Redactie

VBV Standpunt inzake PFAS bij de brandweer

Blusschuim
De brandweer gebruikt voor het blussen van vloeistof- en vloeistofcombinatiebranden sinds jaar en dag blusschuim. Dat blusschuim wordt geproduceerd door lucht te mengen met een schuimoplossing die water en een speciaal schuimconcentraat bevat. In vakjargon wordt dit schuimconcentraat SVM (schuimvormend middel) genoemd. Om de werking van het blusschuim te verbeteren zijn in dat schuimconcentraat jarenlang fluorcomponenten (PFAS) toegepast. PFAS is een verzamelnaam voor chemische stoffen met koolstof-fluorverbindingen. Deze fluorverbindingen kunnen een risico vormen voor de gezondheid van mensen en het milieu.

Vanwege deze risico’s, en omdat fluorverbindingen uit blusschuim steeds vaker worden teruggevonden op plaatsen waar ze niet thuishoren, moeten de brandweerkorpsen binnen afzienbare tijd al het fluorhoudend blusschuim vervangen door nieuwe soorten blusschuim zonder fluor. De discussie over het gebruik van PFAS in blusschuim bij de brandweer gaat nu in de kern over de onomkeerbare effecten op het milieu en mensen die PFAS met zich meebrengen.

Nieuwsbericht
Toen in 2017, in verschillende landelijke dagbladen het nieuwsbericht “Brandweer gebruikt giftig blusschuim” verscheen, ontstond er bezorgdheid bij brandweermensen. Vooral omdat in het betreffende nieuwsbericht het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) stelde dat fluorhoudend blusschuim zeer schadelijk is en mogelijk kankerverwekkend. In het bericht werd de zorgwekkende opvatting van het RIVM bekrachtigd door twee prominente toxicologen.

In de Tweede Kamer kreeg het nieuwbericht ook ruime aandacht. Na een verzoek van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu om een reactie op het bericht en antwoorden op een lijst met vragen van Kamerleden, kwam de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, met een brief en antwoorden op de gestelde vragen. Sommige van deze antwoorden geven nu aanleiding tot een nadere beschouwing. Met name waar het gaat om de gezondheidsrisico’s voor brandweermensen die jarenlang tijdens hun werkzaamheden in meer of mindere mate zijn blootgesteld aan fluorhoudend schuimconcentraat.

Brandweerkleding
Een bijkomend probleem is dat fluorhoudend schuimconcentraat niet de enige bron is van blootstelling aan PFAS. Ook de uitrukkleding van brandweermensen is aangemerkt als een potentiële bron van blootstelling aan PFAS. In de Verenigde Staten hebben brandweermensen en andere hulpverleners al individuele rechtszaken aangespannen tegen meer dan 40 fabrikanten van brandweerkleding, waaronder bekende namen als 3M en DuPont. De materialen die zich het dichtst bij de huid van de brandweerman/vrouw bevonden leken met de jaren meer PFAS af te geven.

Internationaal onderzoek
Ondanks het feit dat de schadelijke effecten van PFAS in de media steeds meer aandacht krijgen, en uit internationale onderzoeken blijkt dat de zorgen over de blootstelling aan PFAS bij de brandweer en het gezondheidsrisico voor brandweermensen niet geheel onterecht zijn, lijken de werkgevers (de besturen van de veiligheidsregio’s) nog weinig vorderingen te hebben gemaakt om deze zorgen weg te nemen. Bijzonder in dat opzicht is dat van het gebruikte PFAS-houdende schuimconcentraat een boekhouding moet worden bijgehouden, maar dat het monitoren of brandweermensen ziek worden van hun werk, niet of nauwelijks van de grond komt en (arbeidsgerelateerde) gezondheidsklachten veelal onder de radar blijven. Betrouwbare data waarmee in de toekomst antwoord gegeven kan worden op vragen over relaties tussen blootstelling aan gevaren en gezondheid ontbreken.

Veiligheid en gezondheid van brandweermensen voorop
Voor de VBV staat de veiligheid en gezondheid van brandweermensen voorop. Volgens de Arbowet is de werkgever verantwoordelijk voor het treffen van maatregelen die de arbeidsrisico’s voor zijn medewerkers zoveel mogelijk beperken. Het is de hoogste tijd dat de werkgevers vaart maken met het invullen van deze verantwoordelijkheid.

VBV vraagt om brede aanpak agressie en geweld

Op woensdag 25 oktober organiseerde de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid in de Tweede Kamer een rondetafelgesprek over agressie en geweld tegen beroepsgroepen met een publieke functie. De Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (VBV) heeft de uitnodiging van de commissie om haar zienswijze over dit onderwerp met de Kamerleden te delen dankbaar aanvaard. Niet in de laatste plaats omdat wij agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak in alle gevallen ontoelaatbaar achten. Het verhaal dat je bij de brandweer wel tegen ‘een stootje’ moet kunnen gaat bij ons niet op. 

Tijdens het rondetafelgesprek heeft VBV voorzitter Marcel Dokter, tevens ervaringsdeskundige, ons Position Paper mondeling toegelicht en gepleit voor het volgen van een tweesporenbeleid. Enerzijds op handhaving en optreden tegen relschoppers die hulpverleners bekogelen met vuurwerk of ander agressief gedrag vertonen. Anderzijds vraagt de VBV dat werkgevers, de vijfentwintig veiligheidsregio’s in ons land, brandweermensen leren omgaan met geweld. Vooral omdat agressie en geweld tegen hulpverleners voorlopig niet zijn verdwenen uit onze samenleving. Bovendien blijkt uit onderzoek dat Nederland zelfs Europees kampioen is als het gaat om agressie tegen werknemers. Wij hebben de vaste commissie opgeroepen om de minister van JenV te vragen hiervoor als stelselverantwoordelijke het initiatief te nemen en de veiligheidsregio’s tot actie te bewegen. Want zonder dat initiatief zal er weinig veranderen en zullen wij ook de komende jaren met elkaar het gesprek over dit onderwerp voeren en onze verontwaardiging uitspreken.

Aanbevelingen Inspectie JenV vinden geen gehoor in Zeeland

,,Waar gewerkt wordt, worden fouten gemaakt‘’, erkende voorzitter Van Merrienboer van de veiligheidsregio Zeeland (VRZ), tevens burgemeester van Terneuzen. Een administratieve rekenfout van de VRZ heeft ingrijpende financiële gevolgen voor sommige van de 13 Zeeuwse gemeenten. Zo krijgt Vlissingen ruim een miljoen euro terug en moet Veere alsnog bijna een miljoen euro bijbetalen. Het Algemeen Bestuur (AB) van de VRZ betreurt de ontstane situatie voor de gemeenten. Volgens burgemeester Van Merrienboer moet de VRZ voortaan “nog zorgvuldiger dan nu kijken of we alle regels goed toepassen.”

Het is goed om te vernemen dat de VRZ alle regels goed wil toepassen. Want vanuit onze achterban in Zeeland ontvingen wij ook signalen dat het AB van de VRZ op 7 juli jl. een nieuw dekkingsplan heeft vastgesteld. Echter, zonder dat bij het opstellen van dat dekkingsplan is voldaan aan de gestelde randvoorwaarden. Een situatie die door brandweermensen en raadsleden wordt betreurd.

De VBV is daarom verzocht om een zienswijze op deze ontwikkelingen te geven. Omdat de aankondiging van een (voormalig) lid van het Algemeen Bestuur, dat de VRZ volop bezig is met een ‘herstructurering met minder kazernes’ nog vers in ons geheugen ligt, heeft dat verzoek geresulteerd in het stellen van verdiepende vragen door de VBV aan de VRZ. Die vragen zijn beantwoord door de VRZ. Vervolgens heeft eind augustus een gesprek plaatsgevonden met functionarissen van de VRZ. Sindsdien hebben we niets meer vernomen.

Onze bevindingen op hoofdlijnen:

Veiligheidsregio’s zijn wettelijk verplicht om ten minste eenmaal in de vier jaar een beleidsplan (art. 14 Wvr) vast te stellen. Het dekkingsplan maakt volgens artikel 14, lid 2 onder f Wvr onderdeel uit van dat beleidsplan. Het voorgaande ‘dekkingsplan’ van de VRZ (rapport Maatwerk) is in 2015 vastgesteld en had dus feitelijk in 2019 moeten worden herzien. Vanwege de deelname van Brandweer Zeeland in 2021 aan de landelijke Pilot GebiedsGerichte Opkomsttijden (GGO) heeft het bestuur besloten het ‘dekkingsplan’ uit 2015 te verlengen. Normaal gesproken wordt het dekkingsplan – als onderdeel van het (ontwerp)beleidsplan – ter consultatie voorgelegd aan de gemeenteraden. Zo kunnen de gemeenteraden hun inbreng leveren op het beleid van de veiligheidsregio. Op grond van artikel 3a Wvr geldt dat ook voor het bepalen van de doelen die de gemeente nastreeft betreffende de brandveiligheid en de werkwijze en kwaliteit van de brandweerzorg.

Het Algemeen Bestuur van de VRZ heeft echter op 24 februari 2022 het ‘Beleidsplan Veiligheidsregio Zeeland 2022-2025’ vastgesteld. In het betreffende voorstel wordt bij punt 2 (Wettelijk kader en of eerdere besluitvorming) aangegeven dat het dekkingsplan niet is opgenomen als bijlage bij het beleidsplan.
Als reden geeft de VRZ aan dat Brandweer Zeeland (als één van zes pilotregio’s) in 2019 is gestart met een landelijke proef Gebiedsgerichte opkomsttijden (GGO).
“Door als één van de zes pilotregio’s deel te nemen aan het landelijke project is het doel om een geactualiseerd dekkingsplan vast te stellen op basis van de gebiedsgerichte opkomsttijden. Omdat besluitvorming hierover later plaatsvindt wordt voorgesteld om geen dekkingsplan bij te voegen.”

De betreffende pilotregio’s – waaronder ook de VRZ – hebben in 2021 ieder een concept-dekkingsplan bij de Inspectie Justitie en Veiligheid (Inspectie JenV) aangeleverd. Conform het plan van aanpak van de Inspectie zijn hun bevindingen en conclusies in de tweede week van januari 2022 voor wederhoor aan de VRZ en de andere deelnemende pilotregio’s voorgelegd. De toepassing van wederhoor heeft niet geleid tot aanpassingen van de uiteindelijke bevindingen en conclusies van de Inspectie. Zo vond de Inspectie onder meer dat het fijnmazige netwerk van kazernes nergens is belegd en nergens aan wordt getoetst. Dit draagt niet bij aan (inter)regionaal en nationaal inzicht in de mate van slagkracht. Het ontbreken van inzicht in de objecten (zoals bijvoorbeeld ziekenhuizen, zorginstellingen e.d.) waar de tijdnormen worden overschreden en welke risico beperkende maatregelen deze overschrijdingen dienen te compenseren, ontbrak in het concept van de VRZ. Dat inzicht ontbreekt ook in het nieuwe, vastgestelde dekkingsplan. Gelet op de risico’s zou dat de 13 gemeenteraden hoofdbrekens moeten bezorgen.

Bij brief van 21 december 2022 ontvingen de colleges van burgemeester en wethouders en gemeenteraden van de Zeeuwse gemeenten een ‘doorkijk in de ontwikkelingen 2023 en 2024 van Veiligheidsregio Zeeland.’ Uit deze ‘doorkijk’ blijkt dat de VRZ in 2022 is gestart met het programma Brandweerzorg 2030. Verder lezen we dat het nieuwe dekkingsplan, gebaseerd op gebiedsgerichte opkomsttijden, de basis vormt voor verdere besluiten over de kwaliteit en inrichting van brandweerzorg. Het Algemeen Bestuur zou in de eerste helft van 2023 besluiten over het nieuwe dekkingsplan.

Het vaststellen van het nieuwe ‘Dekkingsplan gebiedsgerichte opkomsttijden’ stond geagendeerd voor de vergadering van het Algemeen Bestuur (AB) van de VRZ op vrijdag 7 juli jl. Bij de vergaderstukken waren voor agendapunt 7 een 3-tal bijlagen gevoegd. In het bestuursvoorstel werd het Algemeen Bestuur onder meer gevraagd:
– Het dekkingsplan 2023-2025 op basis van gebiedsgerichte opkomsttijden vast te stellen (inclusief technische bijlage GGO);

– Het dekkingsplan na vaststelling ter informatie aan te bieden aan de colleges, met het aanbod een toelichtende sessie voor gemeenteraden te organiseren;

Echter, bij de vergaderstukken ontbrak een dekkingsplan dat is opgesteld conform de ‘Handreiking landelijke uniforme systematiek voor dekkingsplannen’. Dat is bijzonder. Niet in de laatste plaats omdat de minister van JenV in haar brief van 19 december 2022 ervan uitgaat dat de veiligheidsregio’s hun dekkingsplannen vóór 31 december 2023 op grond van de handreiking opstellen, vervolgens bestuurlijk vaststellen en de werking hiervan in de praktijk monitoren.

Democratische legitimatie

Uit de eveneens voor de AB-vergadering van 7 juli jl. geagendeerde concept-bestuursrapportage 2023 blijkt op pagina 7 dat in vier bestuurlijke sessies het nieuwe dekkingsplan is toegelicht aan de burgemeesters van de 13 Zeeuwse gemeenten en input is opgehaald. Echter, en in afwijking van de in de wet vastgelegde procedure, is die ‘input’ bij de gemeenteraden niet opgehaald. Want uit het verslag van de raadsklankbordgroep VRZ van 7 juni 2023 blijkt dat het bestuur van de VRZ  het dekkingsplan 2023-2025 niet voor een zienswijze gaat aanbieden aan de raden, ‘omdat het een feitelijke weergave is van de huidige stand van zaken van brandweerzorg in Zeeland.’

