Redactie

De brandweerzorg is toch geen speeltuin!?

16 jaar geleden vroeg een prominent presentator zich af wie nu de baas is van de brandweer in Nederland. Een helder en sluitend antwoord kreeg hij niet. Maar zijn reactie: “het lijkt mij om hoorndol van te worden met zoveel bazen, vermeende bazen en onechte bazen, en generaals zonder leger…..” is nog steeds kenmerkend voor de actuele situatie bij de brandweer. Bij het “van papier naar praktijk” brengen van de gezamenlijke ambities om de brandweerzorg te versterken lijken sommige veiligheidsregio’s de weg volledig kwijt te zijn geraakt. Daardoor raakt de kwaliteit van de taakuitvoering in de knel en neemt de kans op ongevallen toe.

Gebrek aan sturing en regie
Het lijkt alsof in sommige veiligheidsregio’s niemand nog enige vorm van regie heeft op de ontwikkelingen binnen de brandweerorganisatie. Terwijl de burgers verwachten dat hun brandweermensen snel adequate hulp komen bieden bij brand of andere levensbedreigende incidenten. Toch ontkent de Gooise brandweer bijvoorbeeld sinds kort dat ‘elke seconde telt’ bij reanimaties. Maar ook in wet- en regelgeving verankerde eisen aan de brandweerzorg zijn onderhevig aan verval. Sommige veiligheidsregio’s morrelen vrij en onbelemmerd aan het minimale kwaliteitsniveau voor brandweerzorg.

Leunend op de ‘autonome bevoegdheden’ van de eigen veiligheidsregio verdwijnen de gezamenlijke verantwoordelijkheden en doelstellingen op verschillende plekken steeds verder uit het zicht. De wens van de wetgever en de branche om te komen tot een uniform normenkader voor de brandweer lijkt met het voortdurende beroep op de ‘autonome bevoegdheden’ verder weg dan ooit. Een deel van de 25 veiligheidsregio’s blijft ondanks aanwijzingen en ministeriële brieven een eigen koers bepalen. Volgens de commissie Muller komt dat omdat er op centraal niveau geen sprake is van eenduidige organisatie en bevoegd bestuur van de brandweer. De gezamenlijke maatschappelijke opgave van de brandweer wordt daarom niet vastgesteld, terwijl dat wel wenselijk is.

Handelswijze die brandweermensen en burgers onnodig in gevaar brengt
Zo heeft het bestuur van de veiligheidsregio Zeeland (VRZ) vorig jaar op curieuze wijze een dekkingsplan vastgesteld, dat niet voldoet aan de gestelde randvoorwaarden. Nu heeft men besloten tot het uitvoeren van een pilot met een ‘brandweerassistent’. De functie ‘brandweerassistent’ komt echter niet voor in het functiehuis van de brandweer. Bovendien voldoet de functie niet aan de wettelijke eisen die worden gesteld aan het personeel van de brandweer.

Overigens betreft het hier een functie die eerder op eigen houtje werd bedacht in de veiligheidsregio Noord-Holland Noord. Daarbij werden algemeen aanvaarde brandweerkundige principes en uitgangspunten losgelaten. Bovendien bleek het landelijk vastgestelde formalisatietraject voor het ontwikkelen van nieuwe functies en kwalificatiedossiers niet te zijn gevolgd. Deze handelswijze brengt brandweermensen en burgers onnodig in gevaar. Omdat in het belang van de eigen veiligheid, de veiligheid van collega’s en burgers, brandweermensen dienen te beschikken over basiskwaliteiten om de taken goed en veilig uit te kunnen voeren.

Daarom kwam de Inspectie Justitie en Veiligheid met een stevige brief met aanbevelingen. Maar de VRZ blijkt helemaal geen boodschap te hebben aan wettelijke kaders, landelijke afspraken of aanbevelingen van de Inspectie JenV. De VRZ creëert nog meer onveiligheid bij de samenstelling van een basisbrandweereenheid, door met een chauffeur, een bevelvoerder en twee brandweerassistenten uit te rukken.

Laag risico?
Zo doorkruist de VRZ met haar besluit de ontwikkeling en afspraken rondom de vernieuwing van de brandweerzorg en de verbetering van het bijbehorende onderwijsstelsel. Niet omdat het moet, maar omdat het kan. Dat brengt ons gezamenlijke doel niet dichterbij, maar is vragen om ongelukken. Ook bij incidenten met een laag risico. Want ook bij incidenten met een laag risicogehalte kunnen onveilige situaties ontstaan.

Dat werd op 21 november 2020 op tragische wijze duidelijk bij de bestrijding van wateroverlast in een appartementencomplex (een incident met een laag risicogehalte) in Den Dolder. Tijdens die werkzaamheden viel een brandweerman in een liftschacht en kwam daardoor om het leven. Uit het onderzoek werd duidelijk dat de bemensing van de basisbrandweereenheid onvolledig en niet volledig opgeleid was. Omdat onder meer de regels met betrekking tot de juiste bemensing niet waren nageleefd, heeft het Openbaar Ministerie (OM) de brandweer vervolgens een transactie opgelegd.

Naleving kwaliteitseisen brandweerzorg
Dat brengt ons tot slot bij de naleving van de kwaliteitseisen voor de brandweerzorg (zie: hoofdstuk 3 van het Besluit veiligheidsregio’s). Vooral waar het gaat om de veiligheid van het repressief optreden van de brandweer.

Helaas blijkt uit de nieuwste cijfers van de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden van het CBS en TNO dat onze beroepsgroep (en die van de politie) het vaakst te maken heeft met een arbeidsongeval dat leidde tot verzuim. Aan de andere kant constateren we dat zowel de aanbevelingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid, en de talrijke aanbevelingen van de Inspectie JenV, als ook de aanbevelingen van de Nederlandse Arbeidsinspectie na jaren van discussies en overleg, tot nu toe geen aantoonbaar resultaat hebben opgeleverd.

Daarom stellen we hier de vraag: tot welk niveau die individuele veiligheidsregio’s het zich kunnen veroorloven om structureel aanbevelingen van de Onderzoeksraad en Rijksinspecties te blijven negeren? De werkomgeving van brandweermensen is toch geen speeltuin?

Wij roepen de verantwoordelijke partijen op om aan deze praktijk zo spoedig als mogelijk een eind te maken.

Regionale autonomie of toch maar liever centrale regie?

Deze week werd de brandweer in Nederland verrast met het zoveelste regionale experiment. Ook wel “pilot” genoemd.
In Zeeland heeft men de koe bij de horens gevat om ook in deze provincie de Noord-Hollandse ‘brandweerassistent’ in te voeren. Alleen dan nog een beetje progressiever.
Het plan is om hier met een gediplomeerde bevelvoerder, chauffeur en twee assistenten uit te rukken. Dus achterin geen enkele gediplomeerde manschap. De onderbouwing voor dit snode plan; “in 90% van de gevallen als de brandweer uitrukt gaat het toch om kleine ongevaarlijke incidenten”.

Toen deze oude brandweerman dat las viel hij bijna van zijn stoel. Want ik was al bij de brandweer toen minister Ien Dales het nodig vond dat alle repressieve brandweermensen tenminste het diploma moesten halen om de functie uit te mogen oefenen die op de brandweerauto werd ingevuld. Want de kwaliteit van de hulpverlening moest omhoog en ongelukken met brandweerpersoneel hadden aangetoond dat gebrek aan kennis van het vak een zeer negatieve invloed had op de kans op ongevallen. Na de regionalisering van de brandweer werd in de meeste veiligheidsregio’s in het land besloten dat het wel een tandje minder kon en dus verdwenen uit veel kazernes de tweede tankautospuiten.

Als gevolg daarvan werd via natuurlijk verloop ook afscheid genomen van veel vrijwilligers. Immers bij tankautospuiten horen ook formatieplaatsen voor personeel. Zo werden veel lokale brandweerposten met minder mensen bemand. Vaak ging men van vijfentwintig tot dertig personen naar zestien of achttien vrijwilligers. Dit soort taakstellingen leverden mooie bezuinigingen op. Want opleiding, training, oefening, kleding en huisvesting van 30% minder mensen was natuurlijk een geweldige meevaller. Zo ook in de veiligheidsregio Zeeland. Met het project ‘Maatwerk in Brandweerzorg’ en de invoering van de ‘Zeeuwse TS’ in 2015.

Inmiddels hebben we ontdekt dat mede daardoor de paraatheid van de brandweer tijdens kantooruren onder druk staat. Want zes mensen op de auto uit een groep van dertig is sneller onderweg dan uit een groep van achttien vrijwilligers. Om vooral niet in de spiegel te hoeven kijken, werd al snel een excuus gevonden: het maatschappelijk verschijnsel. Vrijwilligers blijven korter bij de brandweer omdat ze ook veel andere zaken te doen hebben. Daardoor lag het natuurlijk niet aan de veiligheidsregio. Zij konden er zelf niets aan doen. Dat door veranderingen in de organisatie het paraatheidsprobleem grotendeels zelf was georganiseerd bleef zo buiten beeld.

Voor het gebrek aan paraatheid werd een creatieve oplossing gevonden. We rukken niet meer uit met zes maar met vier. Zo werd de TS4 geboren en om snel ter plaatse te zijn kwam het ‘Snel Interventie Voertuig’ (SIV) met twee personen bij de brandweer in Nederland. Nu zelfs dat ingewikkeld is om bemenst te krijgen is de brandweerassistent bedacht. Want dan hoef je niet meer voor alles te worden opgeleid en ben je sneller inzetbaar. Na een paar maanden mag je met een mooi pak instappen in de brandweerauto en kun je 90% van de klussen klaren zo is het adagium.

Ondertussen roept de VBV om bezinning en aandacht voor de veiligheid. Want het brandweerwerk is soms risicovol en dat vraagt om manschappen en bevelvoerders die goed zijn voorbereid op dat wat zij tegen kunnen komen tijdens de inzet. Dit werd onlangs bevestigd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) die de politie en de brandweer als koplopers aanwees voor ongevallen met verzuim. Juist daarom vraagt de VBV voortdurend aandacht voor de veiligheid van het personeel (vrijwillig en beroeps). Het bijzondere is dat vanuit de Raad Commandanten en Directeuren Veiligheidsregio’s een aantal grote werken zijn benoemd waarin wordt gezocht naar oplossingen voor de toekomst op een aantal elementaire onderwerpen. Het brandweeronderwijs is daar één van.

Gezamenlijk en op een structurele manier wordt gezocht naar een toekomstbestendige manier van leren en werken bij de brandweer. Maar er zit een weeffout in ons systeem, de regionale autonomie. Want ook al spreek je af dat je met elkaar in Nederland een nieuw systeem ontwikkelt dan kun je daar van afwijken wanneer je vindt dat dit voor “jouw” regio noodzakelijk is.

Deze afwijkingsbevoegdheid zorgt ervoor dat de brandweer in Nederland steeds minder uniform is. Voertuigen zijn inmiddels voorzien van verschillende systemen, andere bepakking, verschillen in koppelingen en tenslotte afwijkende bezetting. Dit laatste betekent zes of vier of twee mensen in de brandweerwagen en die mensen worden nu dus ook anders opgeleid. In de ene auto zitten achterin vier gekwalificeerde manschappen, in Zeeland straks twee brandweer assistenten.

De VBV vindt dit een gevaarlijke ontwikkeling, zowel voor de brandweer als voor de mensen die de brandweer dan gaat helpen. Wij denken dat het brandweerwerk onvoorspelbaar is. Onschuldig lijkende incidenten kunnen zich ontwikkelen tot zeer gevaarlijke situaties en juist daarom moeten wij onze mensen zo goed mogelijk voorbereiden op dat wat zij kunnen tegenkomen. Dat geldt dus niet voor een brandweerassistent die het werk van een manschap doet zonder daar echt voor te zijn opgeleid.

Daarom zal de VBV daar aandacht voor vragen. Nu in Zeeland, maar vooral ook bij het Veiligheidsberaad, Brandweer Nederland en in Den Haag bij de stelselverantwoordelijk staatssecretaris op het ministerie van Justitie en Veiligheid. De situatie vraagt om centrale regie en een einde aan ongebreidelde regionale autonomie.

De tijd van genuanceerde gesprekken is volgens de VBV voorbij, deze ontwikkeling is gevaarlijk en vraagt om snelle actie. Daar zal de VBV om vragen en daar kunnen onze leden op rekenen, nu en in de toekomst.

Marcel Dokter
voorzitter.

Algemene Ledenvergadering VBV (update)

Op 31 augustus jongstleden hebben we onze leden uitgenodigd voor een Algemene Ledenvergadering (ALV). Deze (online) vergadering vindt plaats op vrijdag 13 september as. van 20.00 uur tot uiterlijk 22.00 uur.

De agenda voor de vergadering bevat naast de (financiële) verantwoording over het gevolgde beleid, ook de bespreking van belangrijke vraagstukken en ontwikkelingen. Zoals onder meer; de aanpassing van het brandweeronderwijsstelsel, de inrichting van een toekomstbestendige brandweerzorg en de aanpassing van de Wet veiligheidsregio’s. Uiteraard is er ook gelegenheid regionale onderwerpen te bespreken.

Voor leden die onverhoopt onze aankondiging voor de vergadering hebben gemist bestaat de mogelijkheid om je alsnog aan te melden. Dat kan tot en met donderdag 12 september as. en wel via dit mailadres.

Update 14 september 2024: (concept)verslag Algemene Ledenvergadering VBV 2024

Streep door nieuwbouw brandweerkazerne Ede

Middels een memo aan de gemeenteraad van Ede heeft het college van B&W op 18 juni jongstleden de raadsleden laten weten dat er een definitieve streep is gezet door de plannen voor het bouwen van een nieuwe brandweerkazerne aan de Peppelensteeg in Ede. Daarmee is de gemeente Ede weer terug bij af en moet er opnieuw worden gezocht naar een geschikte locatie, inclusief tijdrovende onderzoeken en voorbereidingen die daaraan verbonden zijn.

De Peppelensteeg kwam drie jaar geleden als voorkeurslocatie uit de hoed. Op grond van de betere situering van de nieuwe brandweerkazerne zou deze de twee posten (de hoofdkazerne in het centrum van de stad aan de Breelaan en de post aan de Stadspoort) die Ede-stad nu heeft moeten vervangen. De opleverdatum stond gepland voor 1 januari 2027. Maar dat doel is nu volledig uit het zicht geraakt.

Merkwaardig is dat het college in haar memo stelt dat de nieuwe ontwikkelingen geen invloed hebben op de voorgenomen sluiting van de brandweerpost Stadspoort per 1 januari 2027. Terwijl de gemeenteraad op 11 november 2021 toch heel stellig was en met algemene stemmen een amendement heeft aanvaard dat het college opdracht heeft gegeven om met een financiële dekking te komen om de Brandweerpost Stadspoort open te houden tot de verhuizing naar de nieuwe kazerne is afgerond. Vooral vanwege de meerwaarde van de brandweerpost Stadspoort op het gebied van de brandweerzorg in een omgeving met talrijke risicovolle objecten met kwetsbare bewoners.

De constatering van het college, dat in verband met de groei van Ede is gebleken dat de aanrijtijden van de brandweer kritiek zijn geworden, geeft nog eens een extra dimensie aan die meerwaarde.
Het bewijs daarvoor levert de brandweerpost Stadpoort met enige regelmaat. Zeker als snel en adequaat ingrijpen vereist is, zoals onlangs bij de brand in het verpleeghuis Het Maanderzand. Dat is ook precies de reden waarom de gemeente Ede ooit heeft gekozen om niet vanuit één, maar vanuit twee posten te voorzien in adequate brandweerzorg voor hun inwoners, bedrijven en instellingen.

Naar aanleiding van deze ontwikkelingen hebben we op 20 juni jongstleden met grote belangstelling de oordeelsvormende vergadering van de gemeenteraad van Ede gevolgd. Vooral omdat bij het tweede agendapunt (OVK02) onder meer het ontwerp-Beleidsplan 2025-2026 met het ontwerp-dekkingsplan brandweer van de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden (VGGM) stond geagendeerd. Terwijl de gemeenteraad van Ede in 2021 werkelijk alles uit de kast heeft gehaald in de discussie over de locatie van de nieuwe kazerne en het behoud van de brandweerpost Stadspoort, deden de portefeuillehouder (burgemeester Verhulst) en de gemeenteraad er nu het zwijgen toe en kwamen de ontwikkelingen m.b.t. de nieuwe brandweerkazerne en de invloed daarvan op het nieuwe ontwerp-Dekkingsplan in zijn geheel niet aan de orde. De gemeenteraad besloot tijdens de oordeelvormende vergadering geen wensen en bedenkingen kenbaar te maken met betrekking tot de beleids- en deelplannen van de VGGM. De definitieve besluitvorming zal plaatsvinden op 4 juli as.

Met het oog op de fysieke veiligheid in Ede, en de rol van de gemeenteraad daarbij, vinden wij dat een vreemde gang van zaken. Daarom doen we een oproep aan alle partijen om in het belang van de veiligheid van de inwoners van Ede er voor te zorgen dat de brandweer vanuit twee kazernes uitrukt zolang er geen nieuwe locatie is gerealiseerd van waaruit de risico’s op een verantwoorde manier kunnen worden afgedekt. Het bij voorbaat uitsluiten van de post Stadspoort in de zoektocht naar alternatieven vinden wij – mede gelet op het maatschappelijk belang bij adequate brandweerzorg – onverantwoord. We zullen op korte termijn de gemeenteraad informeren over onze zienswijze op de ontwikkelingen.

De week van het Commissiedebat

De week van het commissiedebat

Op dinsdag 4 juni was in Den Haag het commissiedebat van de vaste Commissie Justitie en Veiligheid met demissionair minister Yeşilgöz-Zegerius over Nationale veiligheid, brandweer en crisisbeheersing. Vanwege de kabinetsformatie was dit debat al diverse keren uitgesteld, maar nu was het zover. Van 18.00 uur tot 21.00 uur spraken de leden van de commissie met de minister onder meer over actuele zaken bij de brandweer in ons land (kijk hier het debat terug).

De Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (VBV) stuurt in de aanloop naar het Commissiedebat steeds een “position paper” naar alle fracties van de Tweede Kamer. Daarin vragen wij aandacht voor de zaken die voor de brandweermensen, die het werk met de rode auto’s moeten doen, belangrijk zijn.

De brandweer is in ons land eigenlijk gemeentelijk georganiseerd en vervolgens is het beheer in vijfentwintig veiligheidsregio’s belegd. Zij kunnen ieder hun eigen koers varen en zo worden belangrijke zaken bijna niet meer op één manier afgesproken en uitgevoerd. Hierdoor zijn onwenselijke verschillen ontstaan en blijft het naleven van landelijke afspraken vaak uit. Daarvoor vraagt de VBV steeds opnieuw aandacht in Den Haag. Want uiteindelijk is de minister van Justitie en Veiligheid verantwoordelijk voor het systeem van de brandweer in ons land.

Afgelopen dinsdagavond werd heel duidelijk dat bijna alle politieke partijen vinden dat de minister meer de regie moet voeren over de zaken die nu niet worden opgepakt of te verschillend door vijfentwintig veiligheidsregio’s worden afgesproken. Een belangrijk onderwerp hierbij was het komen tot een landelijke regeling voor beroepsziekten in het algemeen en PTSS in het bijzonder. De minister is door alle aanwezige Kamerleden opgeroepen om hiervoor echt de regie te voeren en snel tot één landelijke afspraak te komen. Voor wat betreft het Preventief Periodiek Medisch Onderzoek (PPMO) kon de minister desgevraagd melden dat er wordt gewerkt aan een meer gedifferentieerde keuringssystematiek.

Verder werd stevig stelling genomen tegen de opslag van vuurwerk in woonwijken, slagkracht van de brandweer en meer aandacht voor het aantrekken van meer vrouwelijke vrijwilligers bij de brandweer en natuurbrandbestrijding. Ook hierbij werd om meer landelijke regie gevraagd en kwam zelfs de term landelijke brandweer voorbij.

In de pauze van het commissiedebat hebben bestuursleden van de VBV gesprekken gevoerd met de aanwezig leden van de Tweede Kamer. Wij hebben geprobeerd om op die manier de stem van de brandweermensen in ons land in Den Haag te laten horen. Wij bedanken de leden van de Tweede Kamer voor hun luisterend oor en voor het belang dat zij hechten aan de brandweer in het algemeen en de Vrijwilligers in het bijzonder.

Omdat dit waarschijnlijk de laatste keer was dat minister Dilan Yeşilgöz-Zegerius sprak over het onderwerp brandweer, hebben wij haar in een persoonlijk bericht na afloop van het Commissiedebat bedankt voor haar inzet voor de mensen van de brandweer in ons land. Eerst deed zij dit als lid van de Tweede Kamer en sinds 10 januari 2022 als minister van Justitie en Veiligheid.

Wij zijn benieuwd naar de opvolging van de toezeggingen en zullen onze leden op de hoogte blijven houden van de ontwikkelingen. Ondertussen zullen wij aandacht blijven vragen voor de belangen van de Vrijwilligers, de slagkracht en de veiligheid voor het werken bij de brandweer.

Daar kunnen onze leden op rekenen, nu en in de toekomst.

Marcel Dokter,

Voorzitter.

Weinig vooruitgang in Arbeidsveiligheid brandweer

We zijn niet verbaasd, maar wel onaangenaam verrast over de gepubliceerde cijfers van de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden. Uit de cijfers van het CBS en TNO blijkt dat van alle beroepsgroepen brandweerlieden en politiepersoneel het vaakst te maken hadden met een ongeval tijdens het werk, dat resulteerde in een of meer dagen verzuim.

Het nieuws vormt na de recente ontwikkelingen inzake PTSS bij de brandweer, een nieuwe domper als het gaat om de zorg voor de gezondheid en veiligheid van brandweermensen. Het beleid, dat de veiligheidsregio’s – als werkgevers van het brandweerpersoneel – voeren op het gebied van arbeidsomstandigheden, is de landelijke vakorganisaties al decennialang een doorn in het oog en mede op grond van het uitblijven van beloofde verbeteringen bestempeld tot hoofdpijndossier.

Terwijl veiligheid en gezondheid op het werk een wettelijke en maatschappelijke plicht is, constateren wij al jaren een zorgelijk vorm van passiviteit als het gaat om de zorgplicht van de werkgevers en het treffen van adequate maatregelen om te voorkomen dat brandweermensen in de uitoefening van hun werkzaamheden schade lijden door beroepsziekten of ongevallen.

Want als het bijvoorbeeld gaat om dataverzameling over arbeidsongevallen bij brandweermensen, om op basis van meer feiten vervolgstappen te kunnen bepalen, is er sinds 2002 geen enkele vooruitgang geboekt. Destijds deed het Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding (nu het Nederlands Instituut Publieke Veiligheid) onderzoek naar oplossingen om gegevens over ongevallen met brandweerpersoneel consistent en gestructureerd bij te gaan houden.

Nadat uit eerdere inspecties (uitgevoerd in 1999/2000) al was gebleken dat het melden en registreren van (ernstige) ongevallen beter kon en een systematische aanpak van de veiligheidsrisico’s bij de brandweer ontbrak, concludeerde de Arbeidsinspectie in 2008 opnieuw dat brandweerkorpsen nog onvoldoende inzicht hebben in de veiligheidsrisico’s die zich voordoen bij het repressieve optreden. In een brief aan de Tweede Kamer werden de inspectieresultaten als verontrustend resp. zorgelijk gekwalificeerd.

De Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR), als toenmalige brancheorganisatie, gaf onder meer aan alle kennis en ervaringen met betrekking tot repressieve arbeidsveiligheid en het registreren en leren van (bijna)- ongevallen te bundelen. Zo kon lering getrokken worden uit het relatief hoge aantal (bijna)ongevallen onder brandweerpersoneel en zou er een landelijk informatiepunt ontstaan. Gegeven de bevindingen van de Arbeidsinspectie in 2015 lijkt ook dat initiatief geen opvolging te hebben gekregen.

In reactie op de conclusies van de Nederlandse Arbeidsinspectie in 2015 gaf Brandweer Nederland aan de puntjes op de “i” te willen zetten met een ‘landelijk coördinatiepunt’ voor ongevallen en bijna-ongevallen, in aanvulling op de verantwoordelijkheid van iedere regio om ongevallen en bijna-ongevallen te registeren. “Zo kunnen we leren van elkaars ervaringen”, aldus Brandweer Nederland. Het project ‘Voorbij de brand: leren van ongevallen bij de brandweer’ dat in 2018 werd uitgevoerd om op basis van een uniforme manier van registreren over de regiogrenzen heen te leren van ongevallen, kwam helaas ook niet uit de verf. Zo is de doorontwikkeling van het instrument om zo op nationaal niveau te leren van ongevallen bij de brandweer, wederom gestrand in goede voornemens.

De gezamenlijke vakorganisaties zijn ondertussen het zicht op de resultaten en activiteiten rond belangrijke thema’s zoals bijvoorbeeld het registreren en leren van (bijna)ongevallen, arbeidshygiëne, weerbaarheid en beroepsziekten volledig kwijt geraakt. De zorgen daarover zijn ook met enige regelmaat bij de werkgevers, de Arbeidsinspectie, het NIPV en de systeemverantwoordelijk minister kenbaar gemaakt. Nadat de minister van Justitie en Veiligheid begin 2023 in de Tweede Kamer werd bevraagd over de arbeidsomstandigheden van brandweerlieden, heeft de minister op 7 juni 2023 de werkgevers nogmaals nadrukkelijk gevraagd om werk te maken van arbeidsveiligheid. Tot nu toe nog zonder resultaat.

Wel werd recent in het overleg tussen de betrokken sociale partners geconcludeerd dat het belangrijk is om de ‘adviescommissie arbeidsveiligheid’ te revitaliseren. Deze paritair samengestelde adviescommissie, waarin ook de VBV participeerde, was tot eind 2017 betrokken bij de ontwikkeling van de Arbocatalogus Brandweer. Terwijl Brandweer Nederland aangeeft gezamenlijk afspraken te maken over hoe we omgaan met de risico’s van ons vak en deze afspraken heeft opgenomen in de Arbocatalogus Brandweer, zijn die afspraken niet gemaakt met de vakorganisaties. Daarmee is er nog steeds geen sprake van een Arbocatalogus conform de landelijke wet- en regelgeving.

Staat gedaagd om PFAS-probleem aan te pakken

Voor de VBV staat de veiligheid en gezondheid van brandweermensen voorop. Om die reden hebben wij eind 2023 gepleit voor gedegen onderzoek naar de effecten van PFAS op hun gezondheid. Niet in de laatste plaats omdat het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) al in 2017 stelde dat fluorhoudend blusschuim (AFFF) zeer schadelijk is en mogelijk kankerverwekkend.

In het bericht werd de zorgwekkende opvatting van het RIVM bekrachtigd door twee prominente toxicologen. Een bijkomend probleem is dat fluorhoudend schuimconcentraat maar ook de uitrukkleding van brandweermensen een bron van blootstelling aan PFAS blijkt.

Dat maakt dat brandweermensen in verhoogde mate worden blootgesteld aan deze stoffen, met alle mogelijke gezondheidsrisico’s tot gevolg. De werkgevers (de besturen van de veiligheidsregio’s) hebben sindsdien nog weinig vorderingen gemaakt om deze zorgen weg te nemen.

Gegeven deze omstandigheden hebben wij besloten om een meldpunt in te richten en gezocht naar mogelijkheden om de belangen van onze brandweermensen op landelijk niveau zo goed als mogelijk te borgen.

Daartoe hebben wij ons aangesloten bij een collectieve actie op het gebied van PFAS-verontreiniging. Hierbij wordt de nationale overheid ter verantwoording geroepen in verband met het nalaten om op korte termijn adequate maatregelen te nemen.

Gelet op de complexiteit van dit onderwerp hebben wij besloten de woordvoering over te laten aan de betrokken inhoudelijk deskundigen.

Vooruitlopend op verdere ontwikkelingen zullen wij ons blijven inzetten voor de belangen van brandweerpersoneel in dit urgente dossier. Wij houden u uiteraard op de hoogte.

VBV Brief aan informateurs

VBV-Brief aan informateurs

Bij het debat in de Tweede Kamer op 20 maart over het eindverslag van de informateur kwam naar voren dat bij de formatie van een nieuw kabinet in ons land adviezen van de werkvloer zullen worden opgehaald. Dat was voor de VBV het startpunt van het opstellen van een brief aan de informateurs over zaken die volgens ons voor de toekomst van de brandweer in Nederland – en Brandweer Vrijwilligers in het bijzonder – van belang zijn.

Wij hebben ons daarbij gericht op de volgende onderwerpen:

1 Uniformiteit van brandweer optreden / vergroten van de capaciteit op kazernes.

2 Wettelijke kwaliteitseisen voor brandweerzorg en rampenbestrijding.

3 Het versterken van onafhankelijk toezicht.

4 Een onafhankelijk platform voor arbeidsveiligheid.

5 Een onafhankelijk adviesorgaan op het gebied van brandweeronderwijs.

6 Rechtstreekse bekostiging van de veiligheidsregio’s door het Rijk.

7 Een sterke regierol voor de minister van Justitie en veiligheid.

Aan de hand van deze zeven onderwerpen hebben wij in onze brief aandacht gevraagd voor de brandweerorganisatie en de brandweermensen in ons land. Daarbij vragen wij eigenlijk om meer mensen, grotere groepen per kazerne om zo de paraatheid te verbeteren.

