Redactie

Zembla en PTSS bij de brandweer

De zorg en ondersteuning aan brandweermensen die trauma’s hebben opgelopen door hun werk schiet ernstig tekort. Zieke brandweermensen worden regelmatig aan hun lot overgelaten, blijkt uit onderzoek van Zembla. De reportage die Zembla daarover maakte droeg de toepasselijke titel ‘Opgebrand’ en is samen met ingrijpende persoonlijke verhalen van brandweermensen terug te zien via de website van Zembla.

Afgelopen zomer haalde het verhaal van oud-brandweerman Ruud Lohuis al het landelijk nieuws. Ook Ruud raakte getraumatiseerd door zijn werkzaamheden en voerde een jarenlange strijd om erkenning van wat hem is overkomen. Zijn klachten vonden geen gehoor bij zijn leidinggevenden en collega’s. Nadien ging Ruud gebukt onder herbelevingen en angsten, wat vervolgens heeft geleid tot de gestelde diagnose posttraumatische stressstoornis (PTSS). De rechter bepaalde vervolgens dat brandweermensen met PTSS hun werkgever sneller aansprakelijk kunnen stellen. Dat is een goede ontwikkeling, maar wat zegt dat eigenlijk over de rol van de werkgevers?

Wrange conclusie
De weigerachtige houding van sommige werkgevers in dit soort omstandigheden gaf de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (VBV) opnieuw aanleiding om dit onderwerp te agenderen en te pleiten voor een omslag in denken, maar vooral ook in het doen door de 25 veiligheidsregio’s. Want als het gaat om arbeidsveiligheidsbeleid bij de brandweer in het algemeen en de erkenning van beroepsziekten zoals PTSS in het bijzonder, geeft ‘Brandweer Nederland’ niet thuis of haalt nonchalant de schouders op.

De voorzitter van de Raad Commandanten en Directeuren Veiligheidsregio (RCDV) geeft tegenover Zembla toe dat getraumatiseerde brandweermensen al jarenlang onvoldoende hulp krijgen. “Dat is al 20 jaar zo. Dat is een wrange conclusie.” Maar deze wrange conclusie staat helaas niet op zichzelf. Terwijl veiligheid en gezondheid op het werk een wettelijke en maatschappelijke plicht is, constateren wij al jaren een zorgelijk vorm van passiviteit als het gaat om de zorgplicht van de werkgevers en het treffen van adequate maatregelen om te voorkomen dat brandweermensen in de uitoefening van hun werkzaamheden schade lijden door beroepsziekten of ongevallen.

Onverschilligheid?
Kenmerkend hiervoor zijn de bevindingen van de Arbeidsinspectie inzake veilig en gezond werken bij de brandweer en wat er sindsdien terecht is gekomen van de door het Veiligheidsberaad beloofde verbeteringen op het gebied van arbeidsveiligheid bij de brandweer. Maar in plaats van een adequate opvolging van de aanbevelingen, is met het gerommel met de ‘Arbocatalogus Brandweer’, het uitblijven van de voorgestelde gezondheidsmonitoring, het vastlopen van de Strategische doelstellingen van het Kenniscentrum Arbeidsveiligheid (KCAV) van het NIPV, c.q. het opheffen ervan per 1 januari 2022, en het feit dat nog slechts 3 van de 25 veiligheidsregio’s zijn aangesloten bij het Steunpunt Brandweer het thema arbeidsveiligheid bij de brandweer steeds verder naar de achtergrond gedirigeerd.

Dat geeft weinig vertrouwen en is geen fraai uithangbord voor het vinden en binden van brandweermensen.

Ondertussen heeft “Brandweer Nederland” in het kader van ‘schadebeperking’ een video opgenomen waarin met enige schroom wordt teruggekeken op de uitzending. Daarnaast haasten verschillende veiligheidsregio’s zich te benadrukken dat het allemaal wel meevalt en hoe goed ze de nazorg voor hun eigen personeel hebben ingericht.

Echter; door het ontbreken van betrouwbare statistische informatie is het onmogelijk om gevalideerde uitspraken te doen over de omvang en ernst van PTSS binnen de gelederen van de brandweer en het niveau van de nazorg.

Helaas is dat niet alleen bij PTSS het geval, maar bijvoorbeeld ook bij het registreren en leren van (bijna)ongevallen. Dat maakt dat we alleen maar kunnen gissen naar de feitelijke omvang van de problematiek en de kwaliteit van de geboden nazorg.

Brandweervrijwilligers
Een ander belangrijk, en helaas wat onderbelicht element is de positie van de brandweervrijwilligers bij het thema PTSS en beroepsziekten. Brandweervrijwilligers hebben weliswaar een aanstelling bij de veiligheidsregio, maar werken doorgaans bij een andere hoofdwerkgever, in een andere bedrijfstak. Vrijwilligers komen met hun gezondheidsklachten dan ook niet op het spreekuur van de bedrijfsarts van de veiligheidsregio, maar bij de Arbodienst van hun hoofdwerkgever en diens bedrijfstak.

Het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten heeft ons desgevraagd gemeld dat bij beroepsziektemeldingen tussen beroeps- en vrijwillige brandweermensen men afhankelijk is van de toelichting (vrije tekstvelden) die bedrijfsartsen geven bij het beroep. Daarnaast is het maar de vraag of de betreffende bedrijfsarts objectief kan vaststellen of de ziekte of aandoening het gevolg is van het werk bij de brandweer of zijn werk voor de hoofdwerkgever.

Mochten vrijwilligers na hun vertrek bij de brandweer klachten ontwikkelen of ziek worden als gevolg van hun werkzaamheden bij de brandweer, draait de hoofdwerkgever op voor het verzuim en de daaraan verbonden kosten en haalt de veiligheidsregio de schouders op.

Vinger op de zere plek
Nu Zembla met de reportage ‘Opgebrand’ op zeer indringende wijze de vinger op de zere plek heeft gelegd, stromen de reacties binnen. Overwegend weinig vleiend van aard.
Het gebrek aan empathie, dat in de uitzending door “Brandweer Nederland” aan de dag werd gelegd, wordt op de werkvloer als ronduit stuitend en beschamend ervaren. Bovendien kunnen we concluderen dat structurele oplossingen en concrete aanbevelingen tot verbeteringen, zoals bijvoorbeeld het Steunpunt Brandweer en de adviezen van de Arbeidsinspectie stelselmatig als ‘onverbindend’ ter zijde worden geschoven of zelfs volledig worden genegeerd, waarbij veiligheidsregio’s zich veelal verschuilen achter hun autonome bevoegdheden.

Die bevoegdheden leiden veelal naar eigen oplossingsrichtingen en interventiemethoden, waarvan de kwaliteit en effectiviteit niet onafhankelijk en objectief kunnen worden beoordeeld. Dat staat een uniforme en professionele aanpak in de weg. Terwijl getraumatiseerde collega’s moeten kunnen vertrouwen op professionele psychosociale ondersteuning, ongeacht of je een beroepsmatig of een vrijwillig dienstverband hebt en in welk deel van het land je woont.

Gevaarlijke optelsom
De optelsom van alle hierboven omschreven verschijnselen en gebeurtenissen wijst op een structureel probleem en vormt naar ons oordeel een serieuze bedreiging voor de veiligheid en gezondheid van onze brandweermensen.

Daarom vinden wij het de hoogste tijd voor de regering en Staten-Generaal om als wetgever een eind te maken aan de bevoegdheden die hebben geleid tot een mengelmoes van uiteenlopende (na)zorgniveaus in de 25 veiligheidsregio’s. Geen enkele brandweerman of -vrouw moet hoeven te vrezen voor de gevolgen als hij/zij onverhoeds ziek wordt en blijft als gevolg van zijn/haar werk bij de brandweer. De hoofdvraag blijft natuurlijk; welke maatregelen er nu concreet worden genomen om dat te bewerkstelligen en te verankeren in een landelijke regeling die brandweermensen houvast biedt. De gezamenlijke vakorganisaties hebben in september 2023 al een voorstel voor een landelijke regeling bij de werkgevers ingediend.

Daarnaast hebben we begrepen dat het onderwerp ook in de Tweede Kamer tot beroering heeft geleid. Wij wachten daarom met spanning af welke maatregelen de wetgever gaat nemen om brandweermensen, die zich vierentwintig uur per dag, zeven dagen in de week met hart en ziel inzetten voor de samenleving, te helpen wanneer ze zelf in de verdrukking komen.

Wordt vervolgd.

