Geachte heer/mevrouw,

De Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (VBV) is erkend door de Tweede Kamer als officiële gesprekspartner van de minister van VenJ en behartigt de belangen voor de Brandweer Vrijwilligers, van het brandweervak, het vakmanschap en de beroepseer. De VBV is een belangrijke partner op het terrein van brandveiligheid en participeert in het Platform Brandveiligheid dat periodiek door het ministerie van VenJ wordt georganiseerd.

Tot onze spijt hebben wij geen positie op de lijst met genodigden voor het rondetafelgesprek Brandveiligheid ouderenwoningen van 9 maart aanstaande. Maar wij hebben begrip voor deze keuze en informeren uw commissie graag langs deze weg over onze – onafhankelijke – zienswijze op dit thema. Zo’n 80% van het brandweerpersoneel is Vrijwilliger. Zij zijn de ogen en oren in de lokale samenleving. Dat geldt zeker voor de betrokkenheid bij de brandveiligheid van de burgers, met name de meest kwetsbare groepen in deze samenleving. Niet zelden gaat het daarbij om de fysieke veiligheid van hun eigen familie, vrienden of bekenden.

Onderzoek
Wij spreken onze waardering uit over het onderzoek van de Brandweeracademie en de Nederlandse Brandwonden Stichting naar de gevolgen van de vergrijzing voor de brandveiligheid. “Als we willen dat ouderen langer zelfstandig blijven wonen, heeft dat consequenties en zullen er maatregelen moeten worden genomen.” “Niets doen is geen optie” aldus de onderzoekers. Daarover zijn we het helemaal eens.

Vanuit de bouwregelgeving geldt als uitgangspunt dat de door brand bedreigde personen binnen enkele minuten de brandende ruimte en binnen 15 minuten na alarmering het betreffende gebouw zonder hulp van de brandweer moeten hebben verlaten. In de praktijk en uit het onderhavige onderzoek blijkt veilig vluchten voor mensen die hiervoor afhankelijk zijn van anderen steeds vaker een lastige opgave of zelfs geheel onmogelijk. Dat wordt het probleem van de brandweer.

Immers; als er in een woongebouw al een BHV organisatie is, is deze in de avond- en nachturen vaak minimaal bezet en zijn deze mensen bovendien niet toegerust om te helpen onder verslechterende omstandigheden zoals o.a. bij sterke rookontwikkeling. Dat geldt uiteraard ook voor te hulp schietende buren, c.q. omstanders. Een snel én adequaat optreden van de brandweer is dan het enige wat rest om verdere escalatie te voorkomen.

Brandmeldinstallaties (en daarmee BHV organisaties) zijn in gebouwen waar sprake is van min of meer zelfstandig wonen niet vereist, in woningen die voor 2003 zijn opgeleverd zijn rookmelders niet verplicht, en de nu voorgeschreven rookmeldertypen zijn voor ouderen slecht hoorbaar. Daarmee zijn bewoners aangewezen op eigen initiatief voor installaties en hulp van de buren.

In het verleden werd bij de integrale aanpak van brandveiligheidsvraagstukken altijd rekening gehouden met de inzet van de brandweer. Die inzet is immers een wezenlijk onderdeel van het samenstel dat het brandveiligheidsniveau bepaalt. Waarom dat aandachtsgebied in deelproject 3 buiten beschouwing is gebleven is ons een raadsel. Immers, als alle veiligheidsvoorzieningen hebben gefaald wordt van de brandweer een snelle en adequate inzet verwacht die op zijn minst voldoet aan de normen waarvan de wetgever uitgaat. Deze normen raken – onder toeziend oog van de minister – in een rap tempo in verval.

Russische Roulette in brandweerstijl
Niet alleen de demografische ontwikkelingen maar ook beleidskeuzes van de overheid maken dat ouderen langer zelfstandig thuis moeten blijven wonen en hun woningen veelal niet beschikken over adequate brandveiligheidsvoorzieningen, laat staan een BHV organisatie.

Ook wordt in toenemende mate en uit kostenoverwegingen afgezien van het in stand houden van brandbeveiligingsinstallaties in woongebouwen / seniorencomplexen en blijkt uit een steekproef van de provincie Brabant bij bijna alle bezochte zorginstellingen sprake te zijn van onjuiste brandcompartimentering. Bij 68% is zelfs sprake van ernstige tekortkomingen waardoor de risico’s voor burgers en brandweerpersoneel toenemen. Dat geeft te denken. Verder zijn noch de veiligheidsregio’s, noch de minister erin geslaagd om de nationale normen en voorschriften voor brandmeldinstallaties op een niveau te krijgen waardoor het aantal loze alarmen beperkt blijft tot wat technisch als haalbaar wordt gezien.