De kwaliteitseisen moeten ervoor zorgen dat we zoveel mogelijk op dezelfde manier werken en dat er voldoende potentieel is, ook bij grote en langdurige brandweerinzet.

Het toezicht op de organisatie door de Inspectie Justitie en Veiligheid kan volgens de VBV beter. Nu kunnen veiligheidsregio’s besluiten een aanbeveling van de Inspectie naast zich neer te leggen en dat kan volgens ons beter.

De arbeidsveiligheid en de gezondheid van brandweermensen verdient meer aandacht en datzelfde geldt voor het brandweeronderwijs. Wij pleiten voor onafhankelijk toezicht en betrokkenheid van de werkvloer hierbij in onze brief.

Doordat de brandweer gemeentelijk wordt betaald maar regionaal georganiseerd vinden wij dat er sprake is van een weeffout in democratisch toezicht bij de brandweer en dat daarom financiering door het Rijk en toezicht van de minister en de Tweede Kamer beter is voor de brandweerzorg in ons land.

Deze zaken hebben wij zorgvuldig toegelicht in onze brief. Daarbij hebben wij ook de bronnen waarop wij onze mening baseren vermeld door linkjes toe te voegen aan de brief. Zo proberen wij de belangen van onze achterban, de brandweermensen in Nederland te behartigen.

Dat zullen wij blijven doen, nu en in de toekomst. Daar kunnen onze leden en de andere brandweermensen in ons land op rekenen.

Marcel Dokter
Voorzitter

De volledige brief is hier te raadplegen.

 

Luistertip: Danique en Jorien staan hun mannetje bij de brandweer. Wie volgt?

In het KRO-NCRV radioprogramma ‘Spraakmakers’ op NPO Radio 1 gaven Danique Raaijmakers en Jorien ter Mors ‘vol passie en vuur’ een inkijkje in wat het voor hun betekent om bij de brandweer te zijn. Ook worden de bestaande vooroordelen over vrouwen bij de brandweer door Danique en Jorien op voortreffelijke wijze in een ander daglicht geplaatst. Beiden voelen zich op hun gemak bij de brandweer en ‘staan hun mannetje’. Danique bij de vrijwillige brandweer en Jorien in de 24-uurs beroepsdienst.

Veel mensen hebben een passie voor de brandweer. Mensen en dieren in allerlei noodsituaties helpen is immers het mooiste werk wat er is. Dat geldt niet alleen voor mannen, maar zeker ook voor vrouwen. Daarover zijn Danique en Jorien heel duidelijk en laten daarover geen enkel misverstand bestaan. Toch is het percentage van 6% vrouwen bij de brandweer in Nederland wel heel erg mager en niet bepaald een doorsnede van de maatschappij.

Dat vrouwen ondervertegenwoordigd zijn binnen de brandweer in Nederland weten we al een tijdje. De redenen zijn echter wat minder bekend. Maar wel recent onderzocht door het Nederlands Instituut Publieke Veiligheid (NIPV) in het kader van het landelijk Programma Vrijwilligheid. De onderzoekers concluderen onder meer dat met brandweervrouwen het improvisatievermogen van een brandweerploeg wordt vergroot en dat de sociale vaardigheden van brandweervrouwen een belangrijke meerwaarde vormen in de nazorg
na een ingrijpende incident. Het NIPV beschrijft ook kansrijke maatregelen om vrouwen te werven en te behouden voor de vrijwillige brandweer.
Het interview met Danique en Jorien vormt in elk geval een warm pleidooi en aanmoediging voor vrouwen om zich bij de brandweer te engageren.

We hebben weer iets bedacht!?

We schaffen het af want we hebben het bijna nooit gebruikt. We doen het weg want het komt bijna nooit voor. Dat zijn de argumenten die de laatste jaren in veiligheidsregio-land de boventoon hebben gevoerd. Als we het dan toch doen, dan het liefst vijfentwintig keer op een iets andere manier. Want, de autonomie van de veiligheidsregio gaat boven alles.

Op deze manier is de brandweer in Nederland ongeveer 30% kleiner geworden. De kazernes zijn er nog wel maar vaak staat er nog maar één rode auto in de schuur waar er vroeger twee of drie stonden. Het aantal brandweermensen per kazerne is daardoor ook kleiner. Telde de groep in het verleden vijfentwintig tot dertig vrijwilligers, nu zijn dat er dan zestien of achttien. Is dat erg? Niet zolang er geen grote calamiteiten zijn. Als het niet te groot is en niet te lang duurt dan is er niets aan de hand. Bieden we snel hulp en wordt de brand vaak in de kiem gesmoord.