Uiteraard kun je ook voor vragen en/of opmerkingen over dit onderwerp contact met ons opnemen.

De brandweerzorg in Noord-Holland Noord piept en kraakt!?

De veiligheidsregio Noord-Holland Noord staat met de brandweer voor een aantal flinke uitdagingen, zo valt te lezen in het Meerjarenontwikkelplan Brandweer 2024-2027. Dat plan, en het (ontwerp)Beleidsplan 2024 – 2027, het Dekkingsplan 2024-2027 en de kadernota 2025 zijn half december verzonden naar alle 16 gemeentebesturen in de regio. In het Meerjarenontwikkelplan staat onder meer omschreven dat er ontwikkeling nodig is op het gebied van vakbekwaamheid, paraatheid en beschikbaarheid en dat er geïnvesteerd moet worden in de modernisering.

Nu de gevolgen (o.a. paraatheidsproblemen) van onverstandige beleidskeuzes en ingrijpende bezuinigingen op de slagkracht (materieel en personeel) van de brandweer in de VRNHN voor iedereen zichtbaar, en voor velen ook voelbaar worden, is een stevige kwaliteitsimpuls onvermijdelijk. De gevraagde investeringen zijn echter niet mals en krijgen in de media veel aandacht. De extra kosten voor de uitvoering van de ‘ontwikkelopgaven’ lopen namelijk in de miljoenen euro’s. Daarover moeten zich de gemeenteraden nu uitspreken en besluiten.

Daarnaast lezen we in de toelichting op de plannen, dat zonder deze extra investeringen er opnieuw een vergaand plan op tafel zal moeten komen om posten te sluiten en met het vrijgevallen budget de overgebleven posten op een voldoende wettelijk niveau te brengen. Wij vragen ons oprecht af of het hier gaat om een reële dreiging of een waanvoorstelling. De ervaren knelpunten en voorgestelde ontwikkelopgaven vragen in elk geval om een kritische beschouwing onzerzijds.

Omdat we de afgelopen tijd uit de VRNHN een toenemend aantal signalen ontvangen over haperende pagers, het opheffen van IBGS eenheden, twijfelende raadsleden en het verschuiven van administratieve ballast naar vrijwilligers, zijn wij uiteraard benieuwd naar de mening van onze achterban.  Kan met de voorstellen van de Bestuurlijke Adviescommissie Brandweerzorg en de korpsleiding de fijnmazige en hoofdzakelijk vrijwillige brandweerzorg toekomstbestendig worden versterkt?

De vraag is of de brandweermensen ‘urgenties’ zoals onvoldoende dekking en tekortkomingen in de vakbekwaamheid onderschrijven en denken dat met de voorgestelde maatregelen de ervaren problemen kunnen worden opgelost? Wordt bijvoorbeeld met het versterken van de beroepsorganisatie voorzien in de behoefte aan ondersteuning op de posten en het verbeteren van de paraatheid? En zijn de ‘rode draden’ uit de dialoogsessies allemaal te rangschikken onder de noemer ‘vakbekwaamheid’? Dat is niet het beeld dat uit het laatste belevingsonderzoek (2021) uit de VRNHN naar voren kwam.

Om goed inzicht te krijgen ontvangen wij graag de mening van de mensen op de werkvloer. Daarom hebben we een ‘Quick-Scan’ ingericht. Daar kunnen de betrokken brandweermensen eenvoudig en vertrouwelijk hun mening over de plannen in kwijt. Dat kan tot uiterlijk 1 maart aanstaande via deze link.

Hoe veilig werkt de brandweer?

Een onderzoeksteam van de Universiteit Twente publiceerde 1 december 2023 het rapport ‘Lessen van twee vuurwerkrampen’, dat in opdracht van de Tweede Kamer is opgesteld. Op 21 december 2023 gaven de onderzoekers, tijdens een technische briefing in de Tweede Kamer, een toelichting op het lijvige, 422 pagina’s tellende onderzoeksrapport. In dat rapport staan pijnlijke en zorgwekkende conclusies, die voor een deel door de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (VBV) in de afgelopen jaren al impliciet of expliciet zijn gemarkeerd.

Om het leervermogen van de rijksoverheid na fysieke rampen te versterken, worden in het rapport 15 handvatten voor de Tweede Kamer aangereikt. Deze handvatten gaan in op het versterken van het veiligheidsbeleid ten aanzien van vuurwerk, macht en tegenmacht, onafhankelijk toezicht en onafhankelijk onderzoek, en bestuurscultuur. In hoofdstuk 10 van het rapport worden de conclusies en handvatten nader toegelicht.

Wat leert de brandweer van ongevallen?
Waar het gaat om het veiligheidsbeleid ten aanzien van het operationeel optreden van de brandweer, is de VBV er alles aan gelegen om risico’s voor brandweerpersoneel beheersbaar te houden en zo veel mogelijk te verminderen. Niet in de laatste plaats omdat onder de vele slachtoffers die bij de vuurwerkramp te betreuren waren, ook de brandweermannen Paul Gremmen, Theo Hesselink, Hans van der Molen en Gerhard Oude Nijeweme hun inzet met de dood moesten bekopen en nog eens zeven brandweercollega’s ernstig gewond raakten.

Zij waren op de hoogte van de opslag van vuurwerk en dachten de bluswerkzaamheden relatief veilig te kunnen uitvoeren, maar werden door de onverwachte brandontwikkeling en de heftige explosies compleet verrast. Toch heeft niemand bij de brandweer de vinger op de zere plek gelegd. Want hoewel ernstige ongelukken bij incidenten ons geleerd hebben kritisch te zijn op de gevaarsaspecten, en de Inspectie JenV, de Nederlandse Arbeidsinspectie en de Onderzoeksraad voor Veiligheid een indrukwekkende hoeveelheid specifieke aanbevelingen hebben gedaan inzake de risico’s van het vak, is de arbeidsveiligheid in het algemeen, en het beheersen van risico’s voor brandweerpersoneel in het bijzonder, voor de meeste veiligheidsregio’s een ver-van-mijn-bedshow.

Er is nog steeds onvoldoende aandacht voor de veiligheid van brandweermensen. Tijdens het repressief optreden, maar ook bij oefeningen en keuringen. Ondanks de aanbevelingen van de Inspectie in 2004 is er tot nu toe geen (centrale) verzameling goede beschrijvingen van ongevallen bij de brandweer (casuïstiek) beschikbaar. Daarnaast ontbeert de ‘Arbocatalogus Brandweer’ de instemming van de werknemersorganisaties en is deze niet positief getoetst door de Arbeidsinspectie. Als laatste ‘wapenfeit’ is begin 2022 het Kenniscentrum Arbeidsveiligheid (KCAV) van het NIPV opgeheven. Wat er met de strategische doelstellingen en het budget (in 2021 nog € 900.000) voor de verbetering van de arbeidsveiligheid van de operationele hulpverleners is gebeurd is volstrekt onduidelijk.

Gelet op de twijfels over de gevaarsaspecten zijn vuurwerkbranden geen “business as usual”. De ervaringen en casuïstiek in binnen- en buitenland geven daar ook geen enkele aanleiding toe. In het bijzonder waar het gaat om de onvoorspelbare effecten, waaronder massa-explosiviteit. Daarom moeten brandweermensen kunnen vertrouwen op deugdelijke (blus)instructies die zijn afgestemd op de aanwezige risico’s. Daartoe hebben we immers in 2011 ons kennisinstituut in het leven geroepen.

Open vragen
Sinds de dag dat de ramp zich voltrok, is het dossier over de vuurwerkramp een veelbesproken kwestie en bleven veel prangende vragen onbeantwoord. Een klokkenluider vroeg op grond van eigen onderzoek zelfs om een parlementaire enquête. Tot op de dag van vandaag zijn mensen op zoek naar antwoorden op al deze vragen. Dat geldt ook voor de VBV. Zeker waar het gaat om het lerend vermogen van de brandweer met betrekking tot ongevalssituaties, waarbij brandweerpersoneel is betrokken. Zo zochten wij bijvoorbeeld tevergeefs naar een logische verklaring waarom regio’s verschillende blusinstructies en veiligheidsafstanden bij incidenten met vuurwerk hanteerden.

Toen in april 2018 in de Tweede Kamer vragen werden gesteld over de blusinstructie voor de brandweer bij vuurwerk en vuurwerkopslagplaatsen, en de antwoorden en een brief van de minister van Justitie en Veiligheid voor nog meer deining zorgden, heeft de VBV zich voorgenomen om definitief duidelijkheid te scheppen in de instructies voor de brandweer bij de bestrijding van branden met ontplofbare stoffen—waaronder vuurwerk. De noodzaak daartoe werd nog eens versterkt door de constatering van het Nederlands Instituut Publieke Veiligheid (NIPV, voorheen IFV) dat kennis van de gevaarzetting van vuurwerk in ons land beperkt is. En dat er in de hulpverleningsketen in ons land geen eenduidig beeld bestaat over (escalatie)risico’s en scenario’s met betrekking tot incidenten met vuurwerk.

Deze constatering, en het feit dat Brandweer Nederland ondanks de gerezen twijfels, geen redenen zag de blusinstructies bij de bestrijding van vuurwerkincidenten aan te passen, hebben ertoe geleid dat de VBV zelf veldonderzoek heeft verricht. Daarbij werd het ontbreken van eenduidige/uniforme blusinstructies bevestigd. Onze bevindingen hebben wij gedeeld met de ambtelijke organisatie van het ministerie en de vaste commissie Justitie en Veiligheid van de Tweede Kamer, die op 24 januari 2019 in haar procedurevergadering verzocht om de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) onderzoek te laten verrichten inzake onderzoek vuurwerkramp in Enschede.

Onze signalen werden ‘in Den Haag’ gelezen en gehoord, daarbuiten niet of nauwelijks. Een week na ons verzoek kwam de minister van Justitie en Veiligheid met een brief aan de Kamer. Daarin werd aangekondigd, ondanks het ongewijzigde standpunt van Brandweer Nederland, de (verschillende) blusinstructies nog eens op een rij te zetten en te bezien hoe deze zodanig zijn te uniformeren dat alle mogelijke onduidelijkheden en eventuele onnodige verschillen kunnen worden weggenomen. Op 14 februari 2019, exact 28 jaar na de vuurwerkramp in Culemborg, hebben wij onze bevindingen gepubliceerd middels een artikel ‘Vuurwerk blussen? Kijk uit!’ op onze website.

Ons enthousiasme over de toezegging van de minister was echter van korte duur. Gedurende het verloop van de onderzoeken, riep de weging van onze inbreng, en die van andere externe deskundigen, ernstige twijfels op over de gehanteerde onderzoeksmethoden. Verbazing was er ook over het ontbreken van relevante deskundigen en partijen, zoals TNO bij de (eenmalige) ‘expertsessie’.  Een werkwijze die volgens de VBV niet bijdraagt aan het vertrouwen om de risico’s voor brandweerpersoneel beheersbaar te houden en zo veel mogelijk te verminderen. Daarom hebben we op 25 oktober 2019 in een brief onze zorgen gedeeld met de minister van Justitie en Veiligheid.

Een krappe maand later (22 november 2019) werden de resultaten van de onderzoeken (brief met 3 rapporten als bijlagen) aangeboden aan de Tweede Kamer. In de beleidsreactie schrijft de minister dat er geen enkele twijfel mag bestaan over de risico’s en instructies voor hulpdiensten bij vuurwerkbranden. Dat vonden wij ook en nog steeds. Omdat niet alleen het NIPV, maar ook andere deskundigen en de VBV hebben gepleit voor aanvullend onderzoek naar de gevaarzetting van 1.3 vuurwerk (zogenaamd professioneel vuurwerk) zijn nadere afspraken gemaakt door de opdracht gevende ministeries, het NIPV, de brandweer, het RIVM, en de VBV. Die afspraak was dat praktijkonderzoek zou plaatsvinden, waarbij ook consumentenvuurwerk (klasse 1.4) zou worden betrokken.

Uitblijven praktijkproeven
Als gevolg van COVID-19 en andere perikelen liep de vaststelling van de geactualiseerde blusinstructie vertraging op, vond de aangekondigde themadag geen doorgang, en bleven de beloofde praktijkproeven om onduidelijke redenen uit. Dat hebben we kenbaar gemaakt in onze inbreng voor een commissiedebat in de Tweede Kamer op 27 mei 2021. Aan het eind van dat debat kwam de minister met de toezegging om op korte termijn te komen met de actuele stand van zaken rond de blusinstructie. De ‘Richtlijn Veilig optreden bij vuurwerk’ kwam, conform toezegging, op 16 juni 2021. In onze reflectie op het debat hebben we onze zienswijze gedeeld met de minister.

Op 21 juni 2021 werd in de Tweede Kamer de motie Leijten over het uitvoeren van een onafhankelijk onderzoek naar de vuurwerkramp ingediend. Verwijzend naar het lijvig rapport van dhr. Van Buitenen over eventuele misstanden bij de vuurwerkramp in Enschede en de afhandeling daarvan. De motie werd aangenomen en de opvolging (aanbesteding en begeleiden) van het onderzoek kwam in handen van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, die op 1 november 2022 opdracht heeft gegeven aan de Universiteit Twente om onafhankelijk onderzoek te doen naar de vuurwerkramp in Enschede.

Terwijl de minister van Justitie en Veiligheid in een brief van 21 maart 2022 aan de Tweede Kamer aangaf dat het brandweerpersoneel duidelijke handelingsperspectieven heeft voor de bestrijding van vuurwerkbranden, bleef de onduidelijkheid over de gevaarzetting bij consumenten vuurwerk voortbestaan. De ‘Kennissessie Voorbereiden op en bestrijden van vuurwerkbranden’ had tot doel het onderzoek van het NIPV, de ELO-module en instructie (nogmaals) breed onder de aandacht te brengen, maar bracht geenszins de gewenste duidelijkheid over de risico’s bij (opgesloten) vuurwerk in de klasse 1.4.

Zorgwekkende signalen
Op 18 januari 2023 ontving de VBV zorgwekkende signalen uit wetenschappelijke hoek, die melding maakten van onvolkomenheden in het NIPV onderzoeksrapport ‘Blusinstructies bij vuurwerk’. Die signalen hebben we kenbaar gemaakt aan het ministerie en de Tweede Kamer, met het verzoek om aanvullend onderzoek d.m.v. praktijktesten te steunen en te faciliteren. Tijdens het commissiedebat op 1 februari 2023, over Brandweer en crisisbeheersing, werd opnieuw aangedrongen op nader onderzoek ‘omdat we van iedere twijfel af moeten’, aldus een bezorgd Kamerlid.

In de brief van 1 maart 2023 gaf de minister van Justitie en Veiligheid aan geen toegevoegde waarde te zien van nog een aanvullend praktijkonderzoek. Over de gevaarzetting en mogelijke massa-explosiviteit van vuurwerk in de klasse 1.4 werd echter met geen woord gerept. Bovendien is daar ook geen praktijkonderzoek naar gedaan. Daarom heeft de VBV op 6 april 2023 haar standpunt nog eens verwoord in een notitie en verzonden aan het ministerie van Justitie en Veiligheid. Daaropvolgend werd op 17 april 2023 een overleg gepland tussen ministerie, NIPV, Brandweer Nederland, RIVM/TNO, dhr. Dahoe (Knowledge Center for Explosion and Hydrogen Safety) en de VBV, waarbij de bespreking van de ‘Richtlijn Veilig Optreden bij vuurwerk’ (en de onderbouwing ervan) centraal stond. De bespreking heeft helaas niet geleid tot consensus over de gevaarzetting van vuurwerk in de klasse 1.4 en passende blusinstructies.

Op 18 april 2023 werd een motie ingediend en aangenomen die de regering verzocht om te bezien of nader (praktijk)onderzoek naar de blusinstructies bij vuurwerk nodig is. Sindsdien bleef het stil. Tot het moment dat het onderzoeksteam van de Universiteit Twente haar rapport publiceerde.

Nieuw startpunt
De VBV is niet verbaasd dat een groot aantal van de constateringen die zij in de afgelopen jaren gedaan heeft impliciet of expliciet terug ziet komen in het rapport. De conclusies vormen tevens een bevestiging van onze waarnemingen dat het kwaliteitsfundament waarop brandweerzorg gestoeld zou moeten zijn in de afgelopen jaren sterk is afgebrokkeld, met ongewenste en negatieve gevolgen voor de kwaliteit van de brandweerzorg. De technische briefing met presentatie van het rapport in de Tweede Kamer markeert een nieuw startpunt bij de nadere oordeelsvorming over de leerpunten uit het rapport. De gesignaleerde veiligheidsproblemen vragen om bezinning en adequate maatregelen. Niet alleen in de Tweede Kamer, maar ook bij andere partijen, zoals onder meer de rijksinspecties, het ministerie van Justitie en Veiligheid, Brandweer Nederland en het NIPV.

