We schaffen het af want we hebben het bijna nooit gebruikt. We doen het weg want het komt bijna nooit voor. Dat zijn de argumenten die de laatste jaren in veiligheidsregio-land de boventoon hebben gevoerd. Als we het dan toch doen, dan het liefst vijfentwintig keer op een iets andere manier. Want, de autonomie van de veiligheidsregio gaat boven alles.

Op deze manier is de brandweer in Nederland ongeveer 30% kleiner geworden. De kazernes zijn er nog wel maar vaak staat er nog maar één rode auto in de schuur waar er vroeger twee of drie stonden. Het aantal brandweermensen per kazerne is daardoor ook kleiner. Telde de groep in het verleden vijfentwintig tot dertig vrijwilligers, nu zijn dat er dan zestien of achttien. Is dat erg? Niet zolang er geen grote calamiteiten zijn. Als het niet te groot is en niet te lang duurt dan is er niets aan de hand. Bieden we snel hulp en wordt de brand vaak in de kiem gesmoord.

Hierdoor lijkt het alsof alles prima voor elkaar is. Ondertussen zijn in de vijfentwintig veiligheidsregio’s de kantoren gevuld met stafmensen die veel praten over veiligheid en de afdeling communicatie legt uit dat het allemaal dik voor mekaar is. Ook het kennisinstituut (NIPV) onder regie van het Veiligheidsberaad komt met rapporten dat zaken zonder mankeren kunnen worden weggedaan.

Het meest recente voorbeeld daarvan is de aanstaande afschaffing van het waarschuwings- en alarmeringssysteem, het WAS. In het rapport van het NIPV “Een toekomst voor het WAS?” valt (op p.5) het volgende te lezen: “Het WAS bestaat al lange tijd, maar feitelijk kan het zich nauwelijks beroepen op grote successen, niet alleen in ons land, maar ook niet in de landen om ons heen”. Met andere woorden, niet nodig gehad dus doe maar weg.

Natuurlijk wordt ook in dit rapport de mogelijkheid geboden voor de autonomie van de veiligheidsregio: “Als één of enkele veiligheidsregio’s ervoor zouden kiezen het systeem nog in de lucht te willen houden, lijkt ons dat eerst en vooral een verantwoordelijkheid van de veiligheidsregio’s zelf”. Zo wordt ook hier weer een stukje van de bescherming van de bevolking en de redundantie van het alarmeringssysteem met het grootste gemak in de prullenbak gedaan, maar dan wel met een regionale afwijkingsbevoegdheid.

In Nederland is sinds het verdwijnen van de Bescherming Bevolking (B.B.) en het Korps Mobiele Colonnes (K.M.C.) de rampenbestrijding belegd bij de brandweer. Bij de overdracht van de taken is veel materiaal overgedragen aan de brandweer. Dit is in de afgelopen decennia allemaal verdwenen en niet meer vervangen. Grote aantallen brandweerspuiten en reddings-pelotons werden afgeschaft omdat het nooit werd gebruikt en de oorlogsdreiging was verdwenen.

Terwijl in landen om ons heen organisaties bestaan om in geval van nood te helpen moeten wij het in Nederland doen met een brandweerorganisatie die voornamelijk is ingericht op het kleinste maatgevende incident, de woningbrand. Want dat is lekker efficiënt. Slagkracht en redundantie worden wel met de mond beleden maar in de praktijk verdwenen tankautospuiten, hulpverlenings-  en redvoertuigen uit kazernes als sneeuw voor de zon.

In Duitsland kan naast de brandweer een beroep worden gedaan op de Technisches Hilfswerk (THW). Een enorme organisatie waar ruim 88.000 mensen actief zijn om anderen te helpen bij grote calamiteiten zoals overstromingen of aardverschuivingen.

Daarnaast kent de brandweer in Duitsland ook een veel groter potentieel en worden door de centrale overheid aanvullende brandweerauto’s ter beschikking gesteld in het kader van “Katastrophenschutz”. Dit is af en toe in Nederland zichtbaar bij grote natuurbranden. Zelf hebben wij onvoldoende capaciteit om deze grote natuurbranden te blussen. Dus net als tijdens de Covid pandemie met de Duitse IC bedden voor Nederlandse patiënten worden wij ook hier letterlijk uit de brand geholpen door onze buren. Wij doen dus ook bij brand een beroep op Duitsland en België. Vooral de Duitse brandweer komt dan met groot materiaal en mensen ons de helpende hand toesteken.

Maar wat nou als de oorlogsdreiging die volgens experts reëel is werkelijkheid wordt. Dan zullen de Duitse hulpverleners eerst en vooral in Duitsland worden ingezet en de Belgen in België. Wat doen wij dan in Nederland? Wat als hackers NL Alert platleggen en het luchtalarm is weggedaan? De brandweerauto’s zijn verdwenen en de brandweervrijwilligers wegbezuinigd of weggelopen? Is zelfredzaamheid van de burger in ons land dan het antwoord?

De VBV denkt dat het de hoogste tijd is voor meer aandacht en middelen voor de brandweer om te voorzien in adequate grootschalige hulpverlening. Niet op vijfentwintig verschillende manieren, alsjeblieft geen koninkrijkjes maar één robuust georganiseerd programma voor versterking rampenbestrijding. Daarnaast een landelijke campagne om aanvullende vrijwilligers te vinden en tenslotte een goed werkend waarschuwings- en alarmeringssysteem dat aanvullend is op NL Alert.

Daarvoor zal de VBV een oproep doen. Te beginnen met onze vraag aan de Tweede Kamer en de minister van Justitie en Veiligheid die hierover op 20 maart as. met elkaar in debat gaan. Deze week hoorde ik op Radio1 bij de Nieuwsbv een mooie column over hetzelfde onderwerp. Wij staan dus niet alleen in onze oproep maar het is wel echt de hoogste tijd. Want als defensie budgetten moeten worden verhoogd om het gevaar af te wenden, dan mag de brandweer niet verder worden uitgehold en afgebroken maar dan moet die juist worden versterkt.

Daar zal de VBV zich voor blijven inzetten, nu en in de toekomst.

Daar kunnen onze leden en de inwoners van ons land op rekenen.

Marcel Dokter
Voorzitter.