Baarn, 20 februari 2022

Geachte leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, beste Kamerleden,

Het is voor de brandweerzorg in het algemeen en voor de 19.000 brandweervrijwilligers in het bijzonder een mooie opsteker dat wij vandaag hier in de gelegenheid worden gesteld om deel te nemen aan het rondetafelgesprek over de evaluatie van de Wet Veiligheidsregio’s en om onze bevindingen over de “Wet Veiligheidsregio’s in de praktijk” met uw commissie te delen alvorens u overgaat tot de parlementaire behandeling van het Kabinetsstandpunt.

In onze reactie gaan we dieper in op het Kabinetsstandpunt en de wijze waarop onze inbreng in zowel de evaluatiecommissie als door het Kabinet is gewogen. Daarbij ontkomen we helaas niet aan het trekken van stevige conclusies en dito standpunten. Niet om te oordelen maar om duiding te geven aan onze bevindingen. Die zijn (o.a. navolgbaar via de hyperlinks) gebaseerd op het intensief en kritisch blijven volgen van ontwikkelingen in de 25 veiligheidsregio’s. Niet in de laatste plaats vanwege de invloed van deze ontwikkelingen op de fysieke veiligheid van de burgers en het brandweerpersoneel in ons land.

Op verzoek van de Minister van Justitie en Veiligheid heeft de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (hierna: VBV) een eerste reactie gegeven op het eindrapport van de Commissie evaluatie Wet veiligheidsregio’s (hierna: de Commissie). Onze aandacht was daarbij vooral gericht op de ‘Brandweerzorg van de toekomst’ en de positie van de vrijwilligers. Als het gaat over het inrichten van een toekomstbestendige brandweer als organisatieonderdeel van de veiligheidsregio’s geeft het Kabinet aan ‘een uitdaging’ te zien in de samenwerking tussen veiligheidsregio’s en in de totstandkoming van gedeelde kaders en uniforme werkwijzen. Hoe omvangrijk deze uitdaging is ervaren wij regelmatig.

Vrijwilligheid als pilaar

Maar liefst 82 % van het operationele personeel voor de brandweerzorg en rampenbestrijding in ons land is vrijwilliger. Mede daarom verbaast de VBV zich over het gebrek aan aandacht voor het concept vrijwilligheid in de Wetsevaluatie en over het standpunt van het Kabinet. Mensen die dit werk, bij nacht en ontij,  vrijwillig doen moeten de ruimte krijgen om dat mede zelf en op professionele wijze vorm te geven en niet door verschillende managementlagen in een vrijwilliger-onvriendelijk en bureaucratisch vormgegeven keurslijf worden gedwongen.

Als het gaat om invloed en inbreng van de VBV (artikel 68, tweede lid Wvr) in de ‘Adviescommissie Betrokkenheid Werkvloer’, de ‘Adviescommissie arbeidsveiligheid’ en de Jaarplannen van het Instituut Fysieke Veiligheid (hierna: IFV) bestaat deze door het IFV georganiseerde betrokkenheid inmiddels niet meer. Het IFV zegt in haar Jaarplan voor 2022 wel een betrouwbare partner en verbinder te willen zijn en blijven in het netwerk van crisisbeheersing en brandweerzorg. Wij constateren echter dat de wettelijke taken van het IFV rond de ‘Adviescommissie Betrokkenheid Werkvloer’, maar ook het Kenniscentrum Arbeidsveiligheid (KCVA) zijn verdwenen uit het Jaarplan 2022. Wat er met de strategische doelstellingen en het budget (in 2021 nog € 900.000) voor de verbetering van de arbeidsveiligheid van de operationele hulpverleners is gebeurd is onduidelijk.

De Minister van JenV geeft aan met het Veiligheidsberaad in gesprek te zijn over de rechtspositie van de brandweervrijwilligers. Het is goed om hier nogmaals te benadrukken dat wij zeer ingenomen zijn met de tussenkomst van uw commissie Justitie en Veiligheid die leidde tot de heroverweging van de denkrichting in het kader van de taakdifferentiatie. Daarmee is het behoud van Vrijwilligheid bij de brandweerzorg en de rampenbestrijding voor de toekomst geborgd. Met de keuze om alleen ‘bouwsteen 1’ verder uit te werken gaan wij ervan uit dat daarmee ook snel een eind komt aan het oneigenlijk, structureel en planmatig inzetten van Vrijwilligers voor (kazerne)diensten en de onbedoelde, maar ellendige gevolgen ervan. Een punt van zorg is nog wel het vraagstuk over de inwerkingtreding van de Wnra. Wij gaan ervan uit dat het Kabinet uw motie en ons voorstel zal opvolgen door in elk geval de Vrijwilligers buiten de Wnra te houden.