De conclusies van het onderzoeksteam van de Universiteit Twente sluiten ook naadloos aan bij constateringen en aanbevelingen in het rapport van de commissie Muller. Of die problemen ook daadwerkelijk worden opgelost hangt af van de bereidheid om prioriteiten te stellen en keuzes te maken bij de aanstaande invulling van de Wvr. Daartoe heeft de VBV al verschillende keren een aanzet gegeven. Vanzelfsprekend ziet de VBV uit naar een nauwe samenwerking met de betrokken partijen om te komen tot een slagvaardig en toekomstbestendig stelsel waarin hoogwaardige brandweerzorg geboden kan worden en daarbij ook de risico’s voor brandweerpersoneel beheersbaar te houden en zo veel mogelijk te verminderen.

 

De Vakvereniging in 2024

Het nieuwe jaar is begonnen en zoals elk jaar met de discussie over agressie tegen hulpverleners en welke maatregelen dit vreemde fenomeen de wereld uit helpen. Ook dit jaar zal de VBV hier haar bijdrage aan proberen te leveren. Dit in de wetenschap dat gemakkelijke oplossingen in dit verband niet bestaan.

De duurzame inzetbaarheid van brandweermensen en het goed monitoren van hun gezondheid, daar zullen wij de komende tijd ook aandacht voor vragen. Volgens de VBV heeft onze huidige keuring heel weinig met het begrip ‘medisch’ te maken, terwijl dit wel in de naam is opgenomen. Periodiek Preventief Medisch Onderzoek. In een medisch onderzoek wordt volgens ons niet alleen fitheid, maar ook gezondheid onderzocht. Helaas is daarvan op dit moment geen sprake en dat moet dus anders. Wij pleiten ervoor dat de gezondheid wordt gemeten bijvoorbeeld door bloed en urine onderzoek en dat de gegevens worden vastgelegd en bijgehouden zodat een langjarig beeld ontstaat over de ontwikkeling van de gezondheid van brandweermensen.

Ook vinden wij dat wanneer mensen uitvallen met gezondheidsklachten zoals bijvoorbeeld PTSS dit veel beter moet worden bijgehouden en hulp geboden aan de brandweerman of vrouw in kwestie. Dit niet alleen voor beroepsmedewerkers, maar juist ook voor Vrijwilligers. Wij vinden dat veiligheidsregio’s hier goed werkgeverschap moeten tonen. Helaas is dit nu niet het geval en komen mensen in geestelijke nood er te vaak alleen voor te staan. Volgens de VBV moet dat anders en daar zullen wij ons in 2024 opnieuw hard voor maken.

Als het gaat over arbeidsveiligheid dan is ook de blusinstructie bij vuurwerkbranden een belangrijk onderwerp. Wij vragen al jaren om aanpassing en werden daarbij door ons kennisinstituut NIPV en Brandweer Nederland niet heel serieus genomen. Gelukkig heeft het onderzoek van de Universiteit Twente naar de vuurwerkrampen in Culemborg en Enschede de conclusie opgeleverd dat de huidige blusinstructie ontoereikend is en moet worden aangepast. Dus ook bij branden met opgeslagen consumenten vuurwerk is afstand en defensief optreden geboden in plaats van op 25 meter en offensief blussen. Er is bij dit onderwerp voor de brandweer in ons land dus nog veel te doen.

Als het gaat om brandbestrijding zullen wij ook in 2024 pleiten voor robuuste teams en slagkracht. Dus tenminste 6 brandweermensen met volledige opleiding in de tankautospuit naar een maatgevend incident. Geen verdere uitholling van de spullen en mensen per kazerne. Wij zullen blijven aandringen op voldoende tweede tankautospuiten in veiligheidsregio’s. Alleen op die manier kun je bij grote incidenten boven regionale hulp verlenen zonder kazernes leeg achter te laten. Want, om in voetbaltermen te spreken, er moet ook aandacht zijn voor de restverdediging. Als er in een andere regio hulp moet worden geboden bij grote incidenten, dan kan er in de eigen regio nog steeds een keukenbrand worden geblust.

Zo was het systeem ooit wel bedacht maar de uitgangspunten van dat systeem zijn in veel regio’s losgelaten. Meestal worden de uitgangspunten dan als “verouderd” bestempeld. De gerealiseerde bezuiniging, minder brandweer wordt dan als “toekomst bestendig” gekwalificeerd. Het resultaat van dit langjarige beleid heeft er voor gezorgd dat wanneer zich een grote natuurbrand in Nederland voordoet wij een beroep moeten doen op onze brandweer buren in Duitsland en België. Want wij hebben zelf onvoldoende bluscapaciteit om anderen te helpen en zelf nog restdekking te hebben. De VBV zal ook dit jaar aandacht blijven vragen voor slagkracht en volwaardige brandweerteams. Geen ‘brandweer light’ want daarvoor is het werk waarvoor de beroeps brandweermensen en brandweervrijwilligers worden gepiept te risicovol.

De aandacht van de Inspectie Justitie en Veiligheid voor bovengenoemde zaken is er wel, maar wij vinden dat aandacht alleen niet genoeg is. Als veiligheidsregio’s er ongestraft voor kunnen kiezen om adviezen en aanbevelingen van de Inspectie niet op te volgen, dat er dan iets aan het systeem mankeert dat moet worden gerepareerd. Hiervoor zullen wij de Tweede Kamer vragen actie te ondernemen.

In het eerder genoemde onderzoek naar de vuurwerkrampen werd de conclusie getrokken dat ons kennisinstituut, het NIPV, niet onafhankelijk is. Dat vinden wij ook en daar vragen wij al geruime tijd aandacht voor. De brandweerstatistiek was belegd bij het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) en daar hoort het maken van statistieken volgens de VBV ook thuis. Want onafhankelijk en daar heeft men kennis van statistiek. Inmiddels is het NIPV al jaren bezig om de weggevallen statistiek zelf te organiseren. Wat ons betreft onvoldoende want de cijfers kloppen regelmatig niet en een volledig beeld ontbreekt. Daarnaast is het niet onafhankelijk en lijkt het er volgens de VBV op dat sommige informatie ook liever niet inzichtelijk wordt gemaakt. Bijvoorbeeld over wegbezuinigde voertuigen en repressief personeel. Wij vinden daarom dat het NIPV los moet komen te staan van het Veiligheidsberaad en Brandweer Nederland. Dus ook hier is er voor de brandweer en de VBV nog veel werk aan de winkel.

De VBV zal blijven ijveren voor veiligheid, kwaliteit en slagkracht. Want wij zijn trots op het werk dat de brandweermensen in ons land doen en wij vinden dat dit werk vraagt om voldoende mensen en middelen. Wij zijn er ook van overtuigd dat de burgers in ons land die veiligheid waarderen en verlangen wanneer de nood aan de man is.

Daarvoor gaan wij opnieuw aan de slag. Daar kunnen alle brandweermensen en vooral de leden van de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers op rekenen. Wij wensen u een veilig jaar toe.

Marcel Dokter
Voorzitter

VBV Kerstgroet 2023

Beste vrienden van de VBV,

De kerstboom in huis en dus is het jaar 2023 bijna voorbij, tijd voor een terugblik. Voor onze Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers is het een bijzonder jaar geweest.
Als gevolg van onze deelname aan het Programma Vrijwilligheid en ons project om de positie van de postcommandant te ondersteunen, zijn wij overal in het land op bezoek geweest. Heel veel persoonlijke gesprekken gevoerd met postcommandanten, leden van ondernemingsraden en Brandweer Vrijwilligers.

Daarnaast waren er natuurlijk weer veel momenten waarop de VBV werd benaderd door leden van de vereniging omdat er in hun regio iets bijzonders aan de hand was. Zo was er in Zeeland het plan om twee kazernes samen te voegen op een locatie die voor de Vrijwilligers slecht bereikbaar was. Zo werd dan een prima functionerende groep Vrijwilligers buitenspel gezet in een veiligheidsregio waar de brandweerzorg al een aantal keren door de minister en de Inspectie als onvoldoende is gekwalificeerd. Gelukkig is het discutabele plan inmiddels van tafel.

In Brabant-Zuidoost trokken leden van de VBV aan de bel over de uitvoering van de keuring (PPMO) en andere Vrijwilliger onvriendelijke zaken, waarover wij nog steeds in gesprek zijn met die veiligheidsregio.