Dan is het als onacceptabel te betitelen dat in verschillende veiligheidsregio’s de brandweer – als publieke (brandweer)zorgverlener – het laat afweten en zijn zorgplicht verzaakt door de inzet van een tweepersoons bestelbusje als zelfstandige eenheid bij automatische brandmeldingen afkomstig van (woon)gebouwen met niet zelfredzame bewoners of cliënten/patiënten. Dit in de veronderstelling dat in 95% van de gevallen er sprake is van een loze melding, het escalatierisico en een vertraagde opkomst van de noodzakelijke slagkracht daarbij voor lief nemend. Dat noemen wij ‘Russische Roulette’ in brandweerstijl.

De oorzaak ligt in onze beleving in een academisch-statistische perceptie van de brandweerzorg door de bestuurders van de veiligheidsregio’s en het Veiligheidsberaad: als er binnen de normtijden een rode auto voor de deur staat is het “veilig”. Om voor ons onverklaarbare redenen zijn de Regionaal Commandanten niet in staat gebleken om deze perceptie te corrigeren door een juist beeld te schetsen van de risico’s voor burgers en brandweerpersoneel van deze aanpak. Ter verduidelijking; de dodelijke brand van 12 maart 2011 in de GGZ instelling Rivierduinen te Oegstgeest begon ook met een automatische brandmelding die niet door de instelling werd bevestigd. De Onderzoeksraad pleitte in zijn rapport voor meer samenhang in het beleid en toezicht op brandveiligheid en een evaluatie van de aanpak in 2015. Die evaluatie en de resultaten hebben wij gemist.

Een ander voorbeeld was te zien in de uitzending van EenVandaag van 19 januari jl. Dit betrof een brand in een gebouw met aanleunwoningen met veel zorgbehoevende mensen in Hilversum. Op basis van de (telefonische) melding van de brand (rook uit de meterkast), afkomstig uit een gebouw met kwetsbare en niet zelfredzame bewoners, werd ondanks het in het (brand)risicoprofiel als prioritair risico ingeschaalde object, een beperkte slagkracht ingezet. In afwijking van het dekkings- en inzetplan werd pas een kwartier na de melding opgeschaald met een tweede TS en ruim een half uur na de eerste melding werd de classificatie ‘zeer grote brand’ (4X basisbrandweereenheid met 6 personen) gegeven omdat vanwege de hevige rookontwikkeling en de verspreiding ervan, het gehele gebouw ontruimd moest worden.

Tragisch genoeg kwam bij deze brand een bewoner van een woning op de tweede etage om het leven, zijn enkele bewoners naar het ziekenhuis vervoerd en moesten hulpverleners worden nagekeken, aldus de media die ook meldden dat de ontruiming van het gebouw ‘niet op rolletjes verliep’. Een vergelijking met een scenario zoals in het seniorencomplex ‘De Notenhout’ in Nijmegen, waarbij begin 2015 4 doden vielen, dringt zich daarbij nadrukkelijk op. Een evaluatie van de brand in Hilversum en de bestrijding ervan, achtte de veiligheidsregio Gooi en Vechtstreek niet noodzakelijk. Zij volstaat met het registreren van de opkomsttijden.

Conclusie
Samengevat komen wij tot de conclusie dat de inzet van de brandweer bij maatgevende incidenten in sommige veiligheidsregio’s te wensen overlaat. Met de Unie KBO zijn wij het eens dat alle burgers er op moeten kunnen vertrouwen dat in nood de brandweer er snel is met voldoende menskracht. Het is aan de overheid en uw Kamer om de twijfels daarover weg te nemen en passende maatregelen te nemen.

Volgens de VBV dienen deze maatregelen vooral te beginnen met een heldere visie op brandweerzorg, deze moet worden ontwikkeld door de professionals (dat zijn niet noodzakelijkerwijs zij die aan het hoofd van de brandweerorganisaties staan!) Daaruit vloeit voort het bepalen en vastleggen van aan het (brand)risicoprofiel gerelateerde inzetvoorstellen, analoog aan de inzetvoorstellen uit de Leidraad Repressieve Basisbrandweerzorg. De VBV heeft daarvoor al een aanzet gegeven door een objectieve analyse te laten uitvoeren die inzicht geeft in de benodigde personeelsbezetting en bluswater voor een effectieve en veilige bestrijding van maatgevende brandscenario’s.

Verder denken wij bijvoorbeeld aan:

  • het effect van het sluiten van (tussen)deuren
    • de toepassing van geavanceerde brandmeldsystemen en adequate doormelding
    • de dwingende toepassing van sprinklers in gebouwen met verminderd of verhinderd zelfredzamen
    • de toepassing van rookbeheerssystemen voor het faciliteren van een adequate brandweerinzet.

Op dit gebied zijn veel landen ons al ver vooruit. Wij verwijzen daarbij nadrukkelijk naar de NFPA Standards in de VS, met name de NFPA101 (Life Safety Code) en in Duitsland (die “wirksame Löscharbeiten” voorschrijven).

Wij moedigen uw commissie aan om onze zienswijze te betrekken in uw overwegingen en zijn uiteraard graag bereid onze voorstellen nader te onderbouwen.

Hoogachtend,

Leusden, 29 februari 2016.
Bestuur Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers.