure oplopen.
Dit is nu zeker niet zo en dat moet zo snel als mogelijk worden rechtgezet. Zowel voor de individuele pijn gevallen maar zeker ook generiek. Daarom pleiten wij voor een degelijk vangnet. Een vangnet zonder gaten.
Voor de realisatie van een dergelijk vangnet kunnen we uw hulp goed gebruiken.

Onderzoek Brandweerstatistiek en beleving brandweerpersoneel
In het voorjaar hebben we onze bevindingen over dit onderzoek met U gedeeld. Daarop heeft U ons in de gelegenheid gesteld om deze bevindingen tijdens het rondetafelgesprek van 16 mei jl. met U te bespreken. Kortheidshalve verwijzen we naar onze gespreksnotitie waarin we nog eens de belangrijkste aandachtspunten hebben aangehaald.

We zijn ingenomen met het feit dat de suggestie van de VBV, om de beschikbaarheid van betrouwbare sturingsdata over de brandweer te beleggen bij het CBS en het IFV, is overgenomen. Dit heeft geresulteerd in een samenwerkingsovereenkomst die op 28 juni jl. door beide partijen is ondertekend.

Beleidsreactie op het rapport van de Inspectie JenV “Inrichting repressieve brandweerzorg”
De ‘Wetgever en veiligheidsregio’s moeten stappen zetten voor betere brandweerzorg.
Zo luidt de belangrijkste aanbeveling van de Inspectie Justitie en Veiligheid bij de publicatie van de resultaten van het landelijk onderzoek naar de inrichting van de repressieve brandweerzorg.

Dat is een opmerkelijke aanbeveling. Niet in de laatste plaats vanwege de sprekende gelijkenis met de doelstelling van de Wet veiligheidsregio’s (Wvr). In hoofdstuk 5.1 van de Memorie van toelichting op de Wvr (31 117, Nr. 3) is over de destijds geldende ‘zachte regelgeving’ het volgende opgenomen: ‘De regels laten te veel ruimte voor lokale invulling van de normen, waarmee de rechtszekerheid niet gediend is en wat heeft geleid tot landelijk uiteenlopende niveaus van geleverde zorg.

Het rijksbeleid is dus gericht op het stellen van landelijke, uniforme kwaliteitseisen waaraan de brandweerzorg ten minste moet voldoen. Kortom; een voor alle burgers uniform minimum niveau van veiligheid en van basiszorg.

Maar; de afwijkingsbevoegdheden in het Besluit veiligheidsregio’s hebben in plaats van minder, juist nog meer ruimte voor afwijkende normen gegeven. “De juiste slagkracht is een zaak van de regionale besturen”, dat is ook wat de verantwoordelijk Minister stelselmatig betuigt in zijn antwoorden op Kamervragen.
Uit de 25 regiobeelden van de Inspectie blijkt ook dat in het land 25 sub-arena’s zijn ontstaan waarin het wettelijk takenpakket van de brandweer in allerlei varianten wordt toegepast. De burger weet niet meer waar hij rechtens aan toe is. Ook niet als hij kopje onder gaat.

In januari 2010 werd dit scenario door de Minister (31117, Nr.35) nog gekenmerkt als een ‘misvatting’ van de VBV c.s. Maar het kan verkeren; zo wordt het landelijk beeld over de opkomsttijden door de Minister nu als zorgwekkend gekwalificeerd. Een – naar het oordeel van de VBV –  juiste conclusie. De vraag is wanneer de overige beleidsvrijheid bij de inrichting van de brandweerzorg ook als zorgwekkend wordt ervaren.

  • Opkomsttijden
    In het kader van het project RemBrand is een onderzoek gestart om te komen tot een landelijk gedragen systeem voor het op grond van artikel 14, tweede lid, onderdeel f van de Wet ontwerpen van een dekkingsplan. Een van de criteria in die plannen is de te realiseren opkomsttijd van een eerste, tweede en derde voertuig. De uitwerking van het dekkingsplan kan gevolgen hebben voor de configuratie (spreiding) van kazernes in de regio.In de discussies in verschillende gremia speelt steeds de vraag welke opkomsttijd nu eigenlijk de juiste is. Consensus bestaat over de opvatting dat sneller altijd beter is maar om dat “sneller” te kwantificeren is geen werkbaar gereedschap voorhanden. In het ontwikkelproces, waarbij de VBV ook betrokken is, is het idee om in samenwerking met de TU Delft een traject op te starten dat leidt tot een promotieonderzoek met als onderwerp een kosten-batenanalyse van de opkomsttijden van de brandweer.

    Het belangrijkste voordeel van het hebben van een instrument is dat de voortdurende discussie zonder argumentatie kan worden beëindigd. Daarnaast geeft een dergelijk instrument gereedschap aan de politiek, zowel op landelijk, regionaal als gemeentelijk niveau, om te komen tot de inrichting van een nieuwe kazerne, het verplaatsen van kazernes dan wel het sluiten van kazernes. Daarmee kan het door velen ervaren (al dan niet gerechtvaardigd) feit dat bij het besluiten over deze zaken gelegenheidsargumenten worden gebruikt in belangrijke mate worden weggenomen en draagvlak kan worden gevonden voor te nemen besluiten.

    Wij stellen uw Kamer voor om het Ministerie van Justitie en Veiligheid, in samenwerking met Brandweer Nederland, de vakbonden, de TU Delft, en de VBV, een onderzoek te laten starten om te komen tot een kosten-baten analyse van de opkomsttijden bij de brandweer.

