Onder bovenstaande titel zullen wij u in de komende periode informeren over voorbeelden waar de opkomsttijden, de slagkracht en het uithoudingsvermogen van de brandweer worden aangetast. Dit proces is de afgelopen jaren door bijna alle veiligheidsregio’s vrijwel geruisloos in gang gezet. De VBV is voornemens dit inzichtelijk te maken. De voorgenomen reductie van hulpverleningsvoertuigen in de VGGM is daar een sprekend voorbeeld van. Oordeelt u zelf.

De bevoegdheid voor het bepalen van het beleid ten aanzien van de uitvoering van de taken van de brandweer, is op grond van de Wet veiligheidsregio’s neergelegd bij het Algemeen Bestuur van de veiligheidsregio. Het bestuur bepaalt daarmee ook het kwaliteitsniveau van zowel de brandweerzorg als ook de rampenbestrijding en de crisisbeheersing. Ondanks dat in ons land voor zowel de kwaliteit als de kwantiteit van de repressieve basisbrandweerzorg door overheid en de sector gezamenlijk een normeringsdoelstelling (of te wel een advies over na te streven kwaliteitsnormen) is opgesteld, blijken de veiligheidsregio’s voor een efficiënte inrichting (de dimensionering) van de repressieve brandweerorganisatie steeds vindingrijker in het definiëren van ‘eigen’ kwaliteitsnormen. Daarmee is de eenduidigheid en kwaliteit van de brandweerzorg voor de burgers in ons land echter niet gebaat.

Een praktijkvoorbeeld:
Hulpverlening is een van de kerntaken van de brandweer. ‘De trend over de afgelopen vijf jaar is dat er een stijgende lijn zit in het aantal hulpverleningsincidenten en een dalende lijn in het aantal brandincidenten. Het aantal incidenten waarbij een hulpverleningsinzet vanuit de brandweer wordt verwacht, is dan ook gestegen. Tevens is de complexiteit van de inzetten toegenomen’, zo valt te lezen in de nieuwe ‘Landelijke visie Hulpverlening Brandweer’.

In de ‘Regionale visie op Hulpverlening’ van de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden (VGGM) ligt dat kennelijk anders. Daar werd het Algemeen Bestuur een ander verhaal voorgelegd. In dit verhaal blijkt de brandweerleiding – in tegenstelling tot de landelijke trend – tot de conclusie te zijn gekomen dat het aantal ongevallen (met beknelling) is afgenomen en de brandweer daarom wel met minder hulpverleningsvoertuigen toe kan. Hiertoe moet dan wel de opkomsttijd voor (spoedeisende) specialistische hulpverlening worden opgerekt en moet rekening worden gehouden met gevoelens van verlies op de brandweerposten en van dubbel nadeel bij de gemeenteraden, aldus de brandweerleiding. Die voorspelling lijkt uit te komen.

Boze brandweermensen
De brandweermensen op de betreffende posten zijn boos en maken zich zorgen over de consequenties van het voorstel. Niet in de laatste plaats omdat de VGGM in 2015 al flink het mes had gezet in de capaciteit van de brandweer. Toen werden maar liefst elf tankautospuiten, twee redvoertuigen en vijf hulpverleningsvoertuigen onttrokken aan de uitruksterkte. De Vrijwilligers van de brandweerpost Duiven, die na het afstoten van hun tweede tankautospuit nu ook het hulpverleningsvoertuig uit hun kazerne zien verdwijnen, trokken aan de bel. Ze lieten zich de mond niet snoeren en schreven een brandbrief naar de gemeenteraad. In die brief werden de plannen van de brandweerleiding vanuit een breder, vakinhoudelijk, en op de praktijk geënt perspectief belicht. En dat is maar goed ook. We leggen hier graag uit waarom ze een punt hebben:

Het verhaal van krimpende budgetten en verruimde normen
Het verhaal van de brandweerleiding is voornamelijk gebaseerd op een tekort aan budget om in overeenstemming met het dekkings- en materieelplan alle vervangingen te kunnen uitvoeren. Dat tekort kan volgens de brandweerleiding worden opgelost door het afstoten van vier hulpverleningsvoertuigen. Hoewel er nog geen besluit is genomen, heeft het Algemeen Bestuur van de VGGM al wel besloten minder aandacht te schenken aan de opkomsttijden en is in de begroting voor 2022 al geanticipeerd op de halvering van het aantal hulpverleningsvoertuigen. De onderbouwing van het voorstel door de brandweerleiding daarentegen is summier en betwistbaar. Voor de uitvoering van het plan moet namelijk de eigen ‘Visie op Basisbrandweerzorg’ én het landelijk normatieve kader opzij worden gezet. Want die gaan allebei uit van specifieke operationele uitgangspunten en branchevoorschriften voor de bepakking van zowel de tankautospuit als het hulpverleningsvoertuig. De opkomst van een hulpverleningsvoertuig is, conform de landelijke normatieve kaders, door het Algemeen Bestuur van de VGGM, vastgesteld op maximaal 15 minuten.

