20160520_Brand_Hellevoetsluis

De  eisen in het Besluit veiligheidsregio’s beogen een minimaal kwaliteitsniveau en het creëren van de juiste randvoorwaarden voor het goed functioneren van de brandweer. Goede brandweerzorg bestaat volgens deze voorschriften uit snel optreden, met voldoende mensen en voldoende bluswater bij vooraf preventief beoordeelde gebouwen.

Werd bij de fatale brand in Hellevoetsluis aan deze voorwaarden voldaan?

1) Paraatheid en voertuigbezetting
De algemeen directeur van de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond (VRR) stelde in zijn nieuwjaarstoespraak de vraag: Hoe krijgen we nog voldoende vrijwillige brandweermensen op straat in een tijd waarin vrijwilligheid geen vanzelfsprekendheid meer is.”

De inzet van de brandweer bij de fatale brand in Hellevoetsluis in de vroege ochtend van 20 mei jl., roept deze vraag weer ten volle in herinnering:

Opkomstproblemen bij de Brandweer Vrijwilligers zorgden voor een vertraagde uitruk van de eerste tankautospuit (TS), die daardoor niet binnen de eigen normtijd van 12 minuten ter plaatse was. De regionale en landelijke media vestigden nadrukkelijk de aandacht op deze onderbezetting en de vertraagde opkomst. In sommige berichten was zelfs een verwijtende ondertoon te bespeuren in de richting van de betreffende Brandweer Vrijwilligers. Dat gaat de VBV te ver, wij staan pal voor deze mensen. De eindverantwoordelijkheid voor een adequate organisatie van de brandweerzorg ligt immers niet bij de Vrijwilligers maar bij de VRR.

RTV Rijnmond vroeg de burgemeester van Hellevoetsluis op de dag van de brand om een reactie op de bevindingen. De verklaring van de burgemeester was bijzonder: Ze had van de VRR gehoord dat er klachten waren binnengekomen maar weet dat het Snel Interventie Voertuig (SIV) snel ter plaatse was en daarna de brandweer is gekomen. (??)

2) Opkomsttijden
Zowel de woordvoerder van de VRR als ook de algemeen directeur van de VRR, verklaren dat het SIV met 2 personen binnen 7 minuten ter plaatse was.  Wel was er sprake van onderbezetting én vertraging in de opkomst van de opvolgende tankautospuit (basisbrandweereenheid). Volgens de algemeen directeur van de VRR was deze vertraging echter niet van invloed op het verloop van de brand en de overlevingskansen van de bewoners van de betreffende woning!

Deze conclusie vinden wij wel erg voorbarig. Het is immers niet met zekerheid te bepalen of er mogelijk sprake is geweest van een overleefbare verblijfstijd ergens in de woning. De brandproeven in Zutphen hebben per slot van rekening aangetoond dat deze mogelijkheid bestaat. Bovendien heeft het SIV het verloop, de ontwikkeling en uitbreiding van de brand niet kunnen beïnvloeden. Met zijn stelling neemt de algemeen directeur alvast een voorschot op de resultaten van de eigen evaluatie van de fatale brand en beïnvloedt daarmee de uitkomst van de evaluatie.

De norm voor opkomsttijd en slagkracht voor branden in woningen is zowel nationaal als internationaal een opkomsttijd van 6 – 8 minuten en de inzet van zo’n 15 personen met 3 tot 4 voertuigen (2 tankautospuiten met 6 mans bezetting, 1 redvoertuig met 2 personen en 1 OVD (officier van dienst), in brandweertermen aangeduid met de kwalificatie ‘middelbrand’ (Zie ook het door ons uitgevoerd onderzoek ‘Bestrijdbaarheid wettelijke branden’).

Feit is dat in 2012 het Algemeen Bestuur van de VRR de opkomstnorm van een tankautospuit bij woningbranden in Hellevoetsluis generiek met 4 minuten heeft verruimd naar 12 minuten. Daarbij wordt uitgegaan van de komst van een SIV binnen 8 minuten en het nakomen van een TS6 op 12 minuten. Onduidelijk is hoe de VRR daarmee voldoet aan het Besluit veiligheidsregio’s. De VRR vindt namelijk dat met een SIV binnen 8 minuten en een TS6 binnen 12 minuten dezelfde brandweerzorg kan worden geleverd als met een TS6 binnen 8 minuten. Met andere woorden: de twee mensen van het SIV kunnen als ‘voorpost’ in de eerste 4 minuten na aankomst dezelfde prestatie (slagkracht) leveren als een 6 mans bezetting. Dat is op z’n minst opmerkelijk. Bij de brand aan de Gruttostraat werd de eigen, afwijkende ‘Zorgnorm Brandweer Rotterdam-Rijnmond’ niet gehaald.