Unité de doctrine

Wanneer we kijken naar de basis voor de huidige Wet veiligheidsregio’s (hierna: Wvr) bestond er een door alle partijen (Rijk, regio’s, gemeenten en de branche) gedeelde visie op brandweerzorg. Deze zorg moest éénduidig, betaalbaar en kwalitatief goed zijn georganiseerd, met identieke zorg richting de burger in Nederland. In de memorie van toelichting van de Wvr werd dat als volgt aangeduid: “Als het gaat om veiligheid is het noodzakelijk voor alle burgers een uniform minimum niveau van veiligheid en van basiszorg te bieden.”  Gaandeweg zien we een wirwar aan normen en een lappendeken aan zorgniveau’s in het land. Zo heeft de regio Utrecht 7 parate duikteams en de regio Gelderland-Zuid 0. En waar de ene regio stopt met de inzet van tweepersoons bestelbusjes bij woningbranden, begint de andere met een nieuw experiment. En dan hebben we het nog niet eens over de uiteenlopende uitgangspunten in de regionale dekkingsplannen. Van een uniform niveau van veiligheid is daarmee geen sprake. Waar gaat het dan mis met het naleven van gemaakte afspraken en hoe voorkomen we dat 25 maal het ‘wiel’ opnieuw wordt uitgevonden?

Daarnaast zien we dat veiligheidsregio’s al voortvarend aan de slag zijn gegaan met het ‘toekomstbestendig’ maken van de brandweerzorg. Maar wel in lijn met de constatering van de Commissie: “sterk gericht op de vraag hoe ze met zo min mogelijk middelen binnen de eigen regio kan voldoen aan de wettelijke eisen.”
Zo heeft het Kabinetsstandpunt het bestuur van de veiligheidsregio Noord-Holland Noord er niet van weerhouden om richting te geven aan een ‘veranderopgave’ voor de brandweer. Tegen de achtergrond van ingrijpende bezuinigingsopdrachten (in de veiligheidsregio Noord-Holland Noord structureel 1,5 miljoen euro) worden allerlei exotische uitrukvarianten bedacht. De Commissie en het Kabinet geven aan vertrouwen te hebben in de besturen om gezamenlijk te komen tot het vaststellen en handhaven van normen en standaarden voor de brandweerzorg. Op grond van onze ervaringen op het gebied van ‘Uitruk op Maat’ en ‘Gebiedsgerichte opkomsttijden’, hebben wij dat vertrouwen helaas niet. Daarom acht de VBV strakke regie op het totaal van de inhoudelijke opgaven door het Ministerie onontbeerlijk. Het voornemen om bepalingen over verplichte samenwerking en de daartoe benodigde uniformiteit op te nemen in het wettelijk kader vinden wij essentieel.

Theorie versus praktijk

Het kabinet onthoudt zich vooralsnog van een standpunt over de financiering van het stelsel. De grote vraag is of deze ambitie valt te combineren met de wijze waarop gemeenten de ambities van de veiligheidsregio’s faciliteren. Of beter gezegd; dat in de praktijk feitelijk onmogelijk maken. De aanhoudende taakstellingen hebben ervoor gezorgd dat de operationele capaciteit (slagkracht) van de brandweer, en daarmee ook de rampenbestrijding, inmiddels onvoldoende robuust is. Dit zorgt er naar onze mening ook voor dat noodzakelijke geachte verbeteringen in de kiem worden gesmoord vanwege het ontbreken van de financiële middelen.

Het Kabinetsstandpunt om de regionale risicoprofielen en de Nationale Veiligheid Strategie meer met elkaar in samenhang te brengen is naar ons oordeel onvermijdelijk. Het IFV constateerde immers al in 2018 dat er weinig aandacht is voor inhoudelijke samenhang tussen regionale thema’s en nationale thema’s en de doorvertaling daarvan naar elkaar. Waartoe dat in de praktijk kan leiden zagen we in juli 2021 in Limburg. Daar stond bijvoorbeeld in het eerste risicoprofiel van de veiligheidsregio Zuid-Limburg (december 2011) dat als gevolg van klimaatverandering de hevigheid van extreme regenbuien in de zomer en daarmee de kans op extreme weersomstandigheden en overstromingen zal toenemen.

Ook de Minister van JenV onderkende in 2015 dat bij de veiligheidsregio’s en hun crisispartners nog ontwikkelingen noodzakelijk waren om te komen tot een goede rampenbestrijding bij overstromingen. Vervolgens vertaalde het landelijk project ‘Water en Evacuatie’ in 2017 het belang van een plan voor reddingsoperaties naar een ‘handreiking redden van mens en dier tijdens overstromingen’. In de zomer van 2021 moesten duizenden mensen in Zuid-Limburg hun huis halsoverkop verlaten. Veel niet-zelfredzame burgers kwamen in een kritieke, levensbedreigende situatie terecht. Na afloop concludeerden onderzoekers dat de veiligheidsregio Zuid-Limburg geen evacuatieplan heeft. Dat doet het ergste vrezen als tijdens de acute fase van een grootschalig incident, ramp of crisis moet worden opgeschaald om de impact ervan te beperken en burgers adequaat te beschermen tegen de gevolgen.

