Veiligheidsregio’s spelen ‘tankautospuitenspel’, burger verliest

Snel bij een brand of een incident komen en mensen redden, de brand bestrijden of hulp verlenen, dat is in essentie de taak van de brandweer. Burgers ontlenen hun gevoel van (brand)veiligheid aan de wetenschap dat de brandweer snel aanwezig is en slagvaardig kan optreden als dat nodig is. De ‘opkomsttijd’ en de ‘slagkracht’ van de brandweer zijn daarom belangrijke indicatoren voor het niveau van de brandweerzorg in een gebied.

Echter, verwijzend naar de nieuwe landelijk uniforme systematiek voor dekkingsplannen, maar gebruik makend van zelfverzonnen uitgangspunten, wordt in verschillende veiligheidsregio’s die slagkracht ernstig uitgehold. Zo blijkt de door minister Grapperhaus voorgestelde systematiek in het land vooral te worden gebruikt als handig bezuinigingsinstrument.

Zorgwekkend
Minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid kwalificeerde in mei 2018 het door zijn Inspectie geschetste beeld over de opkomsttijden van de brandweer als ‘zorgwekkend’. Hij verzond ‘onmiddellijk’ een brief aan alle 25 veiligheidsregio’s waarin hij dringend verzocht om verbetering.
De ‘innovatieve’ wijze waarop verschillende veiligheidsregio’s sindsdien invulling geven aan de gevraagde ‘verbetermaatregelen’ vergt echter wel een goed ontwikkelde verbeeldingskracht.

Want langzaam maar zeker verdwijnen steeds meer voertuigen en personeel uit de brandweerkazernes en wordt het beschikbare potentieel voor de belangrijkste taak van de brandweer; het redden van levens, op grond van taakstellende bezuinigingen op veel kazernes gereduceerd tot het wettelijk minimum; één tankautospuit (bij de brandweer het meest gebruikte voertuig) met een bezetting van zes personen, te weten een bevelvoerder, een chauffeur tevens voertuigbediener en twee ploegen van ieder twee manschappen.

De maatgevende klus bepaalt de middelen
Deze tankautospuit (basisbrandweereenheid) is voor het kleinste maatgevende incident, de woningbrand zonder slachtoffers toereikend. Voor een aantal andere maatgevende scenario’s, zoals een woningbrand met slachtoffers, branden in (woon)gebouwen met niet zelfredzame bewoners en kwetsbare bebouwing (oude dorps-en stadskernen) echter ligt de benodigde capaciteit aanzienlijk hoger. Uitgangspunt is immers dat de brandweer in de eerste uitruk effectief kan optreden, de eerste klap is een daalder waard. De benodigde capaciteit per type gebouw (risicogestuurde slagkracht) is weliswaar geen wettelijk voorschrift, maar op basis van vakinhoudelijke en statistische gegevens door het brandweerveld vastgesteld en verwerkt in concrete inzetvoorstellen (zie bijlage 3 en 4 van de Leidraad Repressieve Basisbrandweerzorg).

Ook uit een onderzoek naar effectieve en veilige bestrijding van maatgevende brandscenario’s, uitgevoerd in opdracht van de VBV, blijkt dat de benodigde slagkracht voor maatgevende scenario’s hoger ligt dan één tankautospuit, die in eerste instantie gealarmeerd wordt. In de praktijk blijkt één tankautospuit ontoereikend en worden met het verdwijnen van veel tweede tankautospuiten de problemen steeds groter. Zo biedt de huidige wet- en regelgeving bewoners van seniorencomplexen onvoldoende bescherming tegen de risico’s van brand en ‘moeten ouderen er letterlijk uit worden gesleept’, aldus René Hagen namens het Instituut Fysieke Veiligheid.

Eén of twee tankautospuiten?
Maar burgers, bedrijven en instellingen verwachten dat de brandweer snel, veilig en effectief kan optreden. Of de beschikbare slagkracht (hulpaanbod) overeenkomt met de benodigde slagkracht (hulpvraag) is uiteraard afhankelijk van de feitelijke aard van de brand, van de ‘klus’ die moet worden geklaard. In het negatieve scenario van een ontwikkelde brand met slachtoffers en rookverspreiding naar belendingen zijn er drie klussen: het beperken van de uitbreiding naar belendende woningen, het redden van personen in het compartiment waar de brand woedt en het bieden van hulp aan bewoners van de aanliggende woningen bij het vinden van een veilige omgeving. Deze klussen moeten tegelijkertijd worden aangepakt, omdat ze alle urgent zijn. Dit kan niet met één tankautospuit met 6 personen. Daarom moet bij dit slechte scenario de tweede tankautospuit ongeveer binnen het zelfde tijdsbestek ter plaatse kunnen zijn als de eerste tankautospuit.

Een voorbeeld; in bijlage 3 en 4 van de Leidraad Repressieve Basisbrandweerzorg  werd voor een brand in een woongebouw met niet zelfredzame bewoners (seniorencomplex) de uitruksterkte (capaciteit) bepaald op 2 tankautospuiten met 12 brandweerlieden binnen een opkomsttijd van 8 minuten. Dit specifieke inzetvoorstel maakte op 31 juli 2018 het verschil tussen leven en dood bij een brand in Breukelen, waar de lokale brandweer met twee tankautospuiten kon uitrukken. Uiteindelijk werd deze brand opgeschaald tot het scenario ‘zeer grote brand’ met de inzet van twee pelotons (8 tankautospuiten).

