Tweede Kamer der Staten-Generaal
Ter attentie van de vaste commissie Justitie en Veiligheid
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

Datum                     : 29 oktober 2018
Onderwerp             : AO brandweer

Geachte leden van de vaste commissie Justitie en Veiligheid, beste Kamerleden,

Met grote belangstelling hebben we 18 oktober jl. het Algemeen Overleg over de Brandweer gevolgd. We zijn zeer verheugd over uw inbreng op de verschillende onderwerpen en de brede steun voor het voorstel om de Brandweer Vrijwilligers uit te zonderen van de Wnra, waarvoor dank.

Wat minder gelukkig zijn we met de bijzondere uitleg van de Minister aangaande de ‘door de professie ontwikkelde branchenormen’, doelend op het landelijk kader Uitruk op Maat (hierna; UoM). Daar willen we, naast de onderwerpen opkomsttijden, diversiteit, en de evaluatie van de Wet veiligheidsregio’s, in deze brief nog even bij stilstaan.

Samenstelling brandweereenheden
Het ontbreken van een brandweerkundige onderbouwing voor het landelijk kader UoM en de hardnekkige misvatting dat er op de werkvloer draagvlak is voor dit kader, maakt dat wij uw Kamer willen attenderen op het feit dat daarmee geen sprake kan zijn van een ‘professionele standaard’ of ‘brancherichtlijn’.

In reactie op uw vragen over het ontbreken van draagvlak voor het landelijk kader UoM, antwoordde minister Grapperhaus dat ‘het personeel dat is opgeleid en getraind voor de variabele voertuigbezetting echt positief is’. Dat klopt, maar dit betreft slechts de mening van welgeteld 451 respondenten[1]. Terwijl 4970 respondenten vinden dat het optreden met een afwijkende voertuigbezetting onveiliger is dan met een TS6. Helaas horen of lezen we dat nergens terwijl de onderzoeksresultaten daar overduidelijk in zijn. De ‘olifant in de kamer’ blijft onbesproken.  Bovendien bestaat er geen functiegerichte opleiding (algemene verplichting vanuit de Arbeidsomstandighedenwet) met rijks-examen voor variabele voertuigbezetting, laat staan dat daar enig overleg[2] over is gevoerd. Dit schept onzekerheid over de mate van veiligheid van het brandweerpersoneel en van de burgers. Het handig manoeuvreren met feiten blijkt daarmee sterk bepalend voor de beeldvorming en is één van de voornaamste redenen voor de kloof tussen de werkvloer en het management.

De mensen die beweren dat je 90% van de branden met twee man kunt blussen hebben gewoon gelijk, maar daar gaat het niet om. Van de 103.657 branden[3] per jaar, 285 per etmaal, zijn er dus zo’n 30 branden per dag die meer inzet vergen. Het bestrijden van brand is riskant werk, omdat al een aantal mechanismen die brand moeten voorkomen en beperken inmiddels gefaald hebben (anders bellen ze ons niet). Verder is er sprake van een groot aantal variabelen die de melder niet kan herkennen, die de meldkamer niet kan “zien” en die daarom voor de aanrijdende voertuigen als “verrassing” komen. Daarom is het verstandig om met een stevig gevulde gereedschapskist en voldoende mankracht naar zo’n incident toe te rijden. Dat het dan in 90% van de gevallen geweldig meevalt is alleen maar meegenomen.
Ook een ‘simpel’ brandje kan in enkele minuten escaleren (zie deze video).

Om het glashelder en ongekunsteld te stellen; niemand – behoudens een kleine groep brandweermensen, die in een eerder rapport van de Inspectie[4] werden vergeleken met ‘ongeleide projectielen – wil met een 2 persoons bestelbusje (in brandweerjargon: plantenspuit) zonder rugdekking arriveren bij een (uitslaande) woningbrand met slachtoffers. Maar dat gebeurt wel, niet omdat het niet anders kan, maar omdat het – op basis van het kader UoM – zo is georganiseerd.

Daarbij is geenszins sprake van een gelijkwaardig niveau van brandweerzorg voor de burgers en blijkt de veiligheid en gezondheid van het brandweerpersoneel ook nadrukkelijk in het geding. Maar als het misgaat geeft de Inspectie niet thuis of laat onderzoek aan de veiligheidsregio zelf over. Dat is volgens de VBV niet wat de wetgever heeft beoogd met ‘het houden van onpartijdig en onafhankelijk toezicht’ in artikel 57 van de Wet veiligheidsregio’s.

De Minister refereerde ook aan de landelijke evaluatie/gegevensverzameling UoM. De eindrapportage van dit onderzoek van tien regio’s is medio augustus opgeleverd en gedeeld met de stakeholders. Ook met het ministerie van Justitie en Veiligheid. Het resultaat is zoals dat door de gezamenlijke vakorganisaties was voorzien; er is geen sluitend antwoord op de centrale onderzoeksvraag te geven. De onderzoekers pleiten voor uitgebreid en diepgaand onderzoek. Dat is ook wat de VBV wil, maar dan wel met de toevoeging ‘onafhankelijk’.

