Aan: Vaste Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid
Bezuidenhoutseweg 67
2594 AC Den Haag

Baarn, 21 maart 2022

Geachte leden van de vaste Commissie voor Justitie en Veiligheid, geachte Kamerleden,

Donderdag 24 maart debatteert u met de minister van Justitie en Veiligheid over de brandweer en crisisbeheersing. De Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (hierna: VBV) brengt voor dit Commissiedebat graag haar standpunten m.b.t. de volgende onderwerpen onder uw aandacht.

  1. Algemeen
  2. Toezeggingen /ontwikkelingen brandweerzorg
    a) Capaciteit van de brandweer
    b) Gebiedsgerichte opkomsttijden / landelijk kader Uitruk op Maat
    c) Richtlijn veilig optreden bij vuurwerk
    d) Doorontwikkeling Incidentbestrijding Gevaarlijke Stoffen (IBGS)
  3. Reactie minister op de brief van de VBV
  4. Overstromingen Limburg
  5. Behoud van brandweervrijwilligheid in Nederland
  6. Evaluatie Wet veiligheidsregio’s / Kabinetsstandpunt

1. Algemeen
“De minister van JenV staat achter de kwaliteit die de brandweer iedere dag levert. Daar mogen we trots op zijn, er is geen reden daaraan te twijfelen.” Zo luidt een citaat in het recente ‘Verslag van een schriftelijk overleg inzake hoofdlijnen beleid Ministerie van Justitie en Veiligheid’. De VBV deelt de grote trots op het vak en betrokkenheid van het personeel bij het werk van de brandweer, maar maakt zich steeds meer zorgen over de kwaliteit en staat van de Nederlandse brandweer als gevolg van het functioneren van het huidige systeem. Het dagelijkse werk van de brandweer met een focus op kleinere incidenten voldoet soms nauwelijks aan de gewenste minimale kwaliteitsstandaarden. Bovendien, bij klussen die de dagelijkse routine overstijgen, neemt de twijfel over een adequate, maar ook veilige operationele inzet, evenredig aan de soort en omvang van het incident, toe. Veelal ligt dit niet aan de vrijwilligers en hun inzet, maar aan het systeem waarin zij moeten functioneren.

Zo heeft COVID19 een grote weerslag gehad op de geoefendheid van de Nederlandse vrijwilligers doordat de veiligheidsregio’s onvoldoende slagvaardig bleken om voor het eigen personeel een passende én veilige oefensituatie te creëren. Inhalen van gemiste oefenmomenten is tot op heden weinig aan de orde. Met in sommige gebieden steeds meer teruglopende aantallen vrijwilligers staat dan niet alleen de inzetgereedheid, maar ook de paraatheid onder druk. Zich verschuilend achter het excuus van lokale inbedding en verantwoordelijkheid, laten de veiligheidsregio’s en het NIPV ook hier weinig inzicht en creativiteit zien in het (landelijk) oplossen van dit probleem.

Dit alles speelt zich af in een landschap waarbij in veel kazernes de slagkracht voor de uitvoering van de taken, genoemd in artikel 25 van de Wet – in termen van mensen en materieel – gereduceerd is tot één basisbrandweereenheid waarmee elke vorm van restcapaciteit is verdwenen. Deze restcapaciteit is essentieel bij grote incidenten zoals de overstromingen in Limburg afgelopen zomer. Maar ook dit minimum niveau kan niet overal meer worden gegarandeerd. De inzet van bestelbusjes met 2 personen of tankautospuiten met 4 of 5, in plaats van 6 personen bij maatgevende incidenten, is in steeds meer veiligheidsregio’s geen uitzondering meer. De VBV juicht innovatie en creativiteit in ons brandweervak toe, maar vraagt wel om dit op verantwoorde en veilige wijze te doen, met een kwaliteitskader, effectief en uniform opleiden, trainen en oefenen en kwalitatief hoogwaardige en onafhankelijke evaluatie.