Hierdoor lijkt het alsof alles prima voor elkaar is. Ondertussen zijn in de vijfentwintig veiligheidsregio’s de kantoren gevuld met stafmensen die veel praten over veiligheid en de afdeling communicatie legt uit dat het allemaal dik voor mekaar is. Ook het kennisinstituut (NIPV) onder regie van het Veiligheidsberaad komt met rapporten dat zaken zonder mankeren kunnen worden weggedaan.

Het meest recente voorbeeld daarvan is de aanstaande afschaffing van het waarschuwings- en alarmeringssysteem, het WAS. In het rapport van het NIPV “Een toekomst voor het WAS?” valt (op p.5) het volgende te lezen: “Het WAS bestaat al lange tijd, maar feitelijk kan het zich nauwelijks beroepen op grote successen, niet alleen in ons land, maar ook niet in de landen om ons heen”. Met andere woorden, niet nodig gehad dus doe maar weg.

Natuurlijk wordt ook in dit rapport de mogelijkheid geboden voor de autonomie van de veiligheidsregio: “Als één of enkele veiligheidsregio’s ervoor zouden kiezen het systeem nog in de lucht te willen houden, lijkt ons dat eerst en vooral een verantwoordelijkheid van de veiligheidsregio’s zelf”. Zo wordt ook hier weer een stukje van de bescherming van de bevolking en de redundantie van het alarmeringssysteem met het grootste gemak in de prullenbak gedaan, maar dan wel met een regionale afwijkingsbevoegdheid.

In Nederland is sinds het verdwijnen van de Bescherming Bevolking (B.B.) en het Korps Mobiele Colonnes (K.M.C.) de rampenbestrijding belegd bij de brandweer. Bij de overdracht van de taken is veel materiaal overgedragen aan de brandweer. Dit is in de afgelopen decennia allemaal verdwenen en niet meer vervangen. Grote aantallen brandweerspuiten en reddings-pelotons werden afgeschaft omdat het nooit werd gebruikt en de oorlogsdreiging was verdwenen.

Terwijl in landen om ons heen organisaties bestaan om in geval van nood te helpen moeten wij het in Nederland doen met een brandweerorganisatie die voornamelijk is ingericht op het kleinste maatgevende incident, de woningbrand. Want dat is lekker efficiënt. Slagkracht en redundantie worden wel met de mond beleden maar in de praktijk verdwenen tankautospuiten, hulpverlenings-  en redvoertuigen uit kazernes als sneeuw voor de zon.

In Duitsland kan naast de brandweer een beroep worden gedaan op de Technisches Hilfswerk (THW). Een enorme organisatie waar ruim 88.000 mensen actief zijn om anderen te helpen bij grote calamiteiten zoals overstromingen of aardverschuivingen.

Daarnaast kent de brandweer in Duitsland ook een veel groter potentieel en worden door de centrale overheid aanvullende brandweerauto’s ter beschikking gesteld in het kader van “Katastrophenschutz”. Dit is af en toe in Nederland zichtbaar bij grote natuurbranden. Zelf hebben wij onvoldoende capaciteit om deze grote natuurbranden te blussen. Dus net als tijdens de Covid pandemie met de Duitse IC bedden voor Nederlandse patiënten worden wij ook hier letterlijk uit de brand geholpen door onze buren. Wij doen dus ook bij brand een beroep op Duitsland en België. Vooral de Duitse brandweer komt dan met groot materiaal en mensen ons de helpende hand toesteken.

Maar wat nou als de oorlogsdreiging die volgens experts reëel is werkelijkheid wordt. Dan zullen de Duitse hulpverleners eerst en vooral in Duitsland worden ingezet en de Belgen in België. Wat doen wij dan in Nederland? Wat als hackers NL Alert platleggen en het luchtalarm is weggedaan? De brandweerauto’s zijn verdwenen en de brandweervrijwilligers wegbezuinigd of weggelopen? Is zelfredzaamheid van de burger in ons land dan het antwoord?

De VBV denkt dat het de hoogste tijd is voor meer aandacht en middelen voor de brandweer om te voorzien in adequate grootschalige hulpverlening. Niet op vijfentwintig verschillende manieren, alsjeblieft geen koninkrijkjes maar één robuust georganiseerd programma voor versterking rampenbestrijding. Daarnaast een landelijke campagne om aanvullende vrijwilligers te vinden en tenslotte een goed werkend waarschuwings- en alarmeringssysteem dat aanvullend is op NL Alert.

Daarvoor zal de VBV een oproep doen. Te beginnen met onze vraag aan de Tweede Kamer en de minister van Justitie en Veiligheid die hierover op 20 maart as. met elkaar in debat gaan. Deze week hoorde ik op Radio1 bij de Nieuwsbv een mooie column over hetzelfde onderwerp. Wij staan dus niet alleen in onze oproep maar het is wel echt de hoogste tijd. Want als defensie budgetten moeten worden verhoogd om het gevaar af te wenden, dan mag de brandweer niet verder worden uitgehold en afgebroken maar dan moet die juist worden versterkt.

Daar zal de VBV zich voor blijven inzetten, nu en in de toekomst.

Daar kunnen onze leden en de inwoners van ons land op rekenen.

Marcel Dokter
Voorzitter.