Redactie

Taakdifferentiatie Brandweer Vrijwilligers

Taakdifferentiatie Brandweer Vrijwilligers

Nederland zou er totaal anders uitzien zonder vrijwilligers. Dat geldt niet alleen voor de brandweerzorg en rampenbestrijding in ons land, maar ook voor andere essentiële organisaties zoals o.a. de politie, defensie, de KNRM en de reddingsbrigades. Op grond van EU-wet- en regelgeving is door de Minister van Justitie en Veiligheid een juridisch vraagstuk op tafel gelegd. Niemand heeft erom gevraagd, niemand wordt er blij van en niemand heeft baat bij het uithollen van de participatie van intrinsiek gemotiveerde burgers in het veiligheidsdomein. Toch bogen het Veiligheidsberaad en de minister van JenV zich 22 februari jl. over de ‘denkrichting differentiatie brandweertaken’.  Een beslissing kwam er niet maar het invoeren heeft verstrekkende gevolgen voor de brandweer en daarmee de kwaliteit van de brandweerzorg en rampenbestrijding in ons land. Deze taken worden in ons land immers voor het leeuwendeel (zo’n 80%) uitgevoerd door vrijwilligers. Mensen die niet beroepsmatig op een kazerne zitten of slapen, maar opkomen van huis of werk als ze worden gealarmeerd. Dagblad Trouw en het programma Nieuwsuur schenken vandaag ook aandacht aan dit onderwerp. Trouw interviewde drie vrijwilligers en heeft daar een mooi en aansprekend artikel over gemaakt. Het actualiteitenprogramma Nieuwsuur komt vanavond om 21.30 uur op NPO 2 ook met een een reportage.

Tweede Kamer
Ook in de Tweede Kamer is de taakdifferentiatie bij de brandweer onderwerp van gesprek. Vanmiddag spreken Marcel Dokter en Jurriaan Jacobs (resp voorzitter en bestuurslid van de VBV) met leden van de vaste commissie Justitie en Veiligheid in de Tweede Kamer. Dit gesprek is gepland van 16.00 tot 16.45 uur en gaat over de voorstellen om nadrukkelijk onderscheid te gaan maken tussen het werk van vrijwillige – en beroepsbrandweermensen, kortweg; taakdifferentiatie. De VBV heeft hiervoor een gespreksnotitie voorbereid. Van 17.00 tot 17.45 uur gaan de Kamerleden in gesprek met Geerten Boogaard en Armin Cuyvers, die onlangs in dagblad Trouw betoogden dat het Europees arbeidsrecht voldoende ruimte moet laten voor de inzet van professionele Vrijwilligers. Eerder al werden Kamervragen gesteld aan Minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid door het lid Van Nispen (SP) over vrijwilligheid bij de brandweer en de leden Yesilgöz-Zegerius (VVD) en Buitenweg (GL) over het onderzoek naar taakdifferentiatie bij de brandweer

De standpunten van de VBV
De standpunten en aanbevelingen van de VBV m.b.t. dit vraagstuk zijn na de eerste signalen rond de Wnra begin 2018 al helder gecommuniceerd en sindsdien ongewijzigd. Via onze memo van 13 juli 2020 hebben we vervolgens getracht de ‘denktank’ ervan te overtuigen dat een tweedeling in eerste- en tweederangs brandweermensen de kwaliteit van ons huidige stelsel ernstig zal aantasten. Zoals uit de landelijke inventarisaties blijkt staan we niet alleen met onze opvatting. Dat sterkt ons in onze gedachten zoals we die in onze brief van 15 januari jl. aan de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid hebben verwoord. Kort en bondig; met het uitvoeren van bouwsteen 1 van de denkrichting (verplicht en niet verplicht als onderscheid) kan het belangrijkste juridische obstakel worden weggenomen. Feitelijk wordt daarmee ten langen leste ook uitvoering gegeven aan de aanbeveling uit 2011 toen n.a.v. onderzoek naar bedrijfsvoeringsmodellen voor de inzet van brandweervrijwilligers door de partijen werd geadviseerd om expliciet onderscheid te maken tussen vrijwilligers en parttimers. Het rapport en de aanbevelingen verdwenen helaas in een diepe la.

De consequenties van het tumult overziend stellen wij onszelf de vraag; in hoeverre slaagt de brandweer er nog in aantrekkelijk te zijn en te blijven voor vrijwilligers? Volgens de minister dragen nieuwe methoden en werkwijzen bij aan een toekomstbestendig brandweerstelsel met een robuuste plaats voor brandweervrijwilligers. Wij hebben daar ook heldere beelden bij en voorstellen voor en brengen die graag tot uitvoering. De VBV participeert daarom ook in het Programma Vrijwilligheid en heeft daar recent de wens geuit om behoudens onderzoek en dikke rapporten nu ook eens de daad bij het woord te voegen en vooral de postcommandanten/ploegchefs (dagelijks direct leidinggevenden van vrijwilligers) daadkrachtig te ondersteunen in het oplossen van knelpunten die in de 850 vrijwilligerskazernes worden ervaren. Naast de steun van 25 werkgevers, rekent de VBV hierbij ook op structurele steun van de minister als systeemverantwoordelijke voor het behoud van het stelsel van vrijwilligheid in ons land.

Je staat er niet alleen voor! (Waarom Jeroen lid werd van de VBV)

Je staat er niet alleen voor!
(Waarom Jeroen lid werd van de VBV)

Jeroen Ensink is zes jaar vrijwilliger bij de brandweer in Losser. Eerst als brandwacht en sinds zes maanden als bevelvoerder.  Hij werd 1,5 jaar geleden lid van de VBV. In het dagelijks leven is Jeroen bedrijfsleider bij een evenementenbedrijf.

Hoe ken je de VBV?

“Peter de Vries attendeerde mij jaren geleden op het bestaan van de VBV en vroeg of ik belangstelling had voor een bestuursfunctie. Ik ben me erin gaan verdiepen, maar had er op dat moment in mijn leven geen tijd voor. Ik spreek ook Harry Baas regelmatig. Hij vertelde dan over wat de VBV achter de schermen doet voor de vrijwilligers. Dat was en is veel.”

Waarom ben je lid van de VBV?

“Zij behartigen de belangen van de brandweervrijwilliger. Ik zie de VBV als een soort vakbond. Je merkt er meestal niets van, maar het is een geruststellend gevoel dat mensen op de achtergrond bezig zijn met jóuw belangen. Hier in Twente zijn er gevallen van vrijwilligers die ziek werden of schade opliepen en door de logheid van het apparaat in de kou bleven staan. Als lid van de VBV sta je er in dergelijke gevallen niet alleen voor, dat vind ik een geruststellende gedachte.”