In Noord-Holland Noord moest de brandweer ook toekomstbestendig worden gemaakt. Zo worden bezuinigingen bij de brandweer tegenwoordig vriendelijk omschreven. De uitkomst van het plan was helaas veel minder vriendelijk, twee kazernes zouden worden gesloten, in andere kazernes zou voortaan structureel worden gewerkt met manschappen die niet volledig zijn opgeleid, “de brandweerassistent”. Tenslotte moesten een aantal kazernes verder als “First Responder” posten. Hier was het dan de bedoeling om een tankautospuit zonder HV-gereedschap en ademlucht-toestellen uit te rusten en de bevelvoerder kreeg ook een gedevalueerde cursus om leiding te geven bij de “First Response” klussen. Het blussen van een brand in een woning voor deze eenheid mocht maximaal de omvang van een prullenbak hebben. Zo ontstond dus de term “prullenbak brandweer”. De weerstand  onder Vrijwilligers en gemeenteraadsleden was groot. De VBV werd om hulp gevraagd en ons ledental in die regio steeg explosief.

Over explosief gesproken, de VBV vraagt al jaren om praktijkonderzoek naar het gedrag bij brand bij de opslag van consumenten vuurwerk, om zekerheid te krijgen over de blusinstructie. Onlangs verscheen het onderzoek van de Universiteit Twente (dus niet van TNO, zoals in sommige regio’s ten onrechte wordt betoogd) naar de vuurwerkramp in Enschede en Culemborg in opdracht van De Tweede Kamer. Volgens het onderzoeksteam kan opgeslagen consumentenvuurwerk zich massa-explosief gedragen. Daarmee is volgens de onderzoekers de blusinstructie van de brandweer voor dit soort branden dus onveilig en moet die worden aangepast. Een andere in het oog springende uitkomst van het onderzoek is de conclusie dat volgens de onderzoekers het Nederlands Instituut Publieke Veiligheid (NIPV) onafhankelijk moet worden gemaakt van het Veiligheidsberaad (VB), dat ook de veiligheidsregio’s bestiert. De VBV juicht dat initiatief toe. Want het voorkomt: “wij van het VB en NIPV adviseren het VB en het NIPV”.

In de veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland ontstond een geschil met de gemeente Putten. Hier was het voornemen om de tweede terreinvaardige tankautospuit weg te bezuinigen en te vervangen voor een klein bosbrand bestrijdingsvoertuig. Dit in een gebied waar midden in de bosrijke omgeving verzorgingstehuizen en andere bijzondere objecten zijn gehuisvest. Heel bijzonder was het dat op de dag van de zitting van de geschillencommissie, een onderzoeksrapport van het NIPV (Natuurbrandsignaal ’23) verscheen dat wij ons in de toekomst moeten voorbereiden op oncontroleerbare natuurbranden. De VBV constateert dat wij in Nederland bij grote natuurbranden inmiddels al de hulp van Duitsland en België moeten inroepen. Zelf kunnen wij geen hulp aan andere landen bieden omdat de restdekking er dan niet meer is. Want tweede tankautospuiten zijn inmiddels veelal wegbezuinigd inclusief de vrijwilligers. Wij zullen daarom blijven vragen voor versterking van de slagkracht in plaats van het steeds verder wegbezuinigen ervan.

In Lunteren laten de Brandweer Vrijwilligers aan de hand van prachtige filmpjes het mooie werk van de brandweer zien op YouTube. Door een klacht over privacy werd het plaatsen van deze indrukwekkende films stilgelegd en ook hiervoor heeft de VBV zich ingezet. Gelukkig is de zaak door de veiligheidsregio Gelderland Midden opgelost en inmiddels verschijnen er regelmatig prachtige beeldverslagen van het brandweerwerk. Heel indrukwekkend zijn de laatste twee afleveringen van een zolderbrand en nitreuze dampen bij een opslag van gekuild veevoer. Volgens de VBV is dit de mooiste reclame voor het Vrijwilligerswerk bij de brandweer. Die waardering is in het commentaar uit binnen- en buitenland steevast te lezen.

Wat bij die YouTube films heel goed in beeld komt is hoeveel mensen er hard moeten werken om bij een woningbrand (maatgevend incident) de zaak onder controle te krijgen. Het bevestigt volgens de VBV het beeld dat de bezetting van zes man in de tankautospuit bij zo’n maatgevend incident het absolute minimum is, minder is onverantwoord want onveilig.

Een aantal nieuwe ontwikkelingen zoals PFAS in brandweerkleding en duurzame inzetbaarheid van brandweermensen vragen inmiddels om aandacht. Ook de afstand tussen management en werkvloer, die steeds weer blijkt uit onderzoeken en bijvoorbeeld heel zichtbaar is in de 2Doc documentaire ‘Brandmeester’ over het werk bij de brandweer in Amsterdam, vraagt volgens de VBV om een “call to action”. Niet alleen onderzoeken en evalueren maar wat gaan we er aan doen? Daar zal de VBV zich in het komend jaar opnieuw voor inzetten, daar kunnen alle brandweermensen in ons land en onze leden in het bijzonder op rekenen.

De VBV wenst u mooie kerstdagen en een rustige, veilige jaarwisseling toe. Daarna een gezond en gelukkig nieuwjaar.

Marcel Dokter,
Voorzitter.

Meldpunt gezondheidsschade brandweer

PFAS bij de brandweer!?
Uit recente onderzoeken in de Verenigde Staten (VS) blijkt dat verhoogde niveaus van PFAS (Per- en polyfluoralkylstoffen) waargenomen zijn in bloedmonsters van brandweerlieden. Studies brengen de blootstelling aan PFAS in verband met de ontwikkeling van kanker en andere gezondheidseffecten.
Het RIVM geeft aan dat PFAS een effect kunnen hebben op het immuunsysteem, op het cholesterol in het bloed, effecten op de lever geven en nier- en testiskanker veroorzaken. Of PFAS daadwerkelijk gezondheidseffecten geven, hangt onder andere af van hoeveel PFAS mensen binnen krijgen over de tijd. Bij de brandweer worden PFAS sinds de jaren zestig gebruikt in blusschuim en sinds de jaren negentig in uitrukkleding.

Uitzending EenVandaag

Het nieuws- en actualiteitenprogramma EenVandaag besteedde 28 november jl. ruim aandacht aan bezorgde brandweermensen die willen weten wat het effect van schadelijke PFAS-chemicaliën in onder meer blusschuim en uitrukkleding is op hun gezondheid. Naar aanleiding van deze uitzending ontvingen wij verontrustende berichten van brandweermensen. Ze vragen zich af of er een verband zou kunnen zijn tussen hun ziektebeeld en de blootstelling aan PFAS in blusschuim en uitrukkleding bij de brandweer. Op de website van de European Environment Agency (EEA) zijn de effecten van PFAS op de menselijke gezondheid op een begrijpelijke wijze weergegeven.

Tegenstelling
In de betreffende uitzending van EenVandaag was een prominent toxicoloog van oordeel dat de beroepsmatige blootstelling aan PFAS bij de brandweer extra aandacht verdient. De woordvoerder van de Raad van Commandanten Directeuren Veiligheidsregio (RCDV) gaf desgevraagd aan zich geen zorgen te maken over de blootstelling van brandweermensen aan PFAS. Dat is met het oog op de verontrustende signalen uit de VS en de in de Arbowetgeving vastgelegde zorgplicht van de werkgever een opvallende tegenstelling die wij graag nader onderzocht willen zien.

Ontbrekend inzicht
Onze inspanningen moeten er voor zorgen dat er op een juiste manier wordt omgegaan met de aanwezigheid en risico’s van PFAS. Bovenal willen we dat er passende maatregelen genomen worden om de gezondheidsrisico’s voor brandweermensen tot een minimum te beperken. Anderzijds lijkt het aannemelijk dat in Nederland, net als in de VS, brandweermensen lijden aan ernstige gezondheidsproblemen die mogelijk verband houden met hun werkzaamheden bij de brandweer. Door middel van het inrichten van een meldpunt willen we eerst een goed beeld krijgen van de omvang van de omschreven problematiek en casuïstiek.