Opkomsttijden
Het is goed om te vernemen dat de Minister en uw Kamer vinden dat het halen van de opkomsttijden geen vrijblijvende kwestie is. Het is nog niet bekend of het aangekondigde voorstel voor gebiedsgerichte opkomsttijden aanpassing van de huidige regelgeving vraagt. Tot die tijd dient de huidige regelgeving nageleefd te worden, aldus de Minister.

Terwijl wij in de veronderstelling zijn dat een eventuele aanpassing van de regelgeving is voorbehouden aan de wetgever, blijkt het hoofd van de Inspectie Justitie en Veiligheid alvast een voorschot te hebben genomen op de aanpassing van het Besluit veiligheidsregio’s (Bvr).

Op vragen van een bezorgd Fries gemeenteraadslid over de kwaliteit van het Dekkingsplan 2.0 van de veiligheidsregio Friesland, geeft de Inspectie aan dat – in strijd met de ‘Handreiking opkomsttijden registratie van afwijkingen en motivatie in dekkingsplannen’ van de Minister en artikel 3.2.1, eerste en tweede lid, van het Bvr – generieke normtijden voor hele gebieden bestuurlijk zijn vastgesteld en daarbij ook de overzichten van geprognosticeerde afwijkingen en motivering daarvan ontbreken. Maar de Inspectie ziet i.v.m. de ‘geplande wijziging’ van het Bvr geen aanleiding om het bestuur hierop aan te spreken en aan te zetten tot verbetering. Waarvan akte.

Diversiteit
Slechts 6% vrouwen bij de brandweer doet in onze moderne maatschappij de wenkbrauwen fronsen, aldus de Minister. Ook bij de VBV. Helemaal als we terugblikken op de verschillende initiatieven en projecten op het gebied van diversiteitsbeleid bij de brandweer in de afgelopen twee decennia. Dan is 6% een opvallend mager percentage. Vooral in het licht van het percentage (18%) vrouwen tussen de 18 en 30 jaar dat een tijd geleden heeft gezegd belangstelling te hebben voor de brandweer.

In plaats van de beoogde toename zien wij de laatste jaren een flinke daling van het aantal vrouwen bij de brandweer. Zie ook de berichtgeving van de NOS en het CBS. In eerdere onderzoeken werden te hoge fysieke functie-eisen als barrières gekenmerkt. Dat is ook wat wij zien in de vele reacties van vrouwen over het Periodiek Preventief Medisch Onderzoek (PPMO).

Bij de invoering van het PPMO blijkt dat op geen enkel moment rekening gehouden is met verschillen in fysieke mogelijkheden op grond van lichaamsbouw en geslacht zoals dat bij de verplichte testen bij de politie (Fysieke vaardigheidstoets) en defensie (Defensie Conditie Proef) wel het geval is. De instroom en het behoud van vrouwen voor de brandweer blijven hierdoor moeilijk. Bovendien lijkt het vooralsnog onbespreekbaar om aan het eisenpakket te tornen of ze überhaupt tegen het licht te houden. Ondertussen introduceren regio’s afwijkende keuringen om de uitstroom door het PPMO te kunnen compenseren.

Gelukkig is de Minister bereid om over dit onderwerp in gesprek te gaan met het Veiligheidsberaad. Dat juichen wij toe.

Evaluatie Wet veiligheidsregio’s
Voor een goed evaluatietraject vindt de Minister het belangrijk om bij de vormgeving van de evaluatie diverse betrokkenen in de gelegenheid te stellen voorstellen aan te dragen. De VBV mengt zich vaak nadrukkelijk in de discussies over de kwaliteit, het functioneren van het stelsel van de Wvr in de praktijk. Altijd met het oog op het verbeteren ervan. We zijn dan ook graag bereid onze medewerking aan dit evaluatietraject te verlenen.

Tot slot
Wij zijn gaarne bereid om over het bovenstaande een nadere toelichting te geven.

Met vriendelijke groeten en in afwachting van uw reactie.

Namens de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers.

Marcel Dokter
voorzitter

Tel. 06-51272859

E-mail: marcel.dokter@brandweervrijwilligers.nl

[1] Resultaten bijlage 1 personeelsenquête 24 regiobeelden Inspectie Justitie en Veiligheid (excl. Gooi en Vechtstreek)

[2] Artikel 18 Wet veiligheidsregio’s

[3] Risicomonitor Woningbranden 2017, Verbond van Verzekeraars

[4] Onderzoek Veiligheidsbewustzijn bij brandweerpersoneel, Inspectie Openbare Orde en Veiligheid.