Als tip voor de VBV zegt Jeroen: “Wellicht is het mogelijk per regio een ambassadeur van de VBV in de OR te hebben. En een nieuwsbrief zou meer mensen op de hoogte brengen van waar de VBV mee bezig is.”

 

De VBV en taakdifferentiatie

De VBV en taakdifferentiatie

Het onderwerp taakdifferentiatie is bij de brandweer volop in het nieuws.
De Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (VBV) krijgt veel vragen over dit onderwerp.
Wij proberen aan iedereen duidelijk te maken dat voor ons belangrijk is dat er geen eerste en tweederangs brandweermensen ontstaan.

De reden voor taakdifferentiatie is een juridisch probleem dat moet worden opgelost.
In Nederland hebben wij ervoor gekozen dat de kwaliteit van alle brandweermensen gelijk moet zijn. Dus geen verschil tussen Beroeps of Vrijwillig.

Volgens het gelijkheidsbeginsel, verankerd in Europese wetgeving, moeten gelijke gevallen gelijk worden beloond. Omdat er bij de brandweer groot verschil is in beloning tussen Beroeps en Vrijwillig, moeten er dus verschillen zijn in het soort werk. Daarvoor is taakdifferentiatie bedacht.

Vrijwilligers alleen de basis brandweerzorg en maximaal 1 specialisme. Beroeps brandweermensen de basis brandweerzorg en tenminste 3 specialismen.

De VBV vindt dat wij het verschil niet moeten zoeken in taken, maar in de manier waarop we aan het werk gaan.
Dat verschil zit er dan in dat beroeps brandweermensen in een kazerne wachten op het alarm of met de brandweerauto thuis in een zogenaamd geconsigneerd piket.
Vrijwilligers doen hun werk op basis van vrije instroom. De pieper gaat, dan gaan zij naar de kazerne.
Daarbij is nog een ander fundamenteel verschil, de Vrijwilliger kan besluiten dat hij niet opkomt, hoewel zijn komst wel wordt gevraagd. Beroeps hebben deze “opt out” niet.

Als Vrijwilligers kazernediensten willen doen, dan doen zij dat op basis van een parttime arbeidscontract. Het grote bijkomende voordeel is dan dat in geval van ziekte of ongeval aanspraak kan worden gemaakt op verzekering en doorbetaling. Vrijwilligers kunnen dus wat ons betreft ook brandweer als beroep naast hun Vrijwilligheid uitoefenen.

Dit hebben wij ingebracht in de denktank die voor dit doel is opgericht. De denktank heeft het advies van professor Verburg gevolgd en uitgewerkt in een aantal bouwstenen.
Bouwsteen 1 is het afschaffen van kazernering en consignatie voor Vrijwilligers.
Daarnaast zijn nog een aantal andere bouwstenen ingevuld. Hierin zijn bijvoorbeeld basis zorg en specialismen uitgewerkt.

De VBV vindt het onverstandig om een totaalpakket in te voeren omdat daardoor een onnodig verschil in brandweerzorg kwaliteit ontstaat. Daarom stellen wij voor alleen bouwsteen 1 in te voeren.
Dan kan daarna worden bezien of er nog meer verschillen nodig zijn om Beroepsbrandweer en Vrijwilligers van elkaar te onderscheiden zonder dat de kwaliteit van het brandweer product in Nederland verschillend wordt.

Dit zullen wij inbrengen in de discussie die momenteel wordt gevoerd.
Al was het maar om te voorkomen dat een goed werkend en relatief goedkoop veiligheidssysteem in ons land wordt ontmanteld.
Tenslotte zijn wij er ook nog van overtuigd dat Brandweervrijwilligers zich niet in rijen zullen opstellen bij de rechter omdat zij zich achtergesteld voelen. Zij zijn trots op wat zij kunnen en wat zij doen. Wat zij daarmee verdienen is een geweldige reputatie en dat is veel belangrijker dan geld alleen.

Marcel Dokter
Voorzitter

 

VBV vraagt om onderzoek Onderzoeksraad voor Veiligheid

Foto: Media TV
Foto: Media TV

“We moeten eindelijk eens gaan doen wat we moeten doen.”
– Kriti
sche signalen brandveiligheid zorginstellingen/seniorencomplexen

Het aantal dodelijke slachtoffers bij een woningbrand steeg in 2020. “25 slachtoffers waren door één of meer beperkingen verminderd of niet zelfredzaam”, aldus het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) in haar jaaroverzicht ‘Fatale woningbranden 2020’.

In een onbekend aantal gevallen had een rookmelder de fatale afloop van een brand mogelijk kunnen voorkomen. Het is dan ook goed dat de overheid de aanwezigheid van een rookmelder vanaf 1 juli 2022 verplicht stelt op iedere verdieping van een bestaande huis. Maar met deze verplichting zijn we er niet. Naast de dodelijke branden in woningen, zien we sinds begin 2021 in het landelijke nieuws ook een zorgwekkende ontwikkeling in het aantal dodelijke branden in zorginstellingen en seniorencomplexen. Deze gebouwen zouden hun kwetsbare bewoners eigenlijk een grote mate van brand- en vluchtveiligheid moeten kunnen bieden. Maar is dat ook zo? Daarnaast wordt voor de resterende risico’s een adequate inzet van de brandweer verwacht. Maar kan dat ook? De veiligheidsregio’s streven immers naar minder branden, minder slachtoffers en minder schade.

Weerbarstige praktijk
Alleen al in de eerste maand van dit jaar was er een reeks branden in zorginstellingen in Amsterdam, Eefde en het Friese Dronryp waarbij bewoners gewond raakten. In Zaltbommel kwam een bewoner om het leven en in Rotterdam raakten negen bewoners (zwaar)gewond, waarvan er één later alsnog overleed. Ook in Wilp overleed een bewoner van een zorginstelling en raakten drie anderen gewond. Bij een brand in seniorencomplex in Veendam moest de brandweer flink aan de bak om de bewoners tijdig in veiligheid te brengen.

Deze branden, maar bijvoorbeeld ook desastreuze branden in seniorencomplex ‘De Notenhout’ in Nijmegen, het verzorgingshuis Nieulande in Krabbendijke en de brand in de psychiatrische instelling Rivierduinen in Oegstgeest toonden ondubbelzinnig aan dat brand en rookverspreiding snel tot onbeheersbare situaties kunnen leiden. Reddingen worden dan behoorlijk problematisch, zo niet onmogelijk. In het slechtste geval wordt ook een prijs betaald binnen eigen gelederen.

Ongemakkelijk nieuws
Minder opvallend waren de (nieuws)berichten over het naleven van de brandveiligheidseisen in zorginstellingen in verschillende regio’s in het land en de bezuinigingen op de slagkracht van de brandweer. De VBV signaleert een zorgwekkende ontwikkeling. Naast de branden, komen er signalen betreffende brandveiligheid in woon- en zorggebouwen uit 8 veiligheidsregio’s die in samenhang duiden op een verstoring van de balans tussen preventieve en repressieve brandweerzorg; gebrekkig toezicht, problemen met bouwkundige, installatietechnische en organisatorische brandveiligheid, een sterk vergrijzende bevolking, verruimde opkomsttijden en minder capaciteit bij de brandweer, hét recept voor rampspoed. Kortom; waar preventie en toezicht tekortschieten, ontstaan onbeheersbare branden.

In dit artikel geven wij onze duiding aan deze signalen. Op grond hiervan vragen wij de Onderzoeksraad voor Veiligheid om onderzoek te doen en te komen met aanbevelingen die ook worden opgevolgd, nageleefd en geborgd door onafhankelijk toezicht.

Onderzoek en aanbevelingen Onderzoeksraad voor Veiligheid
In maart 2011 kwamen drie patiënten om het leven bij een brand in psychiatrische instelling Rivierduinen in Oegstgeest. Uit het onderzoek van de OVV naar deze brand blijkt dat zorginstellingen met hun brandveiligheidsmaatregelen te weinig rekening houden met de verminderde zelfredzaamheid van de patiënten. De betrokken instanties zijn onvoldoende kritisch geweest ten aanzien van hun eigen verantwoordelijkheden. Deze brand staat helaas niet op zichzelf. In de afgelopen jaren zijn er verschillende onderzoeken gedaan naar de brandveiligheid in zorginstellingen en de kwaliteit van het gemeentelijk toezicht. Zo deed o.a. de provincie Noord-Brabant in 2015 onderzoek bij 58 zorginstellingen in 29 gemeenten. Bij ongeveer 89 % van de gecontroleerde zorginstellingen bleek er sprake van onjuiste brandcompartimentering in de bestaande bouw. Zelfs in 2016 nog constateerde het Instituut Fysieke Veiligheid dat er een discrepantie is tussen de uitgangspunten van de bouwregelgeving en de gang van zaken bij branden in seniorencomplexen. De scenario’s waarvan de bouwregelgeving uitgaat, stroken niet met de praktijk. Dat blijkt uit het onderzoek naar een groot aantal (77) branden in seniorencomplexen.

Opeenstapeling zorgwekkende bevindingen
De door de OVV geconstateerde tekortkomingen komen als een rode draad telkens terug in bevindingen van verschillende organisaties en rijksinspecties. Hierbij speelt niet alleen de verminderde zelfredzaamheid van bewoners een rol, maar culmineren een veelheid aan zorgwekkende ontwikkelingen.

Recent keken bijvoorbeeld de provincies Noord-Holland en Utrecht in het kader van hun rol als interbestuurlijk toezichthouder naar de wijze waarop gemeenten, als bevoegd gezag, hun toezicht en handhaving ten aanzien brandveiligheid in zorginstellingen hebben geborgd en uitgevoerd. De bevindingen in de rapporten van de provincie Noord-Holland en de provincie Utrecht geven aanleiding tot zorg. Er is onvoldoende aandacht voor het thema brandveiligheid, haperend toezicht en veel gebreken in de brand- rookcompartimentering. Voor een compleet/ integraal beeld van het brandveiligheidsniveau ontbreekt helaas het inzicht in de kwaliteit van de bedrijfshulpverlening (BHV) en de kwaliteit van de inzet van de brandweer.

Verder kopte dagblad Tubantia op 20 januari 2020: ‘Brandveiligheid in Twentse zorgcomplexen is ondermaats’. Uit een inventarisatie door de krant van gemeentelijke handhavingsverslagen blijkt dat de brandveiligheidseisen in de Twentse zorgsector onvoldoende worden nageleefd. Zorgwekkend, aangezien het aantal branden in zorginstellingen de afgelopen jaren is toegenomen, aldus de woordvoerster van Brandweer Twente, de organisatie die ook voor 13 Twentse gemeenten verantwoordelijk is voor de taakuitvoering op het gebied van het toezicht op brandveiligheid.

Mede op grond van de desastreuze brand in Nijmegen, werden in 2015 in de gemeenteraad van Berg en Dal vragen gesteld over de brandveiligheid in zorginstellingen. De antwoorden schetsen vervolgens een verontrustend beeld over het versnipperde toezicht op de brandveiligheid. De gemeente stelde vast dat regiobreed de zorginstellingen sinds 2013 niet meer structureel werden bezocht voor fysieke controles. Er was voor gekozen om minder controles op de regels uit te voeren en meer aandacht te besteden aan voorlichting en preventie.

Vervolgens werden in 2016 – in opdracht van de gemeente Berg en Dal – door de VRGZ zo’n 92 zorgcomplexen van zeven verschillende zorginstellingen in haar gemeente gecontroleerd. Vrijwel elke instelling had de zaken op het gebied van brandveiligheid niet geheel op orde. Niet alle instellingen maken echter veel haast met het op orde brengen van de brandveiligheid. De portefeuillehouder geeft nu (4 jaar later) in een informatienota aan dat voor 22 zorginstellingen in de gemeente Berg en Dal een handhavingstraject is gestart. Bovendien leidt een groeiende wens naar langdurige zelfstandigheid ertoe dat een steeds groter wordende groep senioren zelfstandig blijven wonen in complexen, zonder dat er voldoende rekening wordt gehouden met de zelfraadzaamheid van deze doelgroepen. Zo kunnen seniorencomplexen hun zorgstatus verliezen, maar blijft de vluchtproblematiek binnen de bewonersgroep gelijk of verergert zelfs.

Daarnaast speelt mee dat de huidige woninginventaris 10 keer meer rook produceert dan 20 tot30 jaar geleden, zo concludeerde het IFV op grond van een omvangrijk onderzoek naar de rookverspreiding in woongebouwen. Een brandende zitbank leidt tegenwoordig niet alleen tot een dodelijke situatie in de desbetreffende woning, maar ook in andere woningen,  aldus het IFV. De snelle en omvangrijke rookverspreiding bekort bovendien de vluchttijd voor de bewoners. Daardoor wordt in het geval van een brand, de brandweer geconfronteerd met een enorme hulpvraag en ouderen letterlijk uit hun woning moeten slepen. Dat zijn bepaald geen hoopgevende omstandigheden, zeker niet voor zorginstellingen.

Gebrek aan slagkracht
Bovenstaande ontwikkelingen vinden plaats tegen een achtergrond waarin brandweerzorg in toenemende mate onder druk staat. Zo besloot de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ) in december 2017 dat een tweede tankautospuit bij 80% van de objecten in de veiligheidsregio binnen 15 minuten aanwezig moet zijn. Op basis van dit besluit werden 8 tankautospuiten inclusief personeel geschrapt uit de operationele sterkte van de brandweer. Bovendien deed de veiligheidsregio dit zonder brandweerkundige motivering om af te wijken van de door de branche gestelde richtlijn van 8 minuten voor een tweede tankautospuit ter plaatse bij een zorginstelling. Andere oplossingen die regio’s toepassen zijn het korten in de bemensing van tankautospuiten (van 6 naar 4 man of zelfs naar 2 man) of het verschuiven van materieel binnen regio’s. Interregionale aanpak van grootschalig optreden – bijvoorbeeld interregionale bijstand wanneer een brand te groot wordt – staat ook onder druk, doordat regio’s primair naar de eigen regio kijken en niet naar het potentie aan gevraagde bijstand in de buurregio’s. Een overkoepeld plaatje ontbreekt.

Hoger risico + minder slagkracht brandweer = verhoogd risico op letsel bij brand
De VRGZ heeft het scenario ‘Grote brand in gebouwen met niet of verminderd zelfredzame personen’ als relevant voor elke gemeente (ook Berg en Dal) bestempeld en opgenomen in haar Regionaal Risicoprofiel van 2016-2019  en dat van 2020. Of de constatering dat het nogal droevig is gesteld met de zelfredzaamheid van senioren en het brandveiligheidsniveau in zorginstellingen en seniorencomplexen in de gemeente Berg en Dal, en waarschijnlijk in de gehele regio, heeft bijgedragen aan de weging van het risico is onduidelijk.

Uit de capaciteiteninventarisatie (Regionaal Risicoprofiel p.23 resp. 27) voor dit scenario blijkt dat de capaciteit van de brandweer voor redding, de belangrijkste kerntaak van de brandweer, mogelijk onvoldoende is. In het ‘Regionaal Beleidsplan 2016-2019’ stelt de VRGZ voor om samen met de gemeenten in Gelderland-Zuid te onderzoeken welke maatregelen ingezet kunnen worden om de kwetsbaarheid van deze doelgroep bij brand te verkleinen.

Ondanks de geconstateerde tekortkomingen op het gebied van brandveiligheid in veel zorginstellingen en de vrees voor een gebrek aan capaciteit bij de brandweer voor het redden van niet of verminderd zelfredzamen in het geval van brand, heeft de VRGZ er wel voor gekozen om zonder brandweerkundige onderbouwing de aanbevolen opkomsttijd voor een tweede tankautospuit bij een (woon)gebouw met niet zelfredzame personen te verruimen van 8 naar 15 minuten en op grond van dit besluit de slagkracht van de brandweer ingrijpend te reduceren door de tweede tankautospuit op de posten Druten, Beuningen, Culemborg, Maasdriel-Oost, Geldermalsen, Lingewaal-Zuid, Neerijnen-West en Groesbeek uit de operationele uitruksterkte te halen, inclusief zo’n 40 brandweervrijwilligers.

Uit een blik op de stand van zaken in verschillende zorginstellingen in Groesbeek (gemeente Berg en Dal) blijkt dat meerdere instellingen de brandveiligheid nog steeds niet op orde hebben. Echter, de tweede tankautospuit van het korps Groesbeek is op 14 juli 2018 uit de operationele sterkte verdwenen. Deze inkrimping van de slagkracht betekent impliciet dat de brandweer onvoldoende invulling kan geven aan een doeltreffende en adequate taakuitvoering (redden en blussen) bij een daadwerkelijke brand in een gebouw met niet-zelfredzame bewoners, zoals zorginstellingen en seniorencomplexen. Dit leidt tot een verhoogd risico op letsel bij brand.

Samenvattende bevinding
De veiligheidsregio’s streven naar minder branden, minder slachtoffers en minder schade. Het accent bij de uitvoering van deze ambitie/doelstelling ligt vooral op het gebied van risicobeheersing (pro-actie en preventie) in plaats van repressie (incidentbestrijding). Voorkomen is immers altijd beter dan genezen. Maar de hierboven genoemde bevindingen zijn niet geruststellend. Het toenemend aantal branden in zorg- en seniorencomplexen evenmin. Ondanks alle inspanningen aan de ‘voorkant’ zijn maatgevende branden in onze maatschappij een blijvend verschijnsel.

Als we de signalen uit de acht veiligheidsregio’s nader beschouwen, dringt zich de vraag op in hoeverre de veiligheidsregio’s ‘in control’ zijn waar het gaat om de praktische uitvoering van hun in beleidsplannen opgenomen ambities en doelstellingen in relatie tot de brandveiligheid in het algemeen, en voor de meest kwetsbare burgers; de niet – of verminderd zelfredzamen in onze samenleving in het bijzonder. Daar waar het gaat om de relatie tussen het risico dat aan bepaalde objecten gebonden is en de slagkracht van de brandweer, lijkt het accent te zijn verlegd naar het kleinst maatgevend scenario, de woningbrand zonder slachtoffers en de inzet van één tankautospuit.

Voor de brandbeveiliging van gebouwen is het echter noodzakelijk dat de uitruksterkte goed is afgestemd op de maatgevende scenario’s van het gebouw, dus op een goede risico-inschatting van gebouw-, brand- en menskenmerken. Hiertoe zijn in het verleden door de branche en het ministerie van BZK adviezen opgesteld over na te streven kwaliteitsnormen ten aanzien van zowel de kwaliteit als de kwantiteit van de repressieve basisbrandweerzorg en vastgelegd in de ‘Leidraad Repressieve Basisbrandweerzorg’. In bijlage 3 en 4 van deze Leidraad zijn inzetvoorstellen met opkomsttijden en uitruksterkte per gebouwsoort opgenomen.

Onduidelijk is op grond van welke vakinhoudelijk argumenten en overwegingen verschillende veiligheidsregio’s er nu voor hebben gekozen de opkomsttijd voor een tweede tankautospuit bij gebouwen met niet-zelfredzame gebruikers/bewoners te verruimen van 8 naar 15 minuten en op basis van deze keuze de slagkracht van de brandweer ingrijpend te reduceren.

Verzoek aan Onderzoeksraad Voor Veiligheid
Het voordeel is dat conform artikel 76 van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid de OVV bevoegd is een onderzoek in te stellen naar de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van aanbevelingen die de raad in eerder onderzoek heeft gedaan. De VBV heeft daartoe bij de OVV een schriftelijk verzoek ingediend.

Nadenken over taakdifferentiatie (bezint eer gij begint)

Nadenken over taakdifferentiatie (bezint eer gij begint)

In de afgelopen periode is er gewerkt aan een denkrichting voor een probleem bij de brandweer. Omdat het huidige stelsel dat wij in Nederland kennen volgens de minister van Justitie en Veiligheid  in strijd is met het gelijkheidsbeginsel van het Europees recht. Omdat Vrijwilligers dezelfde werkzaamheden, dezelfde opleiding en aan dezelfde keuringseisen moeten voldoen als beroepsbrandweermensen, moeten zij dan feitelijk ook op dezelfde manier worden beloond.

Er werd een “denktank” ingericht die een oplossing voor het probleem moest bedenken. Aan de oplossingsrichting waaraan zij gingen werken lag een advies van  hoogleraar Verburg ten grondslag. Hij ontwikkelde een oplossingsrichting waarbij er een verschil in taken moest worden gemaakt tussen vrijwilligheid en beroeps. Dat verschil moest dan voldoende groot zijn om een verschil in beloning te rechtvaardigen.

De Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (VBV) wilde aan dit denkproces een bijdrage leveren. Want samen een oplossing bedenken betekent draagvlak en acceptatie. Helaas werd dit in eerst instantie afgewezen. Door tussenkomst van de Tweede Kamer werd  alsnog een plekje in de denktank ingericht voor de voorzitter van de VBV, maar dan wel op persoonlijke titel.

Zo werd ik dus een jaar geleden na een heel prettig kennismakingsgesprek met de voorzitter van de denktank, burgemeester Kolff van Dordrecht, alsnog lid van de denktank. Door de inmiddels uitgebroken Pandemie was de eerste vergadering waaraan ik deelnam pas in juni 2020.

In de denktank heb ik geprobeerd duidelijk te maken dat de VBV zorg heeft dat er een tweedeling ontstaat tussen eersterangs en tweederangs brandweermensen. Dat Vrijwilligers trots zijn op wat zij doen en daarom geen tweederangs positie willen.

Toen vlak voor de  zomervakantie op Facebook een nogal kritisch item over taakdifferentiatie van de VBV verscheen werd ik daarvoor door de denktank ter verantwoording geroepen. Dus hoewel in de denktank op persoonlijke titel, toch aangesproken als voorzitter van de VBV. Uiteindelijk werd de strijdbijl begraven en kon ik in de denktank blijven.

Wat wij wilden bereiken was meedenken en bouwen aan een goed brandweerstelsel. Een stelsel waarin een volwaardige positie voor Vrijwilligers blijft. Wij denken dat dit kan en moet. Al was het maar omdat vanuit 88% van alle brandweerkazernes in ons land een brandweerrode tankautospuit met Vrijwilligers uitrukt naar alle soorten branden en hulpverleningsincidenten.

De inbreng in het denkproces bleek beperkt want de plannen werden gemaakt door een andere groep, “de werktank”. De denktank mocht van die plannen dan iets vinden. Niet alle informatie vanuit de werktank werd gedeeld met de denktank. Aan de voorzitter heb ik daarom gemeld dat als het advies is uitgebracht mijn deelname aan de denktank stopt. Het advies aan het Veiligheidsberaad heb ik in de denktank niet kunnen lezen. Nu de minister het naar de Tweede Kamer heeft gestuurd met de analyse van het Veiligheidsberaad wel. De voorzitter geïnformeerd dat ik voor het vervolg niet op dezelfde niet volwaardige manier betrokken wil zijn. Dat ik daarom niet langer zal deelnemen aan de vervolgstappen van de denktank.

De zorg die de VBV heeft blijft. Een denkrichting en een rapport waarin wordt gesteld dat er maar voor 284 posten van de 959 iets verandert en in een voetnoot vermeldt dat niet is meegenomen dat er feitelijk voor alle Vrijwillige posten iets verandert, is een manier van informeren waaraan ik mijn naam liever niet langer verbind. Dat hetgeen is bedacht er toe zal leiden dat mensen die nu fulltime werken en daarnaast Vrijwilliger zijn en dat straks als ‘parttimer’ moeten gaan doen, van de ene overtreding (Europees recht), naar de andere (arbeidstijdenwet) overtreding gaan, is ook niet opgenomen in de overwegingen. Dat is geparkeerd voor later.

Daarom gaat de VBV vanaf nu onafhankelijk en niet gebonden verder. Inmiddels zijn er rechtsgeleerden die vinden dat Vrijwilligheid bij de brandweer helemaal niet op gespannen voet hoeft te staan met het Europees recht. Of wanneer dat toch zo is, dit Europees recht een uitzondering dient te maken voor Vrijwilligheid.

Dit zullen wij verder onderzoeken en ondertussen blijven pleiten voor een volwaardige, gelijkwaardige taakuitoefening bij de brandweer voor beroeps en Vrijwillig. Kazerneren en consigneren is werk, het andere is Vrijwilligers werk. Incidenten maken geen onderscheid in taken voor stad of dorp, vrijwillig of beroeps. Laten wij dat dan bij de bestrijding ervan ook niet doen.

Dat is het geluid dat de VBV zal laten horen, nu en in de toekomst. Daar kunt u op rekenen.

Marcel Dokter

Voorzitter

Stairmaster de deur uit!?

Stairmaster de deur uit!?

Tot frustratie van duizenden brandweermensen in Nederland is de vervanging van de ‘brandweerstairmastertest’ door een nieuwe testmethode mislukt. Na 4 jaar lang onderzoek en 4 pilots, waarbij de deelnemers overwegend tevreden waren gestemd, blijkt nu opeens de Steptest niet geschikt als vervanger van de Stairmastertest bij het PPMO. Dit is opnieuw een treurig dieptepunt in een reeks van mislukkingen in het inmiddels vuistdikke PPMO dossier.

Dit debacle, de honderden (bijna)ongevallen, het onnodig diskwalificeren van fitte en gezonde brandweermensen (vrouwen in het bijzonder), het ingrijpen van de Inspectie SZW, en de ondeugdelijke dataverzameling, maken op een pijnlijke manier duidelijk dat het PPMO dringend aan een herijking toe is, aldus de VBV.

Debacle in de dop
Het ‘PPMO debacle’ bij de brandweer begon met het afscheid nemen van een betrouwbare en wereldwijd geaccepteerde keuringsmethodiek. Niet vanwege geconstateerde moeilijkheden of problemen, maar omwille van het tweede loopbaanbeleid voor beroepsbrandweerlieden. De VBV heeft destijds, met het oog op het ontbreken van steekhoudende argumenten voor wijziging van de brandweerkeuring en de substantiële kostenstijging, vooral ingezet op het medische gehalte van de keuring en de fysieke vaardigheden onder te brengen in het jaarlijks oefenprogramma. Onze voorstellen vonden helaas geen gehoor bij de ‘deskundigen’. Die bedachten en introduceerden vervolgens de ‘brandweerstairmastertest’ als innovatie op het gebied van brandweerkeuringen:

“U loopt zo meteen zo snel mogelijk 100 treden tijdens deze test, zonder te rennen (dus zonder zweefmoment), trede voor trede omhoog, zonder onderweg te stoppen en zonder steun bij de leuning te zoeken. In de handen draagt u twee opgerolde slangen van elk 10 kilo.”

Circusact
Met deze instructies uit het oorspronkelijke testprotocol voor de ‘brandweerstairmastertest’ van mei 2013, en in afwijking van de gebruiksinstructie van de fabrikant, moest de kandidaat het ‘kunstje’ binnen 2 minuten uitvoeren. Nadat dit, door het Coronel Instituut gevalideerde testprotocol verspreid over het land leidde tot honderden (bijna)ongevallen, waarvan sommige met ernstig letsel en arbeidsongeschiktheid als gevolg, werd de gevaarlijke ‘circusact’ op de ‘aangepaste’ Stairmaster vanwege knel- en valgevaar door de Inspectie SZW stilgelegd. Tot onze niet geringe verbazing bleef de Stairmaster echter gewoon in gebruik.

Uit de evaluatie van het PPMO bleek dat na de aanpassing van het protocol het aantal ongevallen nauwelijks was gedaald, waarop de Inspectie SZW in 2018 wederom ingreep en opnieuw een aanpassing van het protocol eiste. In plaats van een streep door het gebruik van de Stairmaster, kwam er een mat die een eventuele val van de kandidaat (met ruim 42 Kg. extra gewicht) moest opvangen (!!). Het gebruik van de Stairmaster voor de brandweerkeuring kreeg wederom een vervolg. Na een lange zoektocht naar een geschikte testmethode als vervanger voor de traplooptest werd in de vergadering van het Landelijk Overleg Brandweer Arbeidsvoorwaarden (LOBA) van 27 november 2019 besloten om een pilot te starten met een steptest.

Een feestje van korte duur
Op grond van de evaluatiegesprekken n.a.v. de 4 pilots adviseerde de begeleidingsgroep PPMO het LOBA op 3 december 2020 om te kiezen voor een korte- en lange termijn spoor: Voor de korte termijn (2 jaar) zou de mogelijkheid worden geboden om per regio te kiezen tussen de traplooptest (fysieke trap) of de steptest. Voor de lange termijn een herijking en differentiatie van de brandweerkeuring en aanstellingskeuring.

Het ‘feestje’ was echter van korte duur nadat bleek dat de berekeningsformule die wordt gebruikt bij de steptest is gebaseerd op een maat voor een populatie jonge mannen. Dat blijkt niet voldoende overeen te komen met de brandweerpopulatie. Zo luidt de verklaring voor het niet slagen van de pilot. Daardoor blijft de uitvoering van de traplooptest op een vaste trap of op de Stairmaster behouden.

De VBV stelt nu de vraag hoe het toch kan dat een veiligheidsorganisatie volhoudt onveilige keuringen toe te blijven passen en gaat binnenkort hierover met Brandweer Nederland in gesprek.

 

Nu al verdeeldheid over voortbestaan brandweerpost Ede-Stadspoort

Nu al verdeeldheid over voortbestaan brandweerpost Stadspoort
Op de dag dat de startnotitie van een onderzoek naar de toegevoegde waarde van de brandweerpost Ede-Stadspoort bij de gemeenteraad van Ede op de mat valt, komt het college B&W van Ede al met een voorlopige conclusie; de 24-uursbezetting van de post Ede-Centrum blijkt een succes, de brandweerpost Ede-Stadspoort kan gesloten worden. Daarmee loopt het college wel erg ver vooruit op de resultaten van het onderzoek. Bovendien valt er het nodige aan te merken op de uitgangspunten, aldus de VBV die begin 2020 betrokken raakte bij de ingrijpende plannen.

Onderzoek naar toegevoegde waarde
De Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden (VGGM) wil met behulp van vooraf vastgestelde “objectieve criteria” monitoren of de aanname klopt, dat met de komst van een 24-uursdienst op de kazerne in Ede-Centrum de post Ede-Stadspoort niet noodzakelijk is. De aanleiding voor deze analyse is de vraag van de gemeenteraad van Ede om te onderzoeken of de post Stadspoort een toegevoegde waarde heeft in de kwaliteit van de brandweerzorg. Daarnaast speelt nog het vraagstuk van de locatiekeuze voor een nieuwe brandweerkazerne. Het plan om de post te sluiten is niet onomstreden. Eerder al reageerde de VBV op de plannen. Op verzoek van de gemeenteraad heeft de VGGM naast een startnotitie ook nog aanvullende informatie verstrekt.

Objectieve criteria?
De VBV heeft de “objectieve criteria” van de VGGM ook beoordeeld. Uit de startnotitie voor het onderzoek blijkt dat antwoord moet worden gegeven op de volgende vraag: “Is de bijdrage van post Stadspoort noodzakelijk voor Ede-Stad om te voldoen aan de door het AB VGGM vastgestelde visie Basisbrandweerzorg (besluit 24 juni 2015)?”

Echter; als het gaat om het borgen van ‘toekomstbestendige’ brandweerzorg in Ede acht de VBV het verstandig om daarvoor actuele criteria (= de landelijk uniforme systematiek voor dekkingsplannen) te hanteren in plaats van criteria die zijn bekritiseerd door de Inspectie Justitie en Veiligheid.

De Inspectie beoordeelde immers in 2017 in welke mate de door het algemeen bestuur VGGM vastgestelde visie Basisbrandweerzorg en dekkingsplan (besluit 24 juni 2015) voldoet aan de wet- en regelgeving. De Inspectie concludeerde dat de VGGM onvoldoende voldeed aan 5 van de 8 toetspunten m.b.t. de opkomsttijden. Zo bleek de VGGM, en daarmee ook de 16 individuele gemeenten, geen inzicht te hebben in de risico’s bij het overschrijden van de wettelijke opkomsttijden bij kwetsbare objecten.

Hoe zit het nu?
De minister van Justitie en Veiligheid vond in zijn reactie de conclusies van de Inspectie ‘zorgwekkend’ en betoogde dat het bestuur haar verantwoordelijkheid moet nemen door realistische opkomsttijden vast te stellen en daarbij de benodigde bestuurlijke transparantie in acht te nemen richting burgers en gemeenteraden. De relatie tussen het risico dat aan bepaalde objecten gebonden is en de slagkracht van de brandweer dient daarbij meegenomen te worden, aldus de minister.

Het algemeen bestuur van de VGGM besloot echter om de aanwijzingen van de Inspectie m.b.t. opkomsttijden naast zich neer te leggen. “De aanbeveling is niet in lijn met het regionale beleid om minder aandacht te schenken aan de opkomsttijden” aldus het VVGM bestuur.

Het is bovendien merkwaardig dat de VGGM in haar visie uit 2015 wel verwijst naar nieuwe ontwikkelingen op het gebied van opkomsttijden, maar daar in de actuele memo’s en notities met geen enkel woord over rept, terwijl de nieuwe landelijke methodiek gebiedsgerichte opkomsttijden en slagkracht in de gehele sector onderwerp van gesprek is. Sterker nog, het Veiligheidsberaad heeft begin april 2019 de minister van JenV verzocht de nieuwe methodiek op te nemen in de wet- en regelgeving. De minister heeft op zijn beurt in een brief de uitgangspunten en randvoorwaarden benoemd. Die zien we echter niet terug in de ‘objectieve criteria’ van de VGGM. Daarbij mag uiteraard ook de vraag worden gesteld in hoeverre het onderhavige onderzoek als ‘objectief’ kan worden gekwalificeerd.

Verschillende meningen
De meningen en standpunten liggen soms ver uit elkaar. Om nog maar te zwijgen over de democratische legitimiteit van de keuzes van het algemeen bestuur van de VGGM in relatie tot de verantwoordelijkheden van de gemeente Ede. Zoals in bijna elke discussie over brandweerzorg, wisten ze in Ede de VBV ook te vinden. Desgevraagd hebben wij de beschikbare informatie inhoudelijk getoetst en onze zienswijze over de inrichting van de brandweerzorg in de VGGM in het algemeen en de gemeente Ede in het bijzonder, gedeeld met het gemeentebestuur van Ede.
Ook heeft de VBV invulling gegeven aan het verzoek van de gemeenteraad om een mondelinge toelichting te geven op vragen over de normen en kaders voor de brandweerzorg. Daarmee kun je het eens of oneens zijn, maar de wettelijke vereisten (Besluit veiligheidsregio’s) en normenkaders (Leidraad Repressieve Basisbrandweerzorg) vormen voor de VBV het fundament voor de inrichting van goede brandweerzorg.

Vrijwilligers de mond gesnoerd
Idealiter creëert een organisatie draagvlak of begrip voor een ingrijpende organisatiewijziging. Hoewel de VGGM aangeeft dat de Vrijwilligers van post Stadspoort op dezelfde wijze bij de ontwikkelingen zijn betrokken als de Vrijwilligers van de kazerne Breelaan, kan niet worden ontkent dat beide groepen in deze kwestie volstrekt verschillende belangen hebben. En die lijken tegen elkaar te zijn uitgespeeld. Als klap op de vuurpijl ontvingen de Vrijwilligers op de post Ede-Stadspoort op 3 december jl. (daags na de besluitvorming in het algemeen bestuur van de VGGM) een brief uit handen van het afdelingshoofd incidentbestrijding van de VGGM.

In de brief geeft de VGGM een opsomming van gedragingen van de Vrijwilligers van de post Ede-Stadspoort die beperkt dienen te worden middels een vijftal ‘afspraken’. Eén van deze afspraken luidt; extern betrokkenen’, zoals media, raads- of collegeleden, bedrijven of andere organisaties en VBV worden niet actief opgezocht en benaderd.

Daarmee, en het mondeling dreigen met sancties als schorsing, overschrijdt de VGGM de grenzen van het maatschappelijk betamelijke en worden de grondrechten van de Vrijwilligers met voeten getreden, aldus de VBV. Daarom hebben wij in onze reactie op de brief de VGGM met klem verzocht om de inhoud van de brief te herroepen, excuses aan te bieden aan de ontvangers van de brief en in een plan van aanpak of voorgenomen besluit aan te geven hoe de VGGM op genormaliseerde wijze verder denkt te gaan met het verbeteren van de relatie tussen haar en het Vrijwillige personeel.

Eerste reactie
In een eerste reactie heeft de directeur ons laten weten het ten zeerste te betreuren dat de hierboven genoemde zin in de brief terecht was gekomen. Verder is de directeur in zijn reactie en in een krantenartikel van mening dat zaken die spelen binnen de organisatie bij voorkeur met elkaar, en niet via externe partijen dienen te worden gevoerd. Echter, de VBV wil daarbij opmerken dat de discussie over de kwaliteit van de brandweerzorg niet kan en mag worden beperkt tot de vergaderzalen van de VGGM. De VBV zal daar gevraagd en ongevraagd een objectieve en feitelijk onderbouwde bijdrage aan blijven leveren. Zo kan de gemeenteraad van Ede binnenkort een reactie van de VBV op de startnotitie tegemoet zien.

Een nieuw VBV jaar

Een nieuw VBV jaar

Ook de afgelopen periode heeft de VBV de belangen van alle 19.000 Brandweer Vrijwilligers in ons land zo goed mogelijk behartigd. Dat doen mensen die de Vakvereniging, de brandweer en vooral Vrijwilligheid een warm hart toedragen. Dat gaat lang niet altijd langs de weg waar aan het eind de populariteitsprijs van bestuurders en veiligheidsregio’s in ontvangst kan worden genomen.

Maar, de aandacht van de VBV voor een goede positie voor de Vrijwilligers bij de Brandweer in de vijfentwintig organisaties waar zij hun werkzaamheden uitvoeren blijft heel hard nodig.  Al was het maar omdat het belang van de Vrijwilligers door anderen vaak wel met de mond wordt beleden maar helaas lang niet altijd in daden wordt omgezet.

Juist nu in deze tijd van Corona en “Lockdown” waardoor het sociale aspect van Vrijwilligheid bij de brandweer enorm onder druk staat. Niet of bijna niet oefenen. Alleen in de kazerne komen als de pieper is gegaan en na afloop van de inzet direct weer uit elkaar gaan, dat trekt een wissel op de sterke band die er in veel kazernes in ons land bestaat. Gek genoeg hoor je daar bijna niets over en gaan de bespiegelingen in de media over het beheersen van de crisis door speciale teams waarin vooral veel wordt vergaderd en afgestemd. Dat is niet de wereld van de vrouwen en mannen die in Nederland voor het overgrote deel de basis brandweerzorg voor hun rekening nemen. Dat werk is gebaseerd op vertrouwen en een soort familieband die ontstaat door met elkaar goed voorbereid te zijn op alle mogelijke en onmogelijke incidenten die op het pad kunnen komen van al die groepen Brandweer Vrijwilligers overal in het land.