Onafhankelijk toezicht en Democratische legitimatie

Een samenleving waarin iedereen veilig kan leven dient weerbaar te zijn tegen risico’s, dreigingen en crisis. Daarom is het een belangrijke verantwoordelijkheid van het Rijk en de veiligheidsregio’s om zorg te dragen voor een parate organisatie die in geval van incidenten zoals branden, ongelukken, rampen en crises in staat is adequaat op te treden. Daartoe behoort onder meer een betrouwbaar beeld van de kwaliteit van de taakuitvoering en welke capaciteiten nodig, maar vooral ook beschikbaar zijn om de impact van een incident te beperken. Dat beeld is er niet of ontoereikend. Maar ook het ontbreken van betrouwbare sturingsinformatie kan vergaande consequenties hebben als het gaat om inzicht in de prestaties van de brandweer. De Commissie constateerde dat diverse veiligheidsregio’s in hun plannen rekenen op specialistische kennis of extra capaciteit uit buurregio’s, maar dat de betreffende veiligheidsregio’s dat niet altijd hebben nagevraagd bij de buurregio’s en dat er geen zicht is op elkaars capaciteiten. Ook het Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum (LOCC), als spil in het landelijke capaciteitsmanagement, informatiemanagement en de operationele advisering bij rampen en crises, heeft geen inzicht in de beschikbare expertise en capaciteit.

Dat brengt ons bij de – in onze ogen nogal verontrustende  – conclusies, aanbevelingen en aandachtspunten van de Algemene Rekenkamer over de knelpunten in de bestrijding van rampen en zware ongevallen. Het Kabinet gaat daar in zijn standpunt helaas niet op in of slechts ten dele. Daarom vragen wij wel uw aandacht voor deze rapporten. Bijvoorbeeld het rapport over de aanpak van natuurbranden , maar vooral ook omdat wij benieuwd zijn naar hoe het Kabinet adequaat toezicht op de werking van het stelsel gaat organiseren. De Algemene Rekenkamer kwam immers ook met conclusies over de impact van rapporten van de Inspectie JenV. Kijkend naar het resultaat van 15 jaar toezicht op de kwaliteit van de brandweerzorg en rampenbestrijding, kunnen we de conclusie van de Algemene Rekenkamer onderschrijven.

Terwijl de slagkracht van de brandweer waarneembaar afneemt en wij de Inspectie JenV regelmatig en gedetailleerd hebben geïnformeerd over deze ontwikkelingen, blijven maatregelen om de geconstateerde ‘tekortkomingen’ weg te nemen achterwege. Zo nam een veiligheidsregio zelfs een formeel besluit om de aanbevelingen van de Inspectie over opkomsttijden te negeren omdat de aanbeveling niet in lijn was met het regionale beleid om minder aandacht te schenken aan de opkomsttijden. Daar tasten burgers en gemeentebesturen nu in het duister als het gaat om de relatie tussen het risico dat aan bepaalde objecten gebonden is en de slagkracht van de brandweer. Zo lijkt de Inspectie een ontoereikende taakuitvoering door deze veiligheidsregio’s eerder te faciliteren dan te corrigeren. Dit hebben wij recent ook aan de Inspectie JenV kenbaar gemaakt. Onze bevindingen over het toezicht maken dat wij pal staan achter de oproep van Prof. mr. Pieter van Vollenhoven om te komen tot volledig onafhankelijk toezicht op veiligheid in Nederland.

Het Kabinet zegt de rol en taken van de veiligheidsregio’s (inclusief brandweer) in het kader van pro-actie, preventie, brandveiligheid alsmede de bedrijfsbrandweeraanwijzing in samenspraak met de veiligheidsregio’s en betrokken crisispartners nader onder de loep te zullen nemen. Dat juichen we toe en adviseren om daarbij nadrukkelijk ook de bevoegdheden van het bestuur van de veiligheidsregio’s, het Veiligheidsberaad, de Raad Commandanten Directeuren Veiligheidsregio’s (RCDV) en gemeenteraden te betrekken. De Wvr geeft immers geen nadere invulling van en toelichting op de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van het Veiligheidsberaad en de RCDV. De beslissingen van managementraden en van niet-democratisch gelegitimeerde colleges lijken zich volledig te onttrekken aan de lokale democratie en democratische controle, waardoor de lokale betrokkenheid snel verdampt terwijl de verantwoordelijkheid voor het lokale veiligheidsbeleid onverminderd blijft bestaan; wel betalen maar niet meer bepalen.

Daarom pleiten we voor een robuuste aanpak die de kloof tussen theorie en praktijk kan overbruggen.
De Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers werkt daar graag aan mee.

Met vriendelijke groet,

Marcel Dokter
voorzitter