Aan: De colleges van burgemeester en wethouders
en gemeenteraden van de 16 gemeenten van
de veiligheidsregio Noord-Holland Noord

Baarn, 7 juni 2022

Betreft: ontwikkelingen brandweerzorg

Geacht gemeentebestuur,

‘Twee brandweerposten dicht, veertien afgeslankt.’ Met dat plan werden brandweervrijwilligers in de veiligheidsregio Noord-Holland Noord (hierna: VRNHN) onlangs onaangenaam verrast. Als een donderslag bij heldere hemel kregen de betreffende postcommandanten en hun manschappen het bericht dat hun post geen of geen volwaardige bijdrage meer hoeft te leveren in de brandweerzorg en rampenbestrijding in hun gemeente en daarbuiten. De Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers[1] (hierna: VBV) heeft ook kennisgenomen van het voorstel ‘Organisatieontwikkelingsplan brandweer 2022 – 2025’ van de VRNHN en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen en uitgangspunten.

In deze brief willen wij u informeren over onze zienswijze op de plannen. Deze zienswijze is gebaseerd op zowel de gesprekken die wij hebben gevoerd met de betrokken brandweermensen, als ook op openbare informatie, vigerende wettelijke kaders en actuele ontwikkelingen op het gebied van crisisbeheersing en brandweerzorg in ons land. Waar mogelijk staven wij onze bevindingen met een koppeling (in blauw) naar onderliggende informatie/documenten. We sluiten de brief af met een welgemeend advies aan uw bestuur: stop de afbraak van de brandweerzorg in uw regio.

Inleiding
De maatschappij verandert, ook de risico’s die onze samenleving bedreigen veranderen. Denk bijvoorbeeld aan de energietransitie, de klimaatverandering en de vergrijzing. Het is voor een effectieve brandweerzorg en rampenbestrijding van belang om te anticiperen op deze ontwikkelingen. Naar aanleiding van de vuurwerkramp in Enschede en de cafébrand in Volendam werd in Nederland een efficiënte en kwalitatief hoogwaardige organisatie van de brandweerzorg, geneeskundige hulpverlening, rampenbestrijding en crisisbeheersing nagestreefd. Zo luidt een zin uit de memorie van toelichting op de Wet veiligheidsregio’s: “Met het stellen van kwaliteitseisen, waarvoor in deze wet een grondslag is opgenomen, kan nadrukkelijker de kwaliteit van de brandweer worden bevorderd.”. In de wetenschap dat 15 jaar geleden de brandweer op basis van deze doelstelling slagvaardig was georganiseerd en er tussen de betrokken overheden en de branche een breed gedragen normenkader voor de kwaliteit van de basisbrandweerzorg was overeengekomen, blijken anno 2022 in de VRNHN deze kwaliteitsnormen ernstig in verval te zijn geraakt. Onze zorg zit vooral in de alsmaar afnemende slagkracht van de brandweer, die linksom of rechtsom ten koste gaat van de paraatheid en de operationele kwaliteit van de brandweerzorg. Dat daarmee ook de veiligheid van burgers en brandweermensen in het geding is, behoeft volgens ons geen aanvullend betoog.

Brandweerzorg in de wettelijke context
In Nederland zijn bepalingen over de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening vastgelegd in de Wet veiligheidsregio’s (hierna: Wvr), het Besluit veiligheidsregio’s (hierna: Bvr) en het Besluit personeel veiligheidsregio’s (hierna: Bpvr). Een effectieve organisatie van de brandweerzorg en de bijbehorende taakuitvoering is belangrijk voor de brandveiligheid van de burger. Maar het gaat hier te ver om alle juridische en beleidsmatige achtergronden te doorgronden. Daarom beperken we ons tot de voor de inrichting van de brandweerzorg belangrijkste aspecten.