In het afgelopen jaar ging het eerst nog over het versterken van die Vrijwilligheid maar vooral ook over taakdifferentiatie. Het maken van een groter verschil tussen beroeps en Vrijwillig. Omdat wij moeten voldoen aan Europese regelgeving. De wet op de veiligheidsregio’s werd geëvalueerd. Op deze zaken heeft de VBV input geleverd. Daarbij proberen wij steeds aandacht te vragen voor een volwaardige positie van de Vrijwilligers. Dat zij nu en in de toekomst hun Vrijwilligerswerk kunnen blijven doen zonder te hoeven wachten op beroepscollega’s die dan het echte brandweerwerk doen. Brandweer Vrijwilligers willen geen tweederangs spuitgasten worden.

In de voorwaardelijke sfeer worden afspraken gemaakt in het LOBA met de Brandweerkamer (werkgeversorganisatie van de veiligheidsregio’s). Daarvoor waren wij tot 1 januari lid van de CMHF (Centrale van Middelbare en Hogere Functionarissen). Maar de VBV kreeg steeds vaker het gevoel dat bij de CMHF de belangen van Vrijwilligers bij de brandweer niet voorop stonden en de VBV kreeg geen eigen plek aan de onderhandelingstafel. Daarom hebben wij besloten vanaf 1 januari zelfstandig verder te gaan. Wij willen geen inspraak in pensioenregelingen en 24 uursroosters. Maar wij vinden dat er geen afspraken kunnen worden gemaakt over keuringen, arbeidsomstandigheden, opleidingen, trainingen en vergoedingen, in een overleg waar 80% van de mensen (Vrijwilligers) die het basis brandweerwerk doen niet zijn vertegenwoordigd. Wij vinden dat de VBV met haar 6500 leden de enige representatieve woordvoerder en vertegenwoordiger van die groep brandweermensen is. Daar zullen wij in het komend jaar aandacht voor vragen en desnoods aan de rechter om een uitspraak vragen.

Tenslotte hebben wij ons ingezet voor Brandweer Vrijwilligers in de knel. Bij verzekeringskwesties en op andere momenten dat de keerzijde van de brandweer passie duidelijk werd. Als dat gebeurt dan wil de VBV helpen en dat zullen wij ook in 2021 blijven doen. Daar kunt u op rekenen in dit nieuwe jaar!

Marcel Dokter

Talkshow ‘Grenzeloos Samenwerken’ terugkijken

Op 11 december 2020 organiseerde de Evaluatiecommissie Wet Veiligheidsregio’s  een bijeenkomst onder de naam ‘Grenzeloze samenwerking’ voor bestuurders en professionals die werkzaam zijn binnen de crisisbeheersing en brandweerzorg. U kunt de  talkshow terugkijken via deze link. De uitzending start op minuut 2:50.

Verzoek VBV om toelating arbeidsvoorwaardenoverleg afgewezen

Verzoek VBV om toelating arbeidsvoorwaardenoverleg afgewezen

Sinds 2014 maakt de Brandweerkamer van de VNG – namens de besturen van de veiligheidsregio’s – met de werknemersorganisaties in het Landelijk Overleg Brandweerspecifieke Arbeidsvoorwaarden (LOBA) bindende afspraken over een aantal brandweerspecifieke onderwerpen waaronder de rechtspositie van Brandweer Vrijwilligers. Tussen de VNG en het Veiligheidsberaad is hiertoe in 2014 een dienstverleningsovereenkomst gesloten.

In het belang van de 19.000 brandweervrijwilligers in ons land heeft de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (VBV) zich bij herhaling ingespannen om als volwaardige partij te worden toegelaten tot het LOBA. Niet in de laatste plaats vanwege het feit dat 77% van het operationele personeel voor de brandweerzorg en rampenbestrijding in ons land Vrijwilliger is en de VBV door de regering en het parlement is erkend als gesprekspartner voor de veiligheidsregio’s en de minister.

Om de feitelijke en rechtstreekse deelname van de belangenvertegenwoordiging van de brandweervrijwilligers aan de overlegtafel te verwezenlijken heeft ook Brandweer Nederland zich eerder positief uitgesproken over de deelname van de VBV aan de overlegtafel.

Echter, op ons jongste verzoek van 7 september 2020 ontving de VBV op 24 september 2020 van de LOBA partijen wederom een afwijzende reactie. Als motivering voor deze afwijzing werd verwezen naar; “formele eisen die gelden tot toelating tot de landelijke onderhandeltafel over arbeidsvoorwaarden van personeel brandweer/veiligheidsregio.”. In onze reactie van 30 september 2020 hebben wij gevraagd om precies aan te geven welke ‘formele eisen’ aan de beslissing van het LOBA ten grondslag liggen. In de reactie van 5 oktober 2020 van het LOBA werd geen uitsluitsel gegeven over deze ‘formele eisen’ anders dan de noodzaak tot het lidmaatschap van een vakcentrale. Dit standpunt bleef ongewijzigd toen in het LOBA van 3 december 2020 de afwijzing nogmaals werd bekrachtigd. Daarmee komen de specifieke belangen van de brandweervrijwilligers in ons land in de knel. De teleurstelling bij de VBV en haar achterban over deze gang van zaken is groot.

Dit brengt ons bij de klemmende vraag of deze afwijzing door het LOBA rust op rechtmatige gronden. Immers; steekhoudende argumenten voor het uitsluiten van de VBV ontbreken. Bovendien zijn sinds de inrichting van het LOBA in 2014 de omstandigheden aanzienlijk gewijzigd en is de rechtspositie van de brandweervrijwilligers volop onderwerp van discussie. Daarnaast zijn sommige veiligheidsregio’s inmiddels al begonnen de rechtspositie van gekazerneerde/geconsigneerde Vrijwilligers eenzijdig te wijzigen. Mede daarom is de VBV van mening dat een afwijzing van ons verzoek om toelating tot het LOBA niet langer houdbaar is.

Op grond van het door het LOBA ingenomen standpunt ziet de VBV geen andere mogelijkheid dan de betrokken partijen op te roepen om ons vóór 15 januari 2021 te laten weten dat de VBV alsnog toegang krijgt tot de overlegtafel.

Wordt vervolgd.