Op donderdag 24 maart jl. debatteerde de minister van Justitie en Veiligheid (JenV) met leden van vaste commissie JenV over de ‘Brandweer en crisisbeheersing’. De Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (VBV) heeft vooraf haar standpunten over specifieke brandweer-onderwerpen kenbaar gemaakt. De minister deed dat met een brief over de stand van zaken van een aantal thema’s op het gebied van brandweer en crisisbeheersing.

Lopende het debat werden diverse thema’s besproken. In dit beknopte verslag ligt de focus vooral op het vervolg op de wetsevaluatie en de stand van zaken m.b.t. de brandweerzorg. Verheugend was daarbij de aandacht en lof vanuit de Kamer en de minister voor de uitvoering van het werk door de brandweermensen (beroeps en vrijwilligers). Zorgen zijn er over de ervaren informatie-armoede, de extra kosten voor het niet meer werken met gekazerneerde en geconsigneerde vrijwilligers, het tweede loopbaanbeleid voor beroeps, en de wettelijke kwaliteitskaders voor brandweerzorg. (Lees hier het conceptverslag van het debat).

Informatie-armoede
Onder de Kamerleden bestaat namelijk enig ongenoegen over het uitblijven van betrouwbare data over de brandweer, een taak die sinds 2018 is belegd bij het Nederlands Instituut Publieke Veiligheid (NIPV) en waarbij de VBV in 2018 al een stevig voorbehoud maakte. De Kamer vroeg de minister om uitleg over de aangekondigde ‘kwaliteitsslag’ om te komen tot een gedegen en betrouwbare dataset. ‘Het is toch moeilijk uit te leggen dat we dit niet voor elkaar krijgen’, zo klonk het in de richting van de minister. De minister deelde deze mening en deed de Kamer de toezegging dat er met ‘urgentie’ zal worden gewerkt aan een plan van aanpak en dat dit ‘zo concreet mogelijk’ zal zijn.

‘Wie knokt er nou voor de brandweer?’
De primaire reactie van de minister op de vraag uit de Kamer; “wie garandeert nu adequate brandweerzorg en adequate financiering?” was met de verwijzing naar het bestuur van de veiligheidsregio voorspelbaar, maar ging voorbij aan de kern van de vraag; wat gaat de minister doen tegen de aantasting van de slagkracht en aan de noodzakelijk geachte verbetering van de brandweerzorg? Wanneer komen we tot uniforme werkwijzen en wie neemt de regie op gezamenlijke opgaven en het formuleren van een kwaliteitskader dat in de volle breedte beschrijft aan welke eisen en normen de brandweerzorg moet voldoen?  De minister reageerde met de aankondiging dat een landelijk systeem voor slagkracht deel zal uitmaken van de gebiedsgerichte opkomsttijden. Specifiek over dat punt zal de Kamer rond de zomer worden geïnformeerd.

De vraag uit de Kamer: “wie knokt er nou voor de brandweer?” volgde op de constatering dat de brandweer in Nederland steeds verder wordt uitgekleed en daarbij zelfs de lief-en-leedpot van de brandweer niet ontkomt aan bezuinigingen. In haar antwoord legde de minister de relatie met de uitkomsten van de evaluatie van de Wet veiligheidsregio’s: Er wordt gewerkt aan een ‘contourennota’ waarin alle elementen zijn opgenomen en die tegen het eind van dit jaar zal worden voorgelegd aan de Tweede Kamer. Of daarin ook duidelijke normen met een ondergrens een plek zullen krijgen zal de tijd ons leren.

Personele kwesties
Nadat werd geconstateerd dat gekazerneerde en geconsigneerde vrijwilligers moeten worden aangemerkt als deeltijdwerkers, wordt nu gekeken welke (juridische) belemmeringen er al dan niet bestaan om de betreffende groep, (zo’n 20 % van het totaal aantal vrijwilligers) een (parttime) beroepscontract aan te bieden. Voor wat betreft de financiële consequenties van deze keuzes, was de minister helder; in het coalitieakkoord is geen geld vrijgemaakt voor compensatie. Bovendien zijn de veiligheidsregio’s, als werkgever, ook primair verantwoordelijk voor de daar belegde taken, aldus de minister.  Voor de resterende 80% van de brandweervrijwilligers – de vrije instroomvrijwilligers – verandert het werk niet wezenlijk.

Over de zoektocht naar een oplossing voor de regeling waardoor beroepsbrandweermensen verplicht moeten stoppen na 20 jaar dienst, was de minister duidelijk; ‘daar ga ik niet over’. Wel was ze het eens met de opvatting dat maatwerk gewenst is. De minister beloofde de kwestie met het Veiligheidsberaad te bespreken. De minister sloot het onderwerp af met de mededeling dat er in gezamenlijkheid gekeken zal worden naar oplossingen.

Toezeggingen
Na afloop van het drie uur durende debat (kijk het debat hier terug) was de lijst met ‘huiswerk’ voor de minister bijna net zo lang als de lijst met agendaonderwerpen. Dit ‘huiswerk’ slaat op de toezeggingen van de minister aan de Kamerleden. Voor wat betreft de brandweer zijn dat de volgende toezeggingen:

  1. De minister stuurt voor de zomer het zo concreet mogelijk plan van aanpak over de informatievoorziening m.b.t. de brandweer naar de Kamer
  2. De minister stuurt dit jaar de uitkomsten van het belevingsonderzoek bij de brandweer naar de Kamer
  3. De minister stuurt de contourennota voor het eind van dit jaar naar de Kamer
  4. De minister stuurt voor de zomer een brief met informatie over de slagkracht m.b.t. de opkomsttijden naar de Kamer
  5. De minister stuurt voor de zomer een brief over de landelijke systematiek over opkomsttijden naar de Kamer