Het probleem is echter dat het dekkingsplan 2023-2025 met deze ‘feitelijke weergave’ tot nu toe niet openbaar is gemaakt en deze raadsklankbordgroep zich nadrukkelijk niet mengt in het formele besluitvormingstraject. Daarmee lijkt de VRZ de in de Wet veiligheidsregio’s verankerde ‘haalplicht’ bij de gemeenteraden te omzeilen en grotendeels te onttrekken aan democratische sturing. Raadsleden, burgers en bedrijven krijgen op deze wijze weinig tot geen inzicht in hoe snel de brandweer na alarmering aanwezig kan zijn.

De VRZ heeft bij brief van 7 augustus 2023 het ‘Dekkingsplan Gebiedsgerichte opkomsttijden 2023-2025’ met technische bijlagen aangeboden aan het college van burgemeester en wethouders van de 13 Zeeuwse gemeenten. Dit met de vraag deze ter informatie aan te bieden aan de gemeenteraad. Echter, in slechts drie gemeenten blijkt het dekkingsplan terug te vinden tussen de raadsstukken. Dat vinden wij een zorgelijke ontwikkeling.

Vruchteloze aanbevelingen Inspectie JenV

In het AB bestuursvoorstel staat dat uit de ‘nulmeting’ naar voren komt dat op basis van het huidige kazernenetwerk een ‘goede dekking’ van brandweerzorg kan worden geleverd. Gelet op het feit dat het huidige kazernenetwerk niet of nauwelijks afwijkt van de situatie in 2012, en dat met name overdag (naar eigen zeggen) 67% (!!) van de Zeeuwse posten als samengestelde eenheid gealarmeerd moeten worden, staat de kwalificatie ‘goede dekking’ van de VRZ in schril contrast met de conclusies van de Inspectie uit 2007. Toen kwam de Inspectie in haar ‘Regiorapport Zeeland’ met een tabel waarin op sommige plekken in Zeeland forse overschrijdingen van de aanbevolen opkomsttijden werden geconstateerd. Een van de aanbevelingen van de Inspectie luidde; ‘de eigen situatie op detailniveau zo helder mogelijk in beeld te brengen.’ Niet in de laatste plaats om adequate en passende maatregelen te kunnen nemen.

In 2012 constateerde de Inspectie nogmaals dat de brandweerkorpsen in Zeeland in slechts 47% van de gevallen binnen de normtijd (opkomsttijden) van het Besluit veiligheidsregio’s (Bvr) ter plaatse zijn. De toenmalig minister van JenV kwalificeerde in zijn brief aan de VRZ de uitkomsten als ‘onvoldoende’ en noemde de situatie zelfs ‘zorgelijk’. Hij verzocht de VRZ met klem om de opkomsttijden te verbeteren en daartoe de noodzakelijke stappen te nemen. In 2013 registreerde de Inspectie in haar beeld van de VRZ dat het dekkingsplan van de VRZ nog niet voldeed aan de wettelijke vereisten, maar dat de tekortkomingen binnen het plan ‘Maatwerk in Brandweerzorg’ zouden worden opgelost.

De voorstellen in het plan ‘Maatwerk in Brandweerzorg’ moesten voorzien in een ‘robuuste en toekomstbestendige brandweerzorg in Zeeland. Maar beoogd werd het halen van forse besparingen d.m.v. het sluiten/samenvoegen van 11 kazernes, het reduceren van de slagkracht (minder personeel & afwijkende voertuigbezetting) en het generiek oprekken van de normtijden. Volgens de ondernemingsraad was van een tijdige en wezenlijke betrokkenheid van de medezeggenschap bij het voorgenomen besluit geen sprake.
Tot ieders verrassing, en los van enkele ‘onzekerheden’, kwalificeerde de Inspectie eind 2015 de plannen als een ‘verbetering’.

Echter, kort na deze verrassende conclusie, gaven verschillende klokkenluiders een bedenkelijk beeld van de ‘onzekerheden’ en de cultuur binnen de VRZ. Bovendien bleken de gewenste verbeteringen in 2017 – na een toetsing door de Inspectie JenV – nog steeds niet, dan wel onvoldoende gerealiseerd. Met de bevindingen en conclusies van de Inspectie in 2022 inzake het concept-dekkingsplan gebiedsgerichte opkomsttijden, komen we opgeteld op zes aanbevelingen van de Inspectie aan de VRZ. Deze aanbevelingen, en de oproepen van de minister, hebben tot nu toe niet geleid tot het behalen van het beoogde doel; een dekkingsplan dat besturen, burgers en bedrijven naast inzicht in beschikbare capaciteiten en daarmee slagkracht van de organisatie, ook zicht geeft op het flankerend beleid op het gebied van de risicobeperkende en brandpreventieve maatregelen.

Resumé

Net zoals haar voorganger in 2012, heeft de huidige minister van JenV in haar brief van 19 december 2022, via het Veiligheidsberaad alle veiligheidsregio’s verzