bezuinigingenDe gewone burger zal er weinig van hebben opgemerkt, de gemiddelde brandweermens werkte het op de lachspieren en de vakinhoudelijk deskundigen bij de brandweer haalden hun schouders op en wendden zich meewarig af van zoveel onkunde: Twee nieuwsberichten uit de veiligheidsregio’s Zeeland  en Flevoland  over de inzet van de brandweer. In Zeeland gooide Jan Lonink, burgemeester van Terneuzen, hoge ogen met zijn uitlatingen over de sluiting van brandweerkazernes en de inzet van brandweerploegen van maar 2 personen (lees dat hier). In Flevoland haalde commandant Gerrit Spruit het sprookje van het bijbouwen van kazernes weer van stal om de wettelijke opkomsttijden van de brandweer te kunnen halen (lees dat hier).

Dilemma’s
Toeval? Waarschijnlijk niet. De VBV herkent hier de dilemma’s waar de besturen van de veiligheidsregio’s mee tobben. Namelijk bezuinigen en voldoen aan de wettelijke opkomsttijden. Bij dhr. Lonink is bezuinigen waarschijnlijk de doelstelling. Dhr. Spruit heeft grote moeite om te kunnen voldoen aan wettelijke eisen op het gebied van brandweerzorg. Hun bedoeling is voor ons duidelijk; weg met de wettelijke kaders voor opkomsttijden en voertuigbezettingen. Als dat niet lukt met vakinhoudelijk juiste argumenten dan maar met argumenten die volledig uit de lucht zijn gegrepen. Het is voor de VBV uitermate verontrustend dat prominente functionarissen door deze uitspraken politieke belangen boven de veiligheid van de burger en brandweerlieden stellen.

De grote brand aan de Kelders in de binnenstad van Leeuwarden (lees dat hier) toont aan dat de kennis van de actuele bouwkundige staat op het gebied van brandveiligheid van panden, volstrekt ontoereikend is . Terwijl Brandweer Nederland aangeeft dat een brand beperkt dient te blijven tot één compartiment, valt er bij deze brand twee brandcompartimenten verder een slachtoffer terwijl deze in theorie 40 minuten de tijd had moeten hebben om te vluchten uit zijn appartement (lees dat hier).

Absolute ondergrens vaak niet gehaald
Drie overheidsinspecties concluderen samen dat de absolute ondergrens voor brandveiligheid in bestaande bouwwerken vaak niet wordt gehaald (lees dat hier). De gemeente Leeuwarden had dat in 2007 (lees dat hier) al geconstateerd en sprak haar zorg uit dat een deel van de geconstateerde tekortkomingen in de gemeente zou kunnen leiden tot moeilijk beheersbare branden. Echter, een dergelijk brand in de binnenstad van Leeuwarden is niet opgenomen in het brandrisicoprofiel van 27 maart 2013 van de veiligheidsregio Friesland (lees dat hier). Wij vragen ons af of dat in Zeeland en Flevoland aantoonbaar anders is.

Los daarvan, geven de actuele brandweerstatistieken geen enkele aanleiding tot het verminderen van de slagkracht van de brandweer. Integendeel; in 2013 werden op het gebied van brandschades verschillende records gebroken (lees dat hier) en ziet de brandveiligheid in de studentenhuisvesting (lees dat hier), de zorgcomplexen (lees dat hier) en de zelfredzaamheid van ouderen in onze samenleving (lees dat hier) er ook niet bepaald rooskleurig uit.

Kortom; alle signalen duiden op risico’s die vragen om snel én adequaat ingrijpen van de brandweer. Dé organisatie waarvan de burger verwacht dat deze professioneel ingrijpt als alle veiligheidsbarrières hebben gefaald. De brandweer doet dat graag snel, vakkundig en zo veilig als mogelijk, zoals blijkt uit een verhelderende casus  in Amsterdam (bekijk die hier). Wie zegt dat dit met een brandweerploeg van 2 personen kan, geeft in onze ogen aan niet veel op te hebben met de veiligheid van burgers en brandweerlieden. Daarnaast zou dhr. Lonink zich moeten afvragen hoe hij met ploegen van 2 personen een Moerdijk scenario (1 of 2) in zijn eigen gemeente Terneuzen wil aanpakken of andere rampen het hoofd wil bieden.

Wettelijke kaders
Dhr. Spruit willen wij adviseren zich eerst eens te verdiepen in de wettelijke kaders (lees die hier) en de totstandkoming ervan, voordat je met kletskoek verhalen (meerkosten opkomsttijden zie blz. 24) vraagt om het afschaffen van normen voor opkomsttijden en zelfs zo ver gaat om het product van de Nederlandse wetgever als slecht te typeren, alleen omdat deze hem blijkbaar zelf niet goed uitkomen. Ronduit schokkend is dat Spruit burgers die langer dan drie minuten in een brandend pand zitten, als kansloos wegzet. De dagelijkse praktijk en de CBS statistieken (lees die hier) geven een volstrekt ander beeld.

Zoals de VBV al vaker heeft opgemerkt, zijn de opkomsttijden van de brandweer maar voor een deel maatgevend voor het verloop van een incident. Echter, burgers ontlenen hun gevoel van (brand)veiligheid aan de wetenschap dat de brandweer snel aanwezig is als dat nodig is. Onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek is nodig om de gehele samenhang tussen brandveiligheid en brandweerzorg te kunnen bepalen en daar goed onderbouwde uitspraken over te kunnen doen. Zo’n onderzoek moet nog plaatsvinden.

Wat hebben we geleerd?
Tenslotte vragen wij ons af wat beide functionarissen de afgelopen jaren hebben gedaan met de conclusies uit de vele rapporten van de Inspectie VenJ en de Onderzoeksraad Voor Veiligheid. De meeste rapporten (n.a.v. rampen en ongevallen) gaan over (een gebrek aan) risicoperceptie. Daar zijn evenzovele en heel duidelijke aanbevelingen uitgerold – zoals o.a. de benodigde slagkracht bij kwetsbare objecten – (lees dat hier) die kennelijk nu ineens niet meer zo belangrijk worden geacht door Lonink en Spruit.

Het Inspectierapport n.a.v. een dodelijke brand in Harderwijk (lees dat hier) geeft aanbevelingen over de ‘span of control’ bij maatgevende branden. Wij stelden de vraag; als men twee extra manschappen niet kan overzien, wie kan dan de inzet van 2 manschappen met een bestelbus en voor 3,5 minuut water, die de ‘eerste vijf minuten’ alleen moeten overbruggen, overzien? En dat ook nog eens veilig noemen? (lees dat hier) Zelfs na de overwegingen van de commissie Oosting betreffende de onderbezetting van de eerste eenheden bij de inzet bij de vuurwerkramp in Enschede? (lees dat  hier op blz. 118) Een antwoord op onze vraag hebben we tot dusver nog niet gekregen.

Rol IFV?
Vervolgens is de brandweer in ons land al sinds 2004 aan het ‘experimenteren’ met Variabele Voertuigbezetting maar hebben wij nog steeds geen objectieve en toetsbare resultaten en evaluaties gezien, laat staan eenduidige opleidingen en toets criteria voor het personeel. De veiligheidsregio’s ‘experimenteren’ er dus vrolijk en ongehinderd op los (lees dat hier), bedenken eigen opleidingsnormen en delen aan alle geslaagde cursisten vrolijk gekleurde certificaten (bekijk deze hier) uit voor getoonde prestaties die nergens beschreven staan, althans niet in de wettelijke bepalingen (lees die hier)

In een poging om als bestuur/werkgever buiten schot te blijven, wijst een enkele regio de medewerkers dan ook nog even heel fijntjes op de eigen verantwoordelijkheid voor ‘disfunctioneel’ handelen. Dit voor het geval er iets mis mocht gaan bij de uitvoering van al deze “innovatieve” ideeën. Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV), het nationale kennisinstituut van de brandweer, lijkt door onderlinge verdeeldheid niet met passende oplossingen en antwoorden te kunnen komen.

Heldere ideeën
De VBV heeft heldere ideeën over de inrichting van de brandweerzorg en eventuele bezuinigingen. Onze adviezen  zijn tot dusver zorgvuldig en met groot draagvlak tot stand gebracht en blijken verrassend nauwkeurig (lees hier o.a. onze Nota van advies “Een veilig Besluit?“). Wij zijn dan ook graag bereid om onze kennis en ervaring in te zetten. Wij kunnen beschikken over een breed netwerk van experts in het brandweerveld en in andere vakgebieden. Als het gaat over aanpassingen in de wet dient dat uitsluitend gebaseerd te zijn op onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek en niet op roeptoeterende functionarissen.

Zie ook:
9 september 2014: Vrijwilligers van de brandweer spreken brandweercommandant Spruit tegen
9 september 2014:‘ Voorgestelde inkrimping brandweer is lachwekkend’