Bovendien is het ‘ombuigen’ van de landelijke toename in het aantal en complexiteit van de hulpverleningsincidenten naar de regionale afname van het aantal beknellingen in (personen) voertuigen, een versimpeling van de grote diversiteit in het type hulpverleningsincidenten en ongevalscenario’s. Daarbij zijn de bestaande risico’s op ongevallen in de samenleving en in het verkeer, zoals ook op de snelwegen A1, A12, A15, A28, A30, A50, A325 en A348, de drukke vaarwegen zoals Rijn en IJssel, en de spoorlijnen met de vele goederen- en passagierstreinen, die 24/7 de VGGM doorkruisen, niet noemenswaardig minder geworden, zo blijkt ook uit wetenschappelijk onderzoek. Daar komt nog bij dat de brandweerleiding de invloed en mogelijke consequenties van hun voorstel op de operationele capaciteiten t.b.v. het regionaal risicoprofiel en het reeds vastgestelde Beleidsplan 2020-2023 onvermeld laat. Uit bijlage 4 van de capaciteitenanalyse van de VGGM blijkt immers al een ontoereikende operationele capaciteit in relatie met waarschijnlijkheid en impact bij het scenario ‘ongeval spoor’.

Aantasting van het beoogd maatschappelijk doel
Objectief beschouwd betekent het verruimen van de opkomsttijd voor (spoedeisende) specialistische hulpverlening een aantasting van het beoogd maatschappelijk doel van de brandweer in de VGGM; minder schade en slachtoffers bij brand en andere incidenten. Daarnaast is het ook een inbreuk op de eigen strategische-  en operationele doelen, te weten: effectief optreden bij brand en andere incidenten en het personeel in staat te stellen op een professionele en veilige manier te werken. Kortom; de brandweermensen uit Duiven hebben zeker een punt als het gaat om de kwaliteit van de brandweerzorg in hun veiligheidsregio in het algemeen en hun eigen gemeente in het bijzonder.

De gemeenteraad van Duiven op zijn beurt ziet met lede ogen de capaciteit van het plaatselijke brandweerkorps alsmaar verder afnemen en de rekening voor de diensten van de VGGM, met name de brandweer, met tonnen toenemen. Echter realiseert de gemeenteraad zich kennelijk onvoldoende dat hij duidelijke keuzemogelijkheden heeft bij de vormgeving van de brandweerzorg, de crisisbeheersing en rampenbestrijding in de veiligheidsregio. Anderzijds bleef de nieuwe ‘Regionale visie op Hulpverlening’ van de VGGM ook buiten beschouwing in het ‘Beleidsplan Brandweer 2020-2023‘ dat in 2019 aan de gemeenteraden ter consultatie werd aangeboden. In een raadsbreed aangenomen motie roept de raad het college van B&W nu op om met het bestuur van de VGGM het gesprek aan te gaan over de grieven die zijn geuit door de brandweer en daarbij mee te nemen dat het van essentieel belang is dat de brandweer beschikt over voldoende en adequaat materieel. Voor wat betreft de kwaliteit van de brandweerzorg en de veiligheid van de burgers in de VGGM zou het van grote waarde zijn als de overige gemeenteraden in de VGGM de oproep uit Duiven zouden steunen.

Stelselverantwoordelijkheid?
Gelet op deze sluipende, maar bestendig krimpende capaciteit van de brandweer en de constatering van de evaluatiecommissie Wet veiligheidsregio’s, dat veiligheidsregio’s in hun plannen aangeven voor specialistische kennis of extra capaciteit te rekenen op ondersteuning door buurregio’s, maar dat er geen zicht is op elkaars capaciteiten, en het feit dat ook het Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum (LOCC) geen inzicht heeft in de beschikbare expertise en capaciteit, maakt elk voornemen tot inkrimping van de regionale repressieve capaciteit van de brandweer immers tot een potentieel veiligheidsrisico i.p.v. een verbetering. Het feit dat klaarblijkelijk niemand een betrouwbaar beeld heeft van de operationele capaciteiten in de 25 veiligheidsregio’s zou de minister van Justitie en Veiligheid, als stelselverantwoordelijk minister voor de brandweerzorg, rampenbestrijding en decentrale crisisbeheersing, ernstige zorgen moeten baren.