Oproep
Wij roepen (oud)brandweermensen op die gezondheidsproblemen zoals een verminderd immuunsysteem, verhoogde cholesterol waarden in het bloed, leverschade, nier- of testiskanker hebben die door een arts zijn vastgesteld en die met een voldoende mate van waarschijnlijkheid kunnen worden toegeschreven aan zijn of haar werk bij de brandweer, zich te melden. Twijfel over een mogelijk verband tussen de gezondheidsproblemen en het werk bij de brandweer is een factor die het signaleren en melden van deze ziekten belemmeren. Daarom roepen wij ook de collega’s op die twijfelen over een mogelijk oorzakelijk verband met hun werkzaamheden bij de brandweer om zich te melden. Ook kunt u hier uw (persoonlijke) vragen stellen. Indien wenselijk neemt de dossierhouder contact met u op. Meldingen, vragen en opmerkingen worden altijd zorgvuldig en vertrouwelijk behandeld. (ga hier naar ons meldformulier)

VBV Standpunt inzake PFAS bij de brandweer

Blusschuim
De brandweer gebruikt voor het blussen van vloeistof- en vloeistofcombinatiebranden sinds jaar en dag blusschuim. Dat blusschuim wordt geproduceerd door lucht te mengen met een schuimoplossing die water en een speciaal schuimconcentraat bevat. In vakjargon wordt dit schuimconcentraat SVM (schuimvormend middel) genoemd. Om de werking van het blusschuim te verbeteren zijn in dat schuimconcentraat jarenlang fluorcomponenten (PFAS) toegepast. PFAS is een verzamelnaam voor chemische stoffen met koolstof-fluorverbindingen. Deze fluorverbindingen kunnen een risico vormen voor de gezondheid van mensen en het milieu.

Vanwege deze risico’s, en omdat fluorverbindingen uit blusschuim steeds vaker worden teruggevonden op plaatsen waar ze niet thuishoren, moeten de brandweerkorpsen binnen afzienbare tijd al het fluorhoudend blusschuim vervangen door nieuwe soorten blusschuim zonder fluor. De discussie over het gebruik van PFAS in blusschuim bij de brandweer gaat nu in de kern over de onomkeerbare effecten op het milieu en mensen die PFAS met zich meebrengen.

Nieuwsbericht
Toen in 2017, in verschillende landelijke dagbladen het nieuwsbericht “Brandweer gebruikt giftig blusschuim” verscheen, ontstond er bezorgdheid bij brandweermensen. Vooral omdat in het betreffende nieuwsbericht het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) stelde dat fluorhoudend blusschuim zeer schadelijk is en mogelijk kankerverwekkend. In het bericht werd de zorgwekkende opvatting van het RIVM bekrachtigd door twee prominente toxicologen.

In de Tweede Kamer kreeg het nieuwbericht ook ruime aandacht. Na een verzoek van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu om een reactie op het bericht en antwoorden op een lijst met vragen van Kamerleden, kwam de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, met een brief en antwoorden op de gestelde vragen. Sommige van deze antwoorden geven nu aanleiding tot een nadere beschouwing. Met name waar het gaat om de gezondheidsrisico’s voor brandweermensen die jarenlang tijdens hun werkzaamheden in meer of mindere mate zijn blootgesteld aan fluorhoudend schuimconcentraat.

Brandweerkleding
Een bijkomend probleem is dat fluorhoudend schuimconcentraat niet de enige bron is van blootstelling aan PFAS. Ook de uitrukkleding van brandweermensen is aangemerkt als een potentiële bron van blootstelling aan PFAS. In de Verenigde Staten hebben brandweermensen en andere hulpverleners al individuele rechtszaken aangespannen tegen meer dan 40 fabrikanten van brandweerkleding, waaronder bekende namen als 3M en DuPont. De materialen die zich het dichtst bij de huid van de brandweerman/vrouw bevonden leken met de jaren meer PFAS af te geven.

Internationaal onderzoek
Ondanks het feit dat de schadelijke effecten van PFAS in de media steeds meer aandacht krijgen, en uit internationale onderzoeken blijkt dat de zorgen over de blootstelling aan PFAS bij de brandweer en het gezondheidsrisico voor brandweermensen niet geheel onterecht zijn, lijken de werkgevers (de besturen van de veiligheidsregio’s) nog weinig vorderingen te hebben gemaakt om deze zorgen weg te nemen. Bijzonder in dat opzicht is dat van het gebruikte PFAS-houdende schuimconcentraat een boekhouding moet worden bijgehouden, maar dat het monitoren of brandweermensen ziek worden van hun werk, niet of nauwelijks van de grond komt en (arbeidsgerelateerde) gezondheidsklachten veelal onder de radar blijven. Betrouwbare data waarmee in de toekomst antwoord gegeven kan worden op vragen over relaties tussen blootstelling aan gevaren en gezondheid ontbreken.

Veiligheid en gezondheid van brandweermensen voorop
Voor de VBV staat de veiligheid en gezondheid van brandweermensen voorop. Volgens de Arbowet is de werkgever verantwoordelijk voor het treffen van maatregelen die de arbeidsrisico’s voor zijn medewerkers zoveel mogelijk beperken. Het is de hoogste tijd dat de werkgevers vaart maken met het invullen van deze verantwoordelijkheid.

VBV vraagt om brede aanpak agressie en geweld

Op woensdag 25 oktober organiseerde de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid in de Tweede Kamer een rondetafelgesprek over agressie en geweld tegen beroepsgroepen met een publieke functie. De Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (VBV) heeft de uitnodiging van de commissie om haar zienswijze over dit onderwerp met de Kamerleden te delen dankbaar aanvaard. Niet in de laatste plaats omdat wij agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak in alle gevallen ontoelaatbaar achten. Het verhaal dat je bij de brandweer wel tegen ‘een stootje’ moet kunnen gaat bij ons niet op. 

Tijdens het rondetafelgesprek heeft VBV voorzitter Marcel Dokter, tevens ervaringsdeskundige, ons Position Paper mondeling toegelicht en gepleit voor het volgen van een tweesporenbeleid. Enerzijds op handhaving en optreden tegen relschoppers die hulpverleners bekogelen met vuurwerk of ander agressief gedrag vertonen. Anderzijds vraagt de VBV dat werkgevers, de vijfentwintig veiligheidsregio’s in ons land, brandweermensen leren omgaan met geweld. Vooral omdat agressie en geweld tegen hulpverleners voorlopig niet zijn verdwenen uit onze samenleving. Bovendien blijkt uit onderzoek dat Nederland zelfs Europees kampioen is als het gaat om agressie tegen werknemers. Wij hebben de vaste commissie opgeroepen om de minister van JenV te vragen hiervoor als stelselverantwoordelijke het initiatief te nemen en de veiligheidsregio’s tot actie te bewegen. Want zonder dat initiatief zal er weinig veranderen en zullen wij ook de komende jaren met elkaar het gesprek over dit onderwerp voeren en onze verontwaardiging uitspreken.

Aanbevelingen Inspectie JenV vinden geen gehoor in Zeeland

,,Waar gewerkt wordt, worden fouten gemaakt‘’, erkende voorzitter Van Merrienboer van de veiligheidsregio Zeeland (VRZ), tevens burgemeester van Terneuzen. Een administratieve rekenfout van de VRZ heeft ingrijpende financiële gevolgen voor sommige van de 13 Zeeuwse gemeenten. Zo krijgt Vlissingen ruim een miljoen euro terug en moet Veere alsnog bijna een miljoen euro bijbetalen. Het Algemeen Bestuur (AB) van de VRZ betreurt de ontstane situatie voor de gemeenten. Volgens burgemeester Van Merrienboer moet de VRZ voortaan “nog zorgvuldiger dan nu kijken of we alle regels goed toepassen.”

Het is goed om te vernemen dat de VRZ alle regels goed wil toepassen. Want vanuit onze achterban in Zeeland ontvingen wij ook signalen dat het AB van de VRZ op 7 juli jl. een nieuw dekkingsplan heeft vastgesteld. Echter, zonder dat bij het opstellen van dat dekkingsplan is voldaan aan de gestelde randvoorwaarden. Een situatie die door brandweermensen en raadsleden wordt betreurd.

De VBV is daarom verzocht om een zienswijze op deze ontwikkelingen te geven. Omdat de aankondiging van een (voormalig) lid van het Algemeen Bestuur, dat de VRZ volop bezig is met een ‘herstructurering met minder kazernes’ nog vers in ons geheugen ligt, heeft dat verzoek geresulteerd in het stellen van verdiepende vragen door de VBV aan de VRZ. Die vragen zijn beantwoord door de VRZ. Vervolgens heeft eind augustus een gesprek plaatsgevonden met functionarissen van de VRZ. Sindsdien hebben we niets meer vernomen.

Onze bevindingen op hoofdlijnen:

Veiligheidsregio’s zijn wettelijk verplicht om ten minste eenmaal in de vier jaar een beleidsplan (art. 14 Wvr) vast te stellen. Het dekkingsplan maakt volgens artikel 14, lid 2 onder f Wvr onderdeel uit van dat beleidsplan. Het voorgaande ‘dekkingsplan’ van de VRZ (rapport Maatwerk) is in 2015 vastgesteld en had dus feitelijk in 2019 moeten worden herzien. Vanwege de deelname van Brandweer Zeeland in 2021 aan de landelijke Pilot GebiedsGerichte Opkomsttijden (GGO) heeft het bestuur besloten het ‘dekkingsplan’ uit 2015 te verlengen. Normaal gesproken wordt het dekkingsplan – als onderdeel van het (ontwerp)beleidsplan – ter consultatie voorgelegd aan de gemeenteraden. Zo kunnen de gemeenteraden hun inbreng leveren op het beleid van de veiligheidsregio. Op grond van artikel 3a Wvr geldt dat ook voor het bepalen van de doelen die de gemeente nastreeft betreffende de brandveiligheid en de werkwijze en kwaliteit van de brandweerzorg.

Het Algemeen Bestuur van de VRZ heeft echter op 24 februari 2022 het ‘Beleidsplan Veiligheidsregio Zeeland 2022-2025’ vastgesteld. In het betreffende voorstel wordt bij punt 2 (Wettelijk kader en of eerdere besluitvorming) aangegeven dat het dekkingsplan niet is opgenomen als bijlage bij het beleidsplan.
Als reden geeft de VRZ aan dat Brandweer Zeeland (als één van zes pilotregio’s) in 2019 is gestart met een landelijke proef Gebiedsgerichte opkomsttijden (GGO).
“Door als één van de zes pilotregio’s deel te nemen aan het landelijke project is het doel om een geactualiseerd dekkingsplan vast te stellen op basis van de gebiedsgerichte opkomsttijden. Omdat besluitvorming hierover later plaatsvindt wordt voorgesteld om geen dekkingsplan bij te voegen.”

De betreffende pilotregio’s – waaronder ook de VRZ – hebben in 2021 ieder een concept-dekkingsplan bij de Inspectie Justitie en Veiligheid (Inspectie JenV) aangeleverd. Conform het plan van aanpak van de Inspectie zijn hun bevindingen en conclusies in de tweede week van januari 2022 voor wederhoor aan de VRZ en de andere deelnemende pilotregio’s voorgelegd. De toepassing van wederhoor heeft niet geleid tot aanpassingen van de uiteindelijke bevindingen en conclusies van de Inspectie. Zo vond de Inspectie onder meer dat het fijnmazige netwerk van kazernes nergens is belegd en nergens aan wordt getoetst. Dit draagt niet bij aan (inter)regionaal en nationaal inzicht in de mate van slagkracht. Het ontbreken van inzicht in de objecten (zoals bijvoorbeeld ziekenhuizen, zorginstellingen e.d.) waar de tijdnormen worden overschreden en welke risico beperkende maatregelen deze overschrijdingen dienen te compenseren, ontbrak in het concept van de VRZ. Dat inzicht ontbreekt ook in het nieuwe, vastgestelde dekkingsplan. Gelet op de risico’s zou dat de 13 gemeenteraden hoofdbrekens moeten bezorgen.

Bij brief van 21 december 2022 ontvingen de colleges van burgemeester en wethouders en gemeenteraden van de Zeeuwse gemeenten een ‘doorkijk in de ontwikkelingen 2023 en 2024 van Veiligheidsregio Zeeland.’ Uit deze ‘doorkijk’ blijkt dat de VRZ in 2022 is gestart met het programma Brandweerzorg 2030. Verder lezen we dat het nieuwe dekkingsplan, gebaseerd op gebiedsgerichte opkomsttijden, de basis vormt voor verdere besluiten over de kwaliteit en inrichting van brandweerzorg. Het Algemeen Bestuur zou in de eerste helft van 2023 besluiten over het nieuwe dekkingsplan.

Het vaststellen van het nieuwe ‘Dekkingsplan gebiedsgerichte opkomsttijden’ stond geagendeerd voor de vergadering van het Algemeen Bestuur (AB) van de VRZ op vrijdag 7 juli jl. Bij de vergaderstukken waren voor agendapunt 7 een 3-tal bijlagen gevoegd. In het bestuursvoorstel werd het Algemeen Bestuur onder meer gevraagd:
– Het dekkingsplan 2023-2025 op basis van gebiedsgerichte opkomsttijden vast te stellen (inclusief technische bijlage GGO);

– Het dekkingsplan na vaststelling ter informatie aan te bieden aan de colleges, met het aanbod een toelichtende sessie voor gemeenteraden te organiseren;

Echter, bij de vergaderstukken ontbrak een dekkingsplan dat is opgesteld conform de ‘Handreiking landelijke uniforme systematiek voor dekkingsplannen’. Dat is bijzonder. Niet in de laatste plaats omdat de minister van JenV in haar brief van 19 december 2022 ervan uitgaat dat de veiligheidsregio’s hun dekkingsplannen vóór 31 december 2023 op grond van de handreiking opstellen, vervolgens bestuurlijk vaststellen en de werking hiervan in de praktijk monitoren.

Democratische legitimatie

Uit de eveneens voor de AB-vergadering van 7 juli jl. geagendeerde concept-bestuursrapportage 2023 blijkt op pagina 7 dat in vier bestuurlijke sessies het nieuwe dekkingsplan is toegelicht aan de burgemeesters van de 13 Zeeuwse gemeenten en input is opgehaald. Echter, en in afwijking van de in de wet vastgelegde procedure, is die ‘input’ bij de gemeenteraden niet opgehaald. Want uit het verslag van de raadsklankbordgroep VRZ van 7 juni 2023 blijkt dat het bestuur van de VRZ  het dekkingsplan 2023-2025 niet voor een zienswijze gaat aanbieden aan de raden, ‘omdat het een feitelijke weergave is van de huidige stand van zaken van brandweerzorg in Zeeland.’

Het probleem is echter dat het dekkingsplan 2023-2025 met deze ‘feitelijke weergave’ tot nu toe niet openbaar is gemaakt en deze raadsklankbordgroep zich nadrukkelijk niet mengt in het formele besluitvormingstraject. Daarmee lijkt de VRZ de in de Wet veiligheidsregio’s verankerde ‘haalplicht’ bij de gemeenteraden te omzeilen en grotendeels te onttrekken aan democratische sturing. Raadsleden, burgers en bedrijven krijgen op deze wijze weinig tot geen inzicht in hoe snel de brandweer na alarmering aanwezig kan zijn.

De VRZ heeft bij brief van 7 augustus 2023 het ‘Dekkingsplan Gebiedsgerichte opkomsttijden 2023-2025’ met technische bijlagen aangeboden aan het college van burgemeester en wethouders van de 13 Zeeuwse gemeenten. Dit met de vraag deze ter informatie aan te bieden aan de gemeenteraad. Echter, in slechts drie gemeenten blijkt het dekkingsplan terug te vinden tussen de raadsstukken. Dat vinden wij een zorgelijke ontwikkeling.

Vruchteloze aanbevelingen Inspectie JenV

In het AB bestuursvoorstel staat dat uit de ‘nulmeting’ naar voren komt dat op basis van het huidige kazernenetwerk een ‘goede dekking’ van brandweerzorg kan worden geleverd. Gelet op het feit dat het huidige kazernenetwerk niet of nauwelijks afwijkt van de situatie in 2012, en dat met name overdag (naar eigen zeggen) 67% (!!) van de Zeeuwse posten als samengestelde eenheid gealarmeerd moeten worden, staat de kwalificatie ‘goede dekking’ van de VRZ in schril contrast met de conclusies van de Inspectie uit 2007. Toen kwam de Inspectie in haar ‘Regiorapport Zeeland’ met een tabel waarin op sommige plekken in Zeeland forse overschrijdingen van de aanbevolen opkomsttijden werden geconstateerd. Een van de aanbevelingen van de Inspectie luidde; ‘de eigen situatie op detailniveau zo helder mogelijk in beeld te brengen.’ Niet in de laatste plaats om adequate en passende maatregelen te kunnen nemen.

