Wederom zorgt de inzet van een Snel Interventie Voertuig (SIV) bij een brand in de regio Gooi en Vechtstreek voor discussie. Het busje met 2 personen was zaterdag als eerste ter plaatse bij een woningbrand in Huizen en startte direct met de bestrijding van de inmiddels uitslaande brand, die voor een deel werd vastgelegd op een YouTube video. (Foto: Foto Miché)
Nu zijn er op de betreffende video verschillende zaken te zien, zaken die we graag breed willen delen. Temeer omdat de meningen over deze inzet nogal uiteenlopen. Zo zijn er collega’s die deze inzet volstrekt onverantwoord vinden. Aan de andere kant zijn er enkele collega’s die de inzet zien als een mooi stuk vakmanschap en dat dit ‘succes’ gevierd moet worden.
Het filmpje laat in elk geval zien dat als je er snel bij bent, en de brand nog relatief klein is een slag kunt maken. Hoe sneller hoe beter en dat kan alleen met een fijnmazige organisatie die echt het verschil kan maken als de nood hoog is en alle andere veiligheidsvoorzieningen hebben gefaald. De brandweer als ultimum remedium voor de fysieke veiligheid. Dat kan alleen maar als die repressieve organisatie behalve fijnmazig ook robuust is.
Het filmpje voedt ook de breed verspreide gedachte dat de meeste brandjes met 2 man kunnen worden bestreden. Feitelijk doen we dat ook bijna altijd. Al was het maar omdat je met een straal hoge – of lage druk, ademlucht en volledige bepakking met z’n tweeën je al amper kunt bewegen in een gemiddelde rijtjeswoning.
Alleen: in een tijd dat je niet het dak op mag zonder aangelijnd te zijn, je altijd een speciale zaagbroek aan moet hebben als je een kettingzaagklusje heb, er altijd een duiker klaar moet zitten aan de waterkant als er een duiker onder water is, is het vreemd dat je er toe over zou gaan de bemanning van een SIV2 zelfstandig een woningbrand (maatgevend incident) te laten bestrijden en naar binnen laat gaan zonder enige vorm van back-up. Dat is strijdig met alle, tegenwoordig van toepassing zijnde – en mondiaal geaccepteerde veiligheidsprincipes binnen het brandweerveld.
Dat nemen wij de uitvoerende brandweerlieden niet kwalijk, integendeel. In het ‘Handboek VARTAS’ staan de regels, richtlijnen en procedures rondom variabele voertuigbezetting beschreven. Ze bieden veel ruimte voor eigen interpretaties. Bovendien is niet duidelijk wie er verantwoordelijk is voor de les- en leerstof en exameneisen voor de opleiding en vakbekwaamheidseisen en welk (onafhankelijk) orgaan deze eisen toetst.
Wij richten ons nadrukkelijk op de bedenkers en ‘architecten’ van dit beleid. Immers die maken deze gevaarlijke arbeidsomstandigheden mogelijk, ondanks de vele ingrijpende incidentanalyses en talloze aanbevelingen van de Onderzoeksraad en de verschillende Inspecties. Deze hebben – op basis van hun bevindingen – veelvuldig en indringend geappelleerd aan de problemen die zich voordoen bij het veiligheidsbewustzijn bij de brandweer.
Tevergeefs zo blijkt uit het betreffende filmpje. In dat gehele kader zijn de resultaten van een uitgebreid onderzoek naar het Veiligheidsbewustzijn van Brandweerpersoneel in 2004, tot op de dag van vandaag steekhoudend en valide (zie deel 3 van dit rapport). Daarbij is de vraag gerechtvaardigd waarom bepaalde mensen zich toen heel druk maakten om het onvoldoende aanwezig zijn van veiligheidsbewustzijn bij brandweermensen. Terwijl zij nu – nog maar tien jaar later – juist de grenzen van die veiligheid opzoeken nu zij zelf verantwoordelijk zijn voor de ‘vernieuwing’ van het systeem van uitrukken.
Maar in de aanhoudende drang naar ‘vernieuwing’ lijken veel beleidsmakers te leven op 25 verschillende planeten in een parallel universum, alwaar al jaren, ieder voor zich filosofeert over ‘pilots’ en ‘experimenten’. Een eenduidige regie is er (ook na de ontutsende conclusies van de Inspectie in 2011) niet. Dat geldt ook voor objectieve, verifieerbare en meetbare resultaten die het succes van de SIV kunnen staven met feiten.
De succesverhalen die wij krijgen blijken in de praktijk vaak apekool. Zoals de door de minister bejubelde ‘Zeeuwse TS’. In werkelijkheid hebben beide exemplaren in de afgelopen 2 jaar nog geen brand geblust en stonden ze (overwegend defect) in de schuur. Een ander voorbeeld is de door de woordvoerder van de regio Gooi en Vechtstreek bewierookte inzet van een SIV bij een zeer grote brand in Hilversum, 4 november 2015.
Tot voor kort heeft de veiligheid van het eigen personeel slechts summier tot adequate maatregelen geleid. In juni 2015 oordeelde de Inspectie SZW in een vernietigend rapport dat de risico’s voor de werknemers bij de brandweer nog onvoldoende in kaart zijn gebracht. Daarnaast piekert de Inspectie VenJ zich momenteel suf over de vraag of de brandweer voldoet aan de kwaliteitsnormen en de wet- en regelgeving. Die normen, en daarmee ook de brandweerzorg raken op veel plekken in verval.
De discussie die we zouden moeten voeren is of we als brandweer ingericht moeten zijn voor de “statistieken” en veel voorkomende brandjes (in dat geval is dit een prima inzet), of dat de brandweer het ultieme vangnet is voor die incidenten waar het echt uit de hand loopt (Almere) en mensen in acuut gevaar verkeren maar die niet zo vaak voorkomen.
Als je voor die laatste variant gaat is er wel iets te zeggen over deze inzet. Aan de andere kant: als de mannen binnen verongelukken door bijvoorbeeld een onverwachte herontsteking (terwijl de bemanning van de TS nog onderweg of aan het uitstappen is) is Leiden in last. De regel “two in – two out” is ontstaan na talloze ongevallen tijdens repressief optreden. Misschien moeten we dus eerst werken aan een goed(en liefst gemeenschappelijk) besef van de rol van de brandweer.
De bestuurders moeten dus duidelijkheid scheppen waar de brandweerorganisatie voor wordt ingericht: voor de “statistieken” of als robuust vangnet voor “echte” incidenten. Als er als gevolg van een goed overdachte bestuurlijke afweging een brandweerorganisatie ontstaat die niet meer is in gericht voor de “klappers” moet dat wel helder worden gecommuniceerd. Elke (vrijwillig) hulpverlener kan zich dan de vraag stellen of hij/zij onderdeel wil zijn van dit type organisatie en een keuze maken zijn/haar tijd te besteden aan een andere organisatie of activiteit die beter appelleert aan zijn/haar waardenstelsel.
Nu is het verval van onze waarden impliciet, er ontstaat een glijdende schaal waarbij mensen op hun gevoel afhaken, of juist krampachtig meebewegen met de beleidsmakers omdat ze er zo graag bij willen blijven horen en zich daarom in bochten wringen om zich middels kazernering, tweepersoons blusbusjes etc. te “bewijzen”.
Daar vragen we aandacht voor en ageren wij tegen het verval van kwaliteits- en veiligheidsnormen. En dat blijven we doen, met vakinhoudelijke argumenten. Je hoeft het niet met deze argumenten eens te zijn, maar nog niemand heeft gezegd of aangetoond dat ze niet kloppen.