  • Samenstelling brandweereenheden
    Typerend en niet minder zorgwekkend zijn de conclusies van de Minister met betrekking tot de samenstelling van brandweereenheden. Als ‘kritische vriend’ hebben we in 2010 ingestemd met ‘harde voorwaarden’ om hiervan af te mogen wijken. Ook hebben we sindsdien voortdurend kanttekeningen geplaatst bij de ontwikkelingen in de totstandkoming van het ‘landelijk kader Uitruk op Maat’.
    Vooral omdat een brandweerkundige en conceptuele benadering van het brandweerwerk ontbreekt.Dit ‘kader’, dat door de Inspectie uit eigen beweging en zonder overleg met de werkvloer tot  ‘professionele standaard’ is gepromoveerd, wordt geenszins ‘breed gedragen’. Van draagvlak op de werkvloer is al helemaal geen sprake. Daar vindt nagenoeg niemand dat de kwaliteit van de hulpverlening van de brandweer verbetert door variabele voertuigbezetting. Dat blijkt wederom glashelder en ondubbelzinnig uit de resultaten van zowel het onderzoek van de Inspectie als het belevingsonderzoek. Maar alleen lezen we dat niet in het rapport van de Inspectie en de beleidsreactie van de Minister. Dat vinden we ongepast met het oog op het streven van de Minister naar een breed draagvlak (29517, Nr. 93).

    Adequate voorbereiding in de vorm van opleiding en training was een in 2010 een ‘harde voorwaarde’ om, als dat al mogelijk is, afwijkende procedures en taken veilig en adequaat te kunnen vervullen. Het ontbreken van eenduidige en doeltreffende kwaliteitseisen voor de vereiste competenties, de opleiding, examinering, bijscholing en oefenen is in strijd met de Arbowet en doet afbreuk aan de veiligheid en gezondheid van het brandweerpersoneel. Dat vindt de Inspectie klaarblijkelijk van ondergeschikt belang. We hebben bovendien deze gebreken al in 2014 onder de aandacht gebracht van het IFV. Het IFV verwees op haar beurt weer naar de besturen van de regio’s en het toezicht daarop door de Inspectie.

    De VBV is erg benieuwd naar de onderbouwing die de Inspectie heeft voor haar conclusie dat er ruim voldoende TS6 eenheden beschikbaar zijn om de afgesproken interregionale bijstand te kunnen leveren. Incidentbestrijding vergt immers redundantie, vooral in het geval van bijstand, grootschalig optreden en een verantwoorde restdekking. In verschillende regio’s is deze redundantie in materieel en personeel volledig verdwenen. Dat betekent niet alleen een aanzienlijke beperking van de slagkracht, maar ook bij een pelotonsinzet 4 lege kazernes, bij de inzet van 2 pelotons zelfs 8 lege kazernes, enz. enz. Van voldoende en tijdige restdekking kan dan nauwelijks sprake meer zijn.

Beschikbaarheid brandweerpersoneel
De brandweer onderscheidt zich van andere organisaties doordat het overgrote deel van de medewerkers dit niet als broodwinning doet. De bevindingen van de Inspectie met betrekking tot de krimpende beschikbaarheid van brandweerpersoneel betreft dan ook in hoofdzaak Brandweer Vrijwilligers.
Daarmee wordt ook pijnlijk duidelijk dat onze ‘Visie op Vrijwilligheid’ in veel regio’s niet tot het beoogde resultaat heeft geleid. Een zorg die we regelmatig hebben gedeeld in de overtuiging dat de brandweer een groot belang heeft om een aantrekkelijke organisatie te blijven voor de Vrijwilligers. Het vraagstuk over het vinden, binden en boeien van voldoende Vrijwilligers stond echter onvoldoende op de agenda’s van de verantwoordelijke partijen.

Dat kwam ook nadrukkelijk tot uiting in de resultaten van het belevingsonderzoek. De geringe verschillen (eens/oneens) in de resultaten op de stelling dat de brandweer een aantrekkelijke organisatie is voor Vrijwilligers, vraagt om een nadere analyse, maar nog meer om adequate maatregelen.

Met de ambitie van het nieuwe kabinet in het ‘regeerakkoord 2017 -2020’ om de inzet van Vrijwilligers bij politie en brandweer te ondersteunen, zijn er voldoende aanknopingspunten om deze maatregelen samen vorm te geven. Als landelijk belangenbehartiger ziet de VBV uit naar een constructieve samenwerking die de positie van de Vrijwilligers bij de brandweer voor de toekomst borgt en blijvend versterkt.
Uw steun achten wij daarbij onontbeerlijk.

Tot slot
Wij zijn gaarne bereid om over het bovenstaande een nadere toelichting te geven en wensen u alvast een constructief overleg met de Minister tijdens het komende Algemeen Overleg. Leden van ons bestuur zullen hierbij aanwezig zijn.

Met vriendelijke groeten en in afwachting van uw reactie.

Namens de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers.

Marcel Dokter
voorzitter

Tel. 06-51272859

E-mail: marcel.dokter@brandweervrijwilligers.nl

P.S. Een digitale versie van deze brief kunt u ook hier lezen en downloaden.

[1] Publicatie ‘Vuur als gemeenschappelijke vijand’. G. Haverkamp 2005.