De slagkracht van 2 tankautospuiten was in het verleden wel beschikbaar op de post Hellevoetsluis. Bovendien werd – op basis van onafhankelijke berekeningen – een tweede TS in Hellevoetsluis aanbevolen en was de personele  paraatheid o.a. middels beschikbaarheidsdiensten (consignatie) geregeld. Feit is dat de VRR onder druk van de bezuinigingen in de afgelopen jaren de consignatie heeft afgeschaft en de capaciteit op deze post flink heeft gereduceerd.

De Ondernemingsraad (OR) adviseerde mede daarom negatief op het Dekkingsplan en het Materieelspreidingsplan. Daarbij werd gewaarschuwd voor het creëren van onveiligheid voor personeel en burgers door de introductie van het concept SIV, het sluiten van kazernes en het afstoten van capaciteit. Deze zorgen delen wij en zien we bevestigd in de dramatische omstandigheden rondom de brand in Hellevoetsluis. Hieruit blijkt dat met dit SIV concept er geenszins sprake is van een gelijkwaardig niveau van brandweerzorg  zoals artikel 3.1.5. van het Bvr voorschrijft. Tevens is er sprake van het generiek oprekken van opkomsttijden (8+4 minuten). Daarmee voldoet het concept SIV en de verruiming van de opkomsttijden niet aan de wettelijke kaders. Generiek afwijken van de tijdnormen uit het Bvr is immers niet toegestaan (blz. 33 rapport “Dekkingsplannen 2013” –Inspectie Veiligheid en Justitie).

Los van het bezettingsprobleem, zijn er nog meer merkwaardigheden. Bijvoorbeeld; waarom werd in de eerste alarmering voor de brand de kwalificatie ‘kleine brand’ gebruikt? Waarom is na het arriveren van het SIV –afgaand op de verklaringen over de omvang van de brand – niet meteen opgeschaald naar ‘grote brand’ of zelfs ‘zeer grote brand’, er waren immers meer dan 2 ‘klussen’ voor de brandweer?

Als gevolg van het aanhoudende ‘gesleutel’ aan de hoekstenen van de basisbrandweerzorg (opkomsttijden en voertuigbezettingen) komt de veiligheid van burgers en brandweerpersoneel steeds meer in het gedrang. Recente casussen (Breskens, Almere, Hilversum, Huizen, Weesp) tonen aan dat er sprake is van een landelijke ontwikkeling. Deze is naar onze mening zorgwekkend.

3) Onderzoek/toezicht
Dat brengt ons bij de rol van de toezichthouder, de Inspectie VenJ, die in 2013 het dekkingsplan en het concept met het SIV van de VRR heeft beoordeeld en niet heeft ingegrepen. Op basis van een uitgevoerde analyse (lees die hier) geeft de kwaliteit van de rapporten naar aanleiding van de woningbrand in Almere en de brandweerzorg in Zeeland geen aanleiding om te veronderstellen dat er een objectief en inhoudelijk rapport komt over de brandweerzorg, noch van de VRR noch van de Inspectie. Wij zullen de minister én de Inspectie VenJ dan ook vragen om waarborgen aangaande objectiviteit, kunde en kennis van de onderzoekers.

De beperkte en vertraagde opkomst van slagkracht, ontstaan door een uitholling van de basisbrandweerzorg, baart de burger terecht zorgen. De burger vraagt zich daarbij af of er bij de eerste de beste slaapkamerbrand ook eerst twee man komen, en daarna misschien nog een paar, en als het niet meer hoeft nog een stuk of veertig. Het is daarom goed dat dit in het nieuws komt.

De burger mag van de brandweer een redelijke mate van slagkracht en professionaliteit verwachten. Daar waar de slagkracht door de politiek uitgehold wordt tot een niveau dat door deskundigen als onvoldoende wordt gekwalificeerd, heeft de burger er recht op dat bestuurders en politici verantwoording afleggen.

De basis voor deze verantwoording is een kwalitatief  hoogwaardig onderzoek. Dit onderzoek moet breder zijn dan het nu geformuleerde interne onderzoek dat zich beperkt tot het verloop van dit incident, en de door de VRR vastgestelde normen als uitgangspunt heeft.

Deze verantwoording kan niet bestaan uit de zin “er was toch niets meer te redden” in combinatie “we hebben aan de voorschriften voldaan”.

Wordt vervolgd.