We laten onze oudjes niet stikken, of toch wel?
In Breukelen heeft maandag 30 juli jl. brand gewoed op de eerste verdieping van een woon-zorgcentrum. Vanwege de rookverspreiding moesten 114 appartementen door de brandweer worden ontruimd. Bij deze brand, en door met rook gevulde vluchtwegen, raakten 11 bewoners gewond. De problematiek van het niet zelfstandig kunnen vluchten door bewoners is opnieuw een stevig signaal aan de wetgever. De scenario’s waar de bouwregelgeving van uitgaat, stroken overduidelijk niet met de praktijk waar het seniorenhuisvesting betreft. De Onderzoeksraad voor Veiligheid heeft dit soort branden gelukkig ook in het vizier en heeft een verkennend onderzoek ingesteld naar de brand in Breukelen. De VBV vertrouwt op een gedegen, onafhankelijk onderzoek en zal daar ook in de Tweede Kamer aandacht voor vragen.
Onderzoek: praktijk staat haaks op theorie
In Breukelen gaat het om een brand in een woon-/zorgcentrum van zes verdiepingen met aanleunwoningen, waar ouderen zelfstandig kunnen wonen, maar ook verzorgingshuiszorg kunnen ontvangen. De brandweer heeft zich bij aankomst volledig moeten richten op de ontruiming – lees redding – van de bewoners. Hiervoor werd opgeschaald naar het scenario “zeer grote brand” (4 tankautospuiten). Dankzij de snelle en adequate inzet van de brandweer is erger voorkomen.
De omstandigheden bij de brand in Breukelen hebben een grote gelijkenis met eerdere branden in gebouwen voor senioren in Rotterdam, Nijmegen, Hilversum, Krabbendijke, en heel recent in Poeldijk waar later bleek dat het gebouw niet was voorzien van rookdetectie. Dat maakt dat een scenario zoals in 2009 in het Belgische Melle in Nederland niet geheel denkbeeldig is. Uit onderzoek door het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) naar de brandveiligheid in seniorencomplexen in 2016 bleek immers al dat dit soort branden in Nederland niet uniek zijn en veelal dezelfde kenmerken hebben. De conclusie van het IFV: de theorie van de regelgeving haaks staat op de praktijk.
De praktijk in Beeld
Door EenVandaag werd begin 2016 deze problematiek duidelijk in beeld gebracht.
In de uitzending werd ook een brand in seniorencomplex ‘Leen ten Rouwelaarhuis’ in Hilversum opgevoerd, waarbij een 90 jarige man om het leven kwam. Deze brand werd in een laat stadium opgemerkt door een medewerkster van de thuiszorg, die een verdieping lager rook uit de meterkast zag komen. De brandmeldinstallatie in het betreffende gebouw was eerder door Woonzorg Nederland afgekoppeld. Zo valt te lezen in de antwoorden op vragen uit de gemeenteraad van Hilversum. De burgemeester maakte in 2 brieven duidelijk dat alleen in Hilversum al 9 gebouwen met een zorgfunctie waren getransformeerd naar ‘woongebouw voor senioren’ en daarbij de brandmeldinstallatie (met medeweten van gemeente en brandweer) was ontkoppeld.
De woningcorporaties verwijzen bij het verwijderen van de brandalarmeringssystemen naar de bezuinigingen door de overheid, die op haar beurt weer verwijst naar de gemeenten, corporaties én Brandveilig leven. Curieus in dit geval is dat uitgerekend de voor het afkoppelen van brandmeldinstallaties in Hilversum verantwoordelijke partijen een regierol vervullen bij het “Brandveilig leven Innovatie Event” in september 2016.
Risico’s onveranderd groot of zelfs groter
Het bevorderen van het risicobewustzijn bij senioren is een goede zaak. Desondanks blijven de risico’s voor kwetsbare senioren in woongebouwen onveranderd groot zolang noodzakelijke maatregelen op bouwkundig en installatietechnisch vlak achterwege blijven.
De gebrekkige bouwkundige brandveiligheid (brand- en rookscheidingen die niet aan de eisen voldoen) van veel gebouwen en het ontbreken van adequate brandveiligheidsvoorzieningen, zoals een BHV organisatie, rookmelders (Poeldijk) en/of het bewust afkoppelen van brandmeldinstallaties (Hilversum) schetsen immers een beeld dat het brandveiligheidsniveau in veel seniorencomplexen en/of aanleunwoningen eerder af- dan toeneemt.
De verminderde zelfredzaamheid van veel bewoners maakt bovendien dat het effect van ontbrekende en/of falende brandveiligheidsvoorzieningen (ook door menselijk handelen) in dit soort gebouwen groot kan zijn en de brandweer bij een brand wordt geconfronteerd met een enorme hulpvraag. Bij de brand in het seniorencomplex de Notenhout in Nijmegen werden bijvoorbeeld maar liefst 2 brandweer compagnieën (16 tankautospuiten met zo’n 100 brandweermensen) ingezet voor de redding en evacuatie van de bewoners uit het gebouw. De snelheid en inzetcapaciteit van de brandweer is dan – zoals in Breukelen – het enige wat rest om verdere escalatie te voorkomen.
Inkrimping capaciteit brandweer
Maar gelijktijdig constateren we ook dat de beschikbare capaciteit (lees: primaire slagkracht in termen van materieel en personeel) voor de basisbrandweerzorg op veel kazernes aanzienlijk is/wordt gereduceerd. Terwijl tot voor kort bij een brand in een woongebouw met niet zelfredzame bewoners, door deskundigen een capaciteit van twee tankautospuiten binnen 8 minuten werd geadviseerd (Leidraad Repressieve Basisbrandweerzorg, bijlage 4, blz.62), is de primaire capaciteit bij een inzet van de brandweer afhankelijk van de keuzes van de veiligheidsregio waarin het gebouw gelegen is.
Uit een inventarisatie door de VBV blijkt dat als gevolg van deze keuzes in 15 van de 25 veiligheidsregio’s al zo’n 160 tankautospuiten (basisbrandweereenheden) uit de repressieve sterkte zijn/worden gehaald, zoals bijvoorbeeld recent in de veiligheidsregio’s Gelderland-Zuid en Friesland. Een primaire inzet met 2 tankautospuiten, zoals dat bij de brand in Breukelen het geval was, wordt dus eerder een uitzondering dan regel. Hetgeen overigens ook van invloed is op de kwaliteit van de brandweerzorg in het algemeen.
Onderzoek door Onderzoeksraad voor Veiligheid
Daarom is het goed dat de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) n.a.v. de brand in Breukelen een verkennend onderzoek heeft ingesteld. De Onderzoeksraad geeft desgevraagd aan dat ze de serie branden in seniorencomplexen in het vizier hebben. Op grond van de bevindingen zal worden gekeken of er sprake is van nieuwe leerpunten en of van eerdere onderzoeken is geleerd.
Onze conclusie is dat de vigerende regelgeving onvoldoende bescherming biedt voor de huisvesting van ouderen. Daarom vertrouwt de VBV op een breder onderzoek door de Onderzoeksraad naar die omstandigheden. Niet in de laatste plaats vanwege de relatie met de standpunten van de VBV inzake de brandveiligheid van ouderenwoningen, die we al in 2016 met de Tweede Kamer hebben gedeeld en het verzoek van 17 maart 2017 van de beroepsbonden en de VBV aan de Onderzoeksraad, waarin we de omstandigheden bij de fatale brand in Hilversum ook hebben benoemd.