Opmerkelijke ‘verbeteringen’ in de brandweerzorg
Onbegrijpelijk is dat nu in de veiligheidsregio Utrecht 20 tankautospuiten (waaronder de tweede tankautospuit van Breukelen) uit de operationele sterkte worden gehaald op grond van een ‘betere verdeling’ van de voertuigen.

In de veiligheidsregio’s Friesland en Noord- en Oost-Gelderland verdwijnen respectievelijk 11 en 17 tankautospuiten, vooral omdat ‘ze zelden worden ingezet’. Met het afvoeren van 8 tankautospuiten in de veiligheidsregio Gelderland-Zuid ‘wordt de brandweerinzet er beter op’.  Bij elkaar maar liefst 56 tankautospuiten (basisbrandweereenheden). Deze ‘verbeteringen’ maken ook het bijbehorende personeel, zo’n kleine 700 vrijwilligers overbodig. Als gevolg van het geringere aantal voertuigen en mensen neemt de werkdruk en de belasting op de resterende vrijwilligers alsmaar toe.

Opkomsttijden en slagkracht uit de grabbelton
Opmerkelijk en in strijd met de wens van de wetgever is dat drie van de vier hierboven genoemde veiligheidsregio’s (Friesland, Gelderland-Zuid, en Noord- en Oost-Gelderland) de ‘verbeteringen’ in hun nieuwe dekkings- en spreidingsplannen motiveren met een verwijzing naar ‘gebiedsgerichte opkomsttijden’, terwijl het project ‘gebiedsgerichte opkomsttijden’ nog niet is geformaliseerd.

Bovendien ontbreekt een brandweerkundige onderbouwing voor de eigenhandig verzonnen uitgangspunten, zoals de opkomsttijd van 15 minuten voor de tweede tankautospuit, en blijkt er van de door de minister gewenste uniforme werkwijze absoluut geen sprake.

De veiligheidsregio Groningen verwijst bijvoorbeeld in hun rapport ‘Herijking spreiding en aantallen brandweervoertuigen’ ook naar de ‘gebiedsgerichte opkomsttijden’, maar hanteert een opkomsttijd voor de tweede tankautospuit van + 5 minuten t.o.v. de eerste tankautospuit, waardoor de ‘tweede’ tankautospuiten in Groningen gewoon operationeel blijven. De veiligheidsregio Haaglanden hanteert in haar dekkingsplan een opkomsttijd voor de tweede tankautospuit van + 2 minuten t.o.v. de eerste tankautospuit, conform de Leidraad Repressieve basisbrandweerzorg. Ondanks alle afspraken blijken veiligheidsregio’s in de virtuele ‘grabbelton voor opkomsttijden’ voldoende ruimte te kunnen vinden om  taakstellende bezuinigingen te kunnen doorvoeren. Het VBV adagium lege kazernes en volle kantoren krijgt zo opnieuw steeds meer gestalte.

Wanneer komt minister Grapperhaus in actie?
In november 2018 verzocht een meerderheid in de Tweede Kamer, middels een motie, minister Grapperhaus ervoor zorg te dragen dat gebiedsgerichte opkomsttijden er in geen geval voor mogen zorgen dat de brandweerzorg verslechtert. Minister Grapperhaus stuurde in juli 2019 ook een brief aan het Veiligheidsberaad waarin hij een aantal voorwaarden stelde en aangaf dat de nadere uitwerking zal worden besproken in ambtelijk verband. Daarvan maken vertegenwoordigers van de ondersteuning van het Veiligheidsberaad, en van Brandweer Nederland, VBV, vakbonden, en het ministerie van JenV deel uit. Deze ‘nadere uitwerking’ die de voornoemde veiligheidsregio’s hebben toegepast, herkennen wij niet en passen ook niet in de gezamenlijk opgestelde concept-handreiking.

Daarom kwalificeert de VBV het in de betreffende regio’s uit de operationele sterkte halen van tweede tankautospuiten op grond van het ongefundeerd verhogen van de opkomsttijd van de tweede tankautospuit van 8 naar 15 minuten, als volstrekt onverantwoord en zorgwekkend. Vooral omdat 15 minuten wachten betekent dat je die mensen en de eerste tankautospuit aan hun lot / of een onmogelijke opgave overlaat. De verwijzing naar de zelfredzaamheid en de eigen verantwoordelijkheid van de bewoners is in dat opzicht misplaatst.

VBV trekt aan de bel
Volgens een (niet uitputtende) inventarisatie door de VBV zijn er in de afgelopen jaren ten minste zo’n 160 tankautospuiten en vele tientallen hulpverleningsvoertuigen uit de operationele sterkte gehaald. Ook is onduidelijk in welke omvang het aantal (ondersteuning)eenheden t.b.v. hulpverlening en de bestrijding van ongevallen met gevaarlijke stoffen in ons land is gedaald.

Deze ontwikkelingen, en het feit dat het aantal brandweervrijwilligers sinds 2010 met 2770 is gedaald (bron: CBS-Statline), was voor de VBV aanleiding om de minister in een brief te verzoeken een toekomstbestendige brandweerzorg en rampenbestrijding te waarborgen.

Deze oproep vond gehoor tijdens het Algemeen Overleg ‘Nationale veiligheid en crisisbeheersing’ 14 november jl. in de Tweede Kamer. Daar deed de minister de toezegging in gesprek te gaan met de voorzitter van de brandweer over signalen over de vraag of de brandweerzorg verslechtert als gevolg van gebiedsgerichte opkomsttijden en informeert de Kamer over de uitkomsten hiervan voor het einde van dit jaar.

We wachten het antwoord van de minister met belangstelling af.