Omdat veel regio’s eigen protocollen, systemen en uitgangspunten hanteren, sterk gericht op de vraag hoe ze met zo min mogelijk middelen binnen de eigen regio kan voldoen aan de wettelijke taken, is het in de wet beoogde doel; ‘een uniform minimum niveau van veiligheid en van basiszorg voor alle burgers’, volgens de VBV in verval geraakt. Deze situatie vraagt om maatregelen van de wetgever.

2. Toezeggingen /ontwikkelingen brandweerzorg

a) Capaciteit van de brandweer
De brandweer is niet alleen de spil in de dagelijkse brandweerzorg, maar ook in de rampenbestrijding. Het ontbreken van inzicht in de in de ontwikkeling van de capaciteit van de brandweer de afgelopen tien jaar en in de mogelijke oorzaken van trends in dit verband, zou naar onze mening de stelselverantwoordelijk minister én het parlement een doorn in het oog moeten zijn. De verzamelde brandweerkerndata en de landelijke en regionale incidentenstatistiek geven inzicht in een beperkt aantal kwantitatieve variabelen. Een betrouwbaar beeld of de geleverde brandweerzorg ook voldoet aan de maatschappelijke behoefte aan goede brandweerzorg, geven deze variabelen echter niet. Dat uit de landelijke en regionale incidentenstatistiek geen signalen volgen over verslechterende kwaliteit van brandweerzorg, is een logisch gevolg van het gebrek aan kwalitatieve informatie.

Omdat de informatievoorziening niet overeenkomt met de maatschappelijke behoefte aan kwalitatieve informatie weten we niet hoe de brandweerzorg en de brandweerorganisatie in Nederland er voor staat. Wij maken ons oprecht zorgen of de Nederlandse bandweer nog wel in staat is om bij een grootschalig incident of ramp voldoende slagkracht en capaciteit te leveren. Daarom stellen we de aankondiging van de minister om een kwaliteitsslag te maken zeer op prijs en kijken we uit naar de voorstellen hieromtrent.

b) Gebiedsgerichte opkomsttijden / landelijk kader Uitruk op Maat
De minister van JenV staat positief tegenover de systematiek van gebiedsgerichte opkomsttijden.
Met deskundigen uit het veld en een positieve instelling heeft de VBV sinds 2010 meegewerkt aan de totstandkoming van een landelijk uniforme werkwijze voor het opstellen van dekkingsplannen voor de brandweerzorg. Niet in de laatste plaats om een constructieve bijdrage te leveren aan de uitwerking van ons advies uit 2008, waarin we onder meer onze voorkeur voor een uniforme systematiek voor dekkingsplannen hebben onderbouwd. De toenmalig minister was voorstander van het gebruik van één landelijk afwegingskader (inclusief een rekenmodel). Dit om de kwaliteit van de brandweerzorg te borgen. De start van een project dat moest leiden tot één landelijk afwegingskader werd in een brief van 21 januari 2010 aan de Tweede Kamer Uiteindelijk heeft dit in 2019 geleid tot het opstellen van een (concept) ‘Handreiking landelijk uniforme systematiek voor dekkingsplannen’.

Deze nieuwe systematiek werd van juli 2020 tot juli 2021 in zes pilotregio’s in de praktijk toegepast en getest. Na het opleveren van de dekkingsplannen werd de balans opgemaakt. Uit de bevindingen in het eindrapport (2021) van het Instituut Fysieke Veiligheid (hierna: IFV) en de bevindingen van de Inspectie JenV blijkt een grote overlap met de bevindingen van de VBV. Naast de zorgelijke ontwikkeling dat het kennelijk acceptabel is dat de kwaliteit van de brandweerzorg die de burger krijgt afhankelijk is van de keuze voor de woonlocatie, verbaast de VBV zich over de effectiviteit van beleidsvorming. Blijkbaar is 11 jaar onvoldoende om een systematiek voor adequate brandweerzorg te ontwikkelen. Op basis van deze bevindingen achten wij een succesvolle realisatie van een landelijk uniforme methodiek voor dekkingsplannen onwaarschijnlijk.