De Wet veiligheidsregio’s (Wvr) wijst het college van burgemeester en wethouders aan als de bestuurlijk verantwoordelijke voor brandweer, rampenbestrijding en crisisbeheersing. Conform artikel 14, eerste lid, Wvr dient het bestuur van de veiligheidsregio ten minste eenmaal in de vier jaar een beleidsplan vast te stellen, waarin het beleid is vastgelegd ten aanzien van de taken van de veiligheidsregio. Dit beleidsplan omvat onder meer de voor de brandweer geldende opkomsttijden en een beschrijving van de aanwezigheid van brandweerposten in de gemeenten alsmede de overige voorzieningen en maatregelen, noodzakelijk voor de brandweer om daaraan te voldoen. In de praktijk heet dit het ‘dekkingsplan’. Over de hamvraag in hoeverre het Bvr de brandweer ruimte laat ruimere opkomsttijden te hanteren dan in de wet is vastgelegd heeft Prof. mr. dr. Ton Hol een lezenswaardig rapport geschreven met de titel: “Advies over juridische consequenties van overschrijding/verlenging vastgelegde normtijden voor opkomst brandweer”. Constatering hier is dat “de normtijden tamelijk strikt dienen te worden genomen. Afwijking daarvan is slechts in beperkte mate mogelijk. Dit betekent dat in juridische zin er weinig ruimte is om een dekkingsplan op te stellen waarin de normtijden in ruime mate worden opgerekt.” (p. 4.).

Voorafgaand aan de vaststelling van het beleidsplan (inclusief het dekkingsplan) overlegt de burgemeester van een gemeente in het gebied van de veiligheidsregio met de gemeenteraad over het ontwerpbeleidsplan. In artikel 3a Wvr is de rol van de gemeenteraad verankerd als het gaat om het vaststellen van de doelen die de gemeente nastreeft betreffende de brandveiligheid en de werkwijze en kwaliteit van de brandweerzorg. Echter, de VBV ziet haar zorg bevestigd in de recentelijke Evaluatie Wet Veiligheidsregio, dat ook de gemeenteraden en -besturen steeds vaker worstelen om hun democratische rol ten aanzien van de Veiligheidsregio te pakken. Daarmee verliest de gemeente en daarmee haar burgers steeds meer grip op de aansturing van de veiligheidsregio en komen burgers vaker voor onaangename verassingen te staan. Zo ook in Noord-Holland Noord.

Van verbeterplan in 2014 tot plannen voor afbraak in 2022
Hieronder volgt een kort overzicht van de in de VRNHN voorgenomen en uitgevoerde plannen tussen 2014 en 2022.

  • Dekkingsplan 2015

Met de regionalisering van de brandweer werd in 2013 in de VRNHN gewerkt aan een nieuw dekkingsplan. Met het nieuwe ‘Dekkingsplan Noord-Holland Noord 2015’ werden ingrijpende ‘verbetermaatregelen’ voorgesteld en de verschillen tussen de bestaande en nieuwe situatie voor alle gemeenten in de VRNHN keurig in tabelletjes gedocumenteerd. In de nieuwe situatie werden in totaal 11 tankautospuiten, 14 personeel/materieelvoertuigen, 17 motorspuitaanhangers, 35 dienstbussen/-auto’s en 150 vrijwilligers uit de operationele sterkte geschrapt. Toen daarover Kamervragen werden gesteld, gaf de VRNHN aan de getallen in deze vraag niet te herkennen. Dat is zeer opmerkelijk, maar ook representatief voor de gebrekkige informatievoorziening binnen de veiligheidsregio’s in het algemeen, en de informatie over de capaciteit van de brandweer in het bijzonder. De minister maakte duidelijk dat de brandweerkerndata spoedig een kwaliteitsslag behoeft. Een conclusie die wij delen, maar tot op heden helaas weinig beweging in zien.

  • Onderzoek Inspectie Justitie en Veiligheid

De Inspectie JenV deed in 2017 onderzoek naar de inrichting van de brandweerzorg in de VRNHN. In haar rapport (p.14) constateerde de Inspectie dat het algemeen bestuur van de VRNHN het “actuele” ‘Dekkingsplan 2015’ al op 22 november 2013 heeft vastgesteld. Bovendien blijkt de VRNHN geen inzicht te kunnen geven in de benodigde capaciteit voor de repressieve slagkracht bij calamiteiten en worden de overschrijdingen van de opkomsttijden en de compenserende maatregelen niet gemotiveerd. Medio 2017 zou een nieuw dekkingsplan worden vastgesteld. Wij hebben onderzoek gedaan naar het bestaan van dit nieuwe dekkingsplan of ‘brandweerzorgplan’. Behoudens een tekstuele verwijzing in de verantwoording van het programma brandweer (paragraaf 2.2) in de jaarstukken van de VRNHN van 2015 t/m 2021, hebben wij geen als zodanig identificeerbaar bestuurlijk vastgesteld dekkingsplan of brandweerzorgplan kunnen ontdekken.

Ook de vraag of de aanbevelingen van de Inspectie JenV door de VRNHN zijn opgevolgd moet ontkennend worden beantwoord. Sterker nog, één van de uitgangspunten van het algemeen bestuur in de ‘Bestuurlijke uitgangspunten brandweer 360’ is het hanteren van een maximale opkomsttijd van 18 minuten. Echter, het halen van de vastgestelde opkomsttijden is geen vrijblijvende kwestie. Ook blijkt in de door het algemeen bestuur reeds vastgestelde Beleidsplannen (Beleidsplan 2016-2019 en het Beleidsplan 2020-2023) een beschrijving van de inrichting van de brandweerzorg (art.14, lid 2f Wvr) te ontbreken. Dat maakt dat gemeenteraden, burgers, bedrijven en instellingen sinds 2013 niet meer naar behoren kunnen beoordelen of de uitvoering van de wettelijke taken op het gebied van de brandweerzorg in de VRNHN goed zijn geborgd.

  • Brandweer 360

In 2018 werd door het algemeen bestuur en de korpsleiding de basis gelegd voor de plannen voor een ‘toekomstbestendige brandweerzorg’ in de VRNHN. Met het thema ‘Brandweer 360’ moest vervolgens worden geïnnoveerd in zowel de preventieve als de repressieve kant van de brandweerzorg. Hiervoor werden een aantal experimenten ingericht, waaronder; de ‘brandweermens light’, ofwel ‘brandweerassistent’. Voor deze pilot werden vrijwilligers geworven die niet hoefden te voldoen aan de vakbekwaamheidseisen uit het Bpvr, geen binnenbrand mogen bestrijden en niet met hydraulisch redgereedschap mogen werken. Een andere ‘pilot’ was het (risicogericht) vernieuwen van het dekkingsplan tot een ‘brandweerzorgplan’. De ‘Bestuurlijke uitgangspunten brandweer 360’ werden op 6 december 2019 door het algemeen bestuur vastgesteld.

  • Brandweerzorg fase 1

Uit de ‘Bestuurlijke notitie Project Fase 1’ van 4 december 2020 blijkt bovendien dat in opdracht van de VRNHN een commerciële partij een risicoprofiel voor de brandweer heeft opgesteld. Dit terwijl de minister van JenV een jaar eerder de veiligheidsregio’s middels een brief aan de voorzitter van het Veiligheidsberaad heeft opgeroepen om gezamenlijk te komen tot een uniforme landelijke systematiek voor dekkingsplannen waarin de slagkracht centraal is gesteld door de opkomsttijden in relatie met ook andere facetten zoals opschaling te bezien. Op grond van de door de minister gestelde voorwaarden en de zeer nauwe betrokkenheid van de VBV bij de totstandkoming van deze systematiek, kwalificeren wij de beschrijving van de systematiek door de VRNHN op p.8 van haar ‘Bestuurlijke notitie Project Fase 1’ van 4 december 2020 als misleidend en zullen dit bij de toezichthouders onder de aandacht brengen.

  • Organisatieontwikkelingsplan brandweer 2022 – 2025

In het voorstel aan het algemeen bestuur van 4 maart 2022 lezen we dat tijdens een dialoogsessie in augustus 2021 het bestuur van de VRNHN kennis heeft genomen van de urgenties en risico’s die om een nieuwe fase van modernisering van de brandweerzorg in de VRNHN vragen. Daarom zijn in het stuk ook de ideeën van de brandweer voor een meerjarige organisatieontwikkeling opgenomen. Deze doorontwikkeling vindt plaats op basis van een ‘gedifferentieerd operationeel model’ waarin onderscheid zal worden gemaakt in typen brandweerzorg met drie types kazernes (Basis Plus posten; Basisposten en First Responder posten), gebruik makend van ‘innovatieve incidentbestrijding’.

Begin mei werd dit ‘gedifferentieerd operationeel model’ gepresenteerd aan de postcommandanten en tijdens de bestuurlijke tweedaagse van 19 en 20 mei jl. aan het algemeen bestuur. De gemeenten Hollands Kroon en Koggenland ontvingen van de VRNHN het schriftelijke advies om niet meer te investeren in de brandweerkazernes van resp. Slootdorp en Ursem omdat ze in het nieuwe model geen toegevoegde waarde meer hebben aldus de VRNHN. De keuze voor het schrappen van de kazerne Slootdorp is onverklaarbaar omdat de VRNHN amper een jaar geleden in een memo aan de gemeenteraad goed onderbouwd heeft aangegeven dat de aanwezigheid van een kazerne in Slootdorp noodzakelijk is. Ook in Ursem zijn de vrijwilligers verbijsterd over het schrappen van hun post in de plannen van de VRNHN. Het verhaal van de vrijwilligers in Slootdorp en Ursem staat haaks op de argumenten die de VRNHN heeft aangedragen voor het schrappen van beide posten. Maar liefst 14 andere posten werden geconfronteerd met een uitgekleed takenpakket. De plannen zorgen voor behoorlijk wat onrust bij brandweermensen en gemeenteraden. Dat is begrijpelijk. Wij beschouwen deze ontwikkeling ook als een wijziging van het in Nederland gehanteerde systeem voor de inrichting van de brandweerzorg.

In de memo ‘Doorontwikkeling brandweerzorg’ geeft de VRNHN aan dat het ontwikkelde model voor de toekomstige brandweer is gebaseerd op de herziene handreiking ‘landelijke uniforme systematiek voor dekkingsplannen’. Dat is opmerkelijk. Want op grond van kritische kanttekeningen van de Inspectie JenV en de VBV is de ‘herziene handreiking’ namelijk nog in ontwikkeling en moet de uitwerking daarvan nog worden verwerkt in het Besluit veiligheidsregio’s. Verder wordt in deze memo ook de inzet met de SI-2, een snel interventievoertuig met een 2-persoonsbezetting, als ‘innovatief inzetconcept’ gepresenteerd. Echter, door de gezamenlijke vakorganisaties wordt de inzet van dit concept bij maatgevende incidenten – vanuit brandweerkundig perspectief – als inherent onveilig gekwalificeerd. Niet in de laatste plaats vanwege dramatische incidenten in de praktijk. Dat heeft ertoe geleid dat dit concept ook niet meer door de Raad van Commandanten en Directeuren Veiligheidsregio’s (RCDV) zal worden ondersteund in het landelijk normerend kader Uitruk op Maat.

Vrijwilligheid
De VBV heeft naar aanleiding van de ontstane onrust op 2 juni jl. een besloten bijeenkomst georganiseerd. Deze bijeenkomst werd bijgewoond door zo’n honderd brandweervrijwilligers, afkomstig uit 24 posten binnen de VRNHN. De teleurstelling in het bestuur en de korpsleiding is groot. De wens om klaar te staan voor de lokale gemeente, de onderlinge loyaliteit, motivatie en de passie voor het dankbare brandweerwerk maken dat ze de helm (nog) niet massaal aan de wilgen hangen. Maar na de ingrijpende bezuinigingsrondes, waarvan de gevolgen telkens neer lijken te dalen in de 52 brandweerposten in de VRNHN, maar de kantoorbezetting toeneemt, is de rek er duidelijk uit.

Nadat in 2015 nog brandweervrijwilligers moesten vertrekken, wekt de verwijzing naar ‘vergrijzing’ en ‘maatschappelijke ontwikkelingen’ als reden voor paraatheidsproblemen nu ook de nodige verbazing. “Een organisatie die zegt dat de ontwikkeling van brandweermensen centraal staat, maar ze niet heeft betrokken bij de inrichting van plannen, verliest zijn geloofwaardigheid”, aldus een vrijwilliger, die zijn betoog afsloot met de mededeling ‘weg is weg’, doelend op het breed heersende gevoel van minachting. Waardoor vrijwilligers vertrekken en potentiële nieuwe aanwas uitblijft. Een zorg die wij delen. Een ander punt van zorg ligt in de functie van ‘brandweerassistent’. Hoewel differentiatie in taken een mogelijke oplossing kan zijn voor paraatheidsproblemen, zien wij dit niet als een veilig alternatief voor de uitvoering van de taken van de brandweer. Bovendien zijn de competenties, functieprofielen, les- en leerstof voor de ‘brandweerassistent’ niet door de VRNHN voorgelegd aan de Werkveldadviescommissie die op grond van de Wvr en het Bpvr toeziet op de kwaliteit van de functies en de bekwaamheid van het personeel bij de brandweer en rampenbestrijding in Nederland. Een gecoördineerde en effectieve wervingsstrategie (ook op landelijk en regionaal niveau) is ook tot op heden uitgebleven. Dit roept dan ook de vraag op in hoeverre de Veiligheidsregio’s daadwerkelijk bereid zijn te investeren in het werven en behouden van vrijwilligers.

Ontbrekende samenhang
Opvallend vinden wij ook dat er in de voorstellen en beleidsdocumenten van de VRNHN nauwelijks tot geen relatie wordt gelegd met actuele landelijke ontwikkelingen op het gebied van brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing zoals bijvoorbeeld het kabinetsstandpunt m.b.t. de evaluatie van de Wet veiligheidsregio’s. Het kabinet is immers volstrekt helder in zijn doelstellingen als het gaat over het inrichten van toekomstbestendige brandweerzorg. Daarnaast geeft de actuele stand van zaken op landelijke dossiers als ‘Gebiedsgerichte Opkomsttijden’, Uitruk op Maat (UoM) en taakdifferentiatie een ander beeld van de feitelijkheden dan door de VRNHN wordt geschetst in haar plannen.

Dat geldt ook voor het antwoord van de VRNHN op een vraag uit de gemeenteraad van Koggenland over de opkomsttijd van de brandweer bij een brand in verzorgingstehuis waarin een grote groep minder mobile inwoners wonen. Waar in artikel 3.2.1. van het Bvr een normtijd van 6 minuten staat vermeld bij een woonfunctie voor verminderd zelfredzamen, geeft de VRNHN aan dat deze normtijd 18 minuten bedraagt. Welke compenserende maatregelen deze buitensporige verruiming van de opkomstnorm van de brandweer kunnen rechtvaardigen wordt niet inzichtelijk gemaakt.

De regionale media brengt het breed gevoelde ongenoegen over de plannen van de VRNHN via hun kanalen in de huiskamers en bij de burgers op tafel. Dat is heel gewoon, maar wel schadelijk voor het imago van de brandweer, de trots van de brandweervrijwilligers in hun lokale omgeving. Daarbovenop vragen gemeenteraadsfracties hun burgemeesters om uitleg en ook in de Tweede Kamer heeft de ophef in de VRNHN tot vragen aan de minister van JenV geleid. Kortom; de plannen hebben gezorgd voor veel onrust. Voor de VBV vormen ze aanleiding om u middels deze brief te informeren over onze bevindingen en zienswijze op de voorgenomen organisatiewijzigingen in de brandweerzorg in de VRNHN.

Samenvatting
Uit het vorenstaande volgt dat er het nodige valt aan te merken op de plannen en de onderbouwing ervan. De uitvoering ervan zal naar onze mening ingrijpende gevolgen hebben op de fysieke veiligheid van uw burgers en brandweermensen. Daarom, en om de nadelige effecten te beperken, achten wij doorgaan op de ingeslagen weg zeer onverstandig en adviseren wij u de VRNHN te gelasten de plannen op de kortst mogelijke termijn in te laten trekken.

Uiteraard zijn wij ook gaarne bereid een inhoudelijke toelichting te geven op de inhoud van deze brief.

Met vriendelijke groet,

Namens de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers

Marcel Dokter
voorzitter

Een afschrift van deze brief zullen wij verzenden aan het algemeen bestuur en de korpsleiding van de VRNHN, de systeemverantwoordelijk minister van JenV, de Inspectie JenV, de RCDV en het Veiligheidsberaad.

[1] De Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers is in 2006 opgericht. In 2008 erkend door de Minister van BZK als belangenbehartiger van de Nederlandse brandweervrijwilligers. In 2009 erkend door de Tweede Kamer als officiële overlegpartner van de minister bij relevante beleidsontwikkelingen.