In 2012 constateerde de Inspectie nogmaals dat de brandweerkorpsen in Zeeland in slechts 47% van de gevallen binnen de normtijd (opkomsttijden) van het Besluit veiligheidsregio’s (Bvr) ter plaatse zijn. De toenmalig minister van JenV kwalificeerde in zijn brief aan de VRZ de uitkomsten als ‘onvoldoende’ en noemde de situatie zelfs ‘zorgelijk’. Hij verzocht de VRZ met klem om de opkomsttijden te verbeteren en daartoe de noodzakelijke stappen te nemen. In 2013 registreerde de Inspectie in haar beeld van de VRZ dat het dekkingsplan van de VRZ nog niet voldeed aan de wettelijke vereisten, maar dat de tekortkomingen binnen het plan ‘Maatwerk in Brandweerzorg’ zouden worden opgelost.

De voorstellen in het plan ‘Maatwerk in Brandweerzorg’ moesten voorzien in een ‘robuuste en toekomstbestendige brandweerzorg in Zeeland. Maar beoogd werd het halen van forse besparingen d.m.v. het sluiten/samenvoegen van 11 kazernes, het reduceren van de slagkracht (minder personeel & afwijkende voertuigbezetting) en het generiek oprekken van de normtijden. Volgens de ondernemingsraad was van een tijdige en wezenlijke betrokkenheid van de medezeggenschap bij het voorgenomen besluit geen sprake.
Tot ieders verrassing, en los van enkele ‘onzekerheden’, kwalificeerde de Inspectie eind 2015 de plannen als een ‘verbetering’.

Echter, kort na deze verrassende conclusie, gaven verschillende klokkenluiders een bedenkelijk beeld van de ‘onzekerheden’ en de cultuur binnen de VRZ. Bovendien bleken de gewenste verbeteringen in 2017 – na een toetsing door de Inspectie JenV – nog steeds niet, dan wel onvoldoende gerealiseerd. Met de bevindingen en conclusies van de Inspectie in 2022 inzake het concept-dekkingsplan gebiedsgerichte opkomsttijden, komen we opgeteld op zes aanbevelingen van de Inspectie aan de VRZ. Deze aanbevelingen, en de oproepen van de minister, hebben tot nu toe niet geleid tot het behalen van het beoogde doel; een dekkingsplan dat besturen, burgers en bedrijven naast inzicht in beschikbare capaciteiten en daarmee slagkracht van de organisatie, ook zicht geeft op het flankerend beleid op het gebied van de risicobeperkende en brandpreventieve maatregelen.

Resumé

Net zoals haar voorganger in 2012, heeft de huidige minister van JenV in haar brief van 19 december 2022, via het Veiligheidsberaad alle veiligheidsregio’s verzocht om voor 31 december 2023 hun dekkingsplannen op orde te brengen op basis van de herziene Handreiking landelijk uniforme systematiek voor dekkingsplannen. Deze handreiking beoogt dat veiligheidsregio’s hun bestuur op een uniforme en transparante wijze informeren over de capaciteit van hun repressieve brandweerzorg. Ook hecht de minister er aan dat de veiligheidsregio’s op een eenduidige wijze omgaan met het op- en vaststellen van de dekkingsplannen.

Wij hebben geconstateerd dat het AB van de VRZ met het vaststellen van het Dekkingsplan 2023-2025 op basis van gebiedsgerichte opkomsttijden (inclusief technische bijlage GGO) niet heeft voldaan aan de door de minister gestelde voorwaarden. Transparantie is immers één van de belangrijkste uitgangspunten bij het toepassen van deze nieuwe methodiek. Echter, de noodzakelijke processtappen uit de landelijke systematiek, waarbij de brandweer per stap haar overwegingen, onderbouwingen en keuzes dient te documenteren, zijn in het vastgestelde dekkingsplan onvoldoende uitgewerkt. Een realistisch beeld van de repressieve brandweerzorg in de 13 gemeenten en de specifieke knelpunten daarin ontbreekt. Hierdoor zijn die stappen voor het bestuur, gemeenten en medezeggenschapsorganen niet meer te volgen. Dat geldt ook de gevolgen van de forse daling (240 personen) van het aantal brandweermensen in Zeeland van 1357 in 2012 naar 1117 in 2022 voor de paraatheid en slagkracht.

Wij zien het ‘Dekkingsplan 2023-2025’ van de VRZ vooral als een ‘cosmetische ingreep’ om de dekking voor van de brandweer in Zeeland als ‘goed’ te kunnen bestempelen, terwijl een objectieve onderbouwing voor deze beoordeling en een oplossing voor de (kritieke) paraatheidsproblemen ontbreekt. Wat ons betreft is het tijd voor een bezoek van de Inspectie of een aanwijzing van de commissaris van de Koning op grond van artikel 59, eerste lid, van de Wvr.

Als het echt misgaat, wordt ‘Bram’ ingevlogen!?

Bram van het QRT team

Het trok meteen onze aandacht, de kop in de krant: “Als het echt misgaat, wordt Bram ingevlogen”. Ook de foto van een imposant uitgedoste Bram* (de brandweerman) compleet met bivakmuts zorgde dat we het bijbehorende artikel meteen gingen lezen. Bram is lid van het QRT (Quick Response Team) van de VRU.  In Utrecht is er een combinatie gemaakt van het HRT (Hoogte Redding Team) en het QRT. Op plekken waar zich bijvoorbeeld een ernstige calamiteit of aanslag heeft voorgedaan komt het QRT ter plaatse. Zij kunnen gewonden verzorgen, maar ook evacueren. De oorsprong van dit werk ligt in Zaventem waar de brandweer, na de verschrikkelijke bomaanslag op 22 Maart 2016,  geconfronteerd werd met veel slachtoffers en niet de uitrusting had om adequate hulp te bieden. Het oprichten van een specialistisch team was dan ook het gevolg, na een evaluatie van deze tragedie.

Uiteraard volgde men deze trend in Nederland en werden er ook hier diverse teams opgericht. Waaronder in Haaglanden, Rotterdam, Amsterdam en Utrecht. Op de foto bij het artikel was meteen veel kritiek. Een brandweerman met een bivakmuts…is dat wenselijk? Een teamleider die onder de radar wil blijven en het liefst daaronder wil opereren?! Dat heeft toch wel een aardige ‘special forces’ zweem. De vraag is of we dat als brandweer wel willen met zijn allen?!

Het opereren in situaties waar in sprake is van een hoog geweldsspectrum is voorbehouden aan bijvoorbeeld de DSI (Dienst Speciale Interventies). De DSI is een mix van getrainde politieagenten en militairen, afkomstig uit bijzondere defensie-eenheden. Zij zijn gewend te opereren in levensgevaarlijke situaties.

Het was misschien niet Bram zijn bedoeling, maar het artikel heeft een iets te hoog macho gehalte. Daarnaast zet het een beeld neer van een soort brandweer DSI.

Na een bericht op X (Twitter) kwamen er vanuit DSI kringen dan ook de nodige reacties, waarbij men het werk van de QRT waardeerde, maar het artikel en de foto’s wel een beetje over de top vond. Ook uit de eigen gelederen kwam de nodige kritiek. Zoals de bewering in het krantenartikel dat Bram en zijn team naar binnen gaan, zelfs wanneer nog niet alles veilig is. Dit werd meteen ontkracht, want men neemt geen enkel risico. Het is niet de eerste keer dat een pand volgepropt zit met explosieven.

De vraag is ook: moeten we dat als brandweer willen? Opereren in gevaarlijke situaties waar bijvoorbeeld nog geschoten kan worden? In zulke gevallen neemt de DSI de leiding en bepaalt wat er opvolgend gaat gebeuren. QRT is in die lijn dienend en volgend. Recent heeft de Inspectie van Justitie en Veiligheid zich nog kritisch uitgesproken over de manier waarop veiligheidsregio’s zijn voorbereid op het beperken van de gevolgen van een aanslag en/of andere vormen van grof of extreem geweld. Hoewel men constateerde dat opvolging niet veel verschilde per regio, waren er wel bedenkingen bij de uniformiteit. Daardoor kunnen verschillen ontstaan in de wijze waarop de burger in nood hulp krijgt. Dat moeten we niet willen.

Het is dus ook zaak om binnen de QRT’s te komen tot een eenheid ten aanzien van het handelen. Daarnaast is het ook belangrijk om te bedenken hoe we ons in die keten willen profileren. In dat kader lijkt een bivakmuts iets te veel van het goede. Graag benadrukken we het respect wat er is voor het invullen van deze taak. Maar laten we er geen ‘rambo circus’ van maken.

* Bram is vanwege veiligheidsredenen een gefingeerde naam.