Voor het op grond van het ‘bijgestelde landelijk kader Uitruk op Maat’ afwijken van de eisen voor de samenstelling van basisbrandweereenheden is sprake van een soortgelijke situatie. Het kader blijkt vooral te worden gebruikt voor het oplossen van paraatheidsproblemen. Daarvoor was het in zijn ontwerp echter niet bedoeld, aldus de minister. Beide situaties doen afbreuk aan het veiligheidsniveau van burgers en brandweerpersoneel. De vakorganisaties hebben dat in een gezamenlijke brief aan de minister van JenV, het Veiligheidsberaad en de Raad van Commandanten en Directeuren Veiligheidsregio (hierna: RCDV) kenbaar gemaakt. De oplossing ligt in handen van de wetgever.

c) Richtlijn veilig optreden bij vuurwerk
De richtlijn vormt een goede basis voor een uniforme aanpak van de bestrijding van vuurwerkbranden met expliciete handelingsperspectieven. Het door het IFV voorgestelde aanvullende onderzoek, waaronder het doen van praktijkproeven, naar de gevaarzetting van illegaal en professioneel vuurwerk dient echter nog te worden uitgevoerd.

d) Doorontwikkeling Incidentbestrijding Gevaarlijke Stoffen (IBGS)
De minister was in 2019 vol lof over de doorontwikkeling van en regiogrensoverschrijdende benadering bij de Incidentbestrijding gevaarlijke stoffen (IBGS), een belangrijk specialisme van de brandweer. Deze doorontwikkeling van IBGS moet leiden tot aantoonbare kwaliteitsverbetering.

Vooruitlopend op de aanpassing van de regelgeving hieromtrent, verzocht de minister de voorzitter van het Veiligheidsberaad om voor 1 oktober 2020 een kwalitatieve evaluatierapportage met de bevindingen en de stand van zaken van de doorontwikkeling IBGS op te leveren.

Terwijl de minister veronderstelt dat er bij de vakorganisaties breed draagvlak is voor de doorontwikkeling, hebben wij tot nu toe geen kennis kunnen nemen van deze evaluatierapportage. Wel zien wij in de praktijk dat wordt afgeweken van de huidige regelgeving en dat de wettelijk vastgestelde opkomsttijd van dertig minuten voor een specialistische eenheid voor de bestrijding van ongevallen met gevaarlijke stoffen, wordt verruimd naar twee uur. Ingezette basiseenheden (met een lagere beschermingsgraad) worden daardoor langer aan specifieke gevaarsaspecten blootgesteld. Deze ontwikkelingen kwalificeren wij bepaald niet als ‘kwaliteitsverbetering’.

Voor wat betreft de regiogrensoverschrijdende benadering werd in het rapport van de Commissie evaluatie Wet veiligheidsregio’s nog gesproken over een ‘bovenregionaal niemandsland’. De constatering van de Commissie dat diverse veiligheidsregio’s vaak rekenen op hulp van buurregio’s, maar geen zicht hebben op elkaars capaciteiten, beschouwen wij als zorgelijk. Deze onduidelijkheid wreekt zich bij grootschalige incidenten.

3. Reactie minister op de brief van de VBV
De minister hecht groot belang aan de betrokkenheid van de werkvloer bij de verschillende beleidsontwikkelingen op het gebied van brandweerzorg. In de praktijk is deze betrokkenheid echter tot nul gereduceerd. Daarom vindt er op 23 maart een ‘constituerend’ overleg plaats tussen de RCDV, vakorganisaties en ambtenaren van het ministerie van Justitie en Veiligheid. We zien uit naar een constructief overleg en zullen u binnenkort over de gemaakte afspraken informeren.

4. Overstromingen Limburg
Na de watersnood in Limburg werden verschillende evaluaties uitgevoerd door het Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement. In de acute fase van de overstromingen moesten duizenden burgers worden geëvacueerd. Veel niet-zelfredzame burgers kwamen in een kritieke, levensbedreigende situatie terecht. De onderzoekers concludeerden dat regionaal geen plan bestaat hoe die evacuaties georganiseerd moesten worden. Ook werd in het evaluatierapport van het waterschap de samenwerking tussen de beide veiligheidsregio’s stevig bekritiseerd.

Wie deze conclusies op zich laat inwerken kan er niet omheen dat het in veiligheid brengen van burgers toch een van de belangrijkste taken is voor de operationele hulpdiensten en de basis vormt van de rampenbestrijding. Vooral als een dergelijk scenario al in 2011 als potentieel risico is gekenmerkt en in 2017 alle veiligheidsregio’s in Nederland zijn betrokken bij oplossingsrichtingen op het gebied van evacuaties bij overstromingen.

Daarnaast wordt evalueren beschouwd als onderdeel van het kwaliteitszorgsysteem van een veiligheidsregio. Bovendien is evalueren en reflecteren bij grootschalige incidenten één van de belangrijkste leerelementen voor de brandweer. Ondanks het feit dat de watersnood in Limburg door het kabinet formeel tot ramp werd verklaard, hebben we niets vernomen over een monodisciplinaire evaluatie m.b.t. de inzet van de brandweer. Belangrijke leermomenten voor de brandweer blijven daardoor buiten beschouwing. Dat is niet in het belang van de verantwoordelijke gemeenten, de burgers in Limburg en voor de rest van het land.

5. Behoud van brandweervrijwilligheid in Nederland
Met de kanttekeningen van de VBV en de repliek van de hoogleraren Cuyvers en Boogaard op de voorgestelde taakdifferentiatie, en de daaropvolgende Kamerbrede steun voor de oplossingsrichting, is een doemscenario voor de vrijwillige brandweer in ons land gelukkig voorkomen. Ook in het Europese Parlement is beweging ontstaan om vrijwillige inzet voor de brandweer en andere disciplines te vrijwaren van juridische dreigingen. De VBV heeft, met medewerking van de hoogleraren Cuyvers en Boogaard, een position-paper opgesteld om – in lijn met de oproep uit het Nederlandse Parlement – in Europa te pleiten voor het voortzetten van de ingezette koers om te komen tot het veiligstellen van de juridische ruimte voor de professionele Vrijwilliger in Europese regelgeving.

6.Evaluatie Wet veiligheidsregio’s / Kabinetsstandpunt
Op verzoek van de minister hebben we in december 2020 onze eerste reactie gegeven op de bevindingen en aanbevelingen in het eindrapport van de Commissie evaluatie Wet veiligheidsregio’s.

Als het gaat over het inrichten van een toekomstbestendige brandweer geeft het Kabinet aan ‘een uitdaging’ te zien in de samenwerking tussen veiligheidsregio’s en in de totstandkoming van gedeelde kaders en uniforme werkwijzen. Hoe omvangrijk deze uitdaging is hebben we hierboven omschreven en in ons position-paper ten behoeve van het rondetafelgesprek van een duiding voorzien. Daarbij is het van groot belang voor de wetgever om twaalf jaar na het invoeren van de afwijkingsbevoegdheden, het resultaat van deze keuze in ogenschouw te nemen en daarbij ook de reeks rapporten van de Inspectie JenV en de Onderzoeksraad voor Veiligheid, gerelateerd aan de kwaliteit van de brandweerzorg te betrekken.

Bij het borgen van uniforme kwaliteitsnormen valt naar het oordeel van de VBV niet te ontkomen aan het vastleggen van een duidelijke ondergrens in wet- en regelgeving voor de brandweerzorg en rampenbestrijding (waarvan dan niet meer kan worden afgeweken door individuele veiligheidsregio’s).

Met vriendelijke groet en in afwachting van uw reactie.

Namens de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers

Marcel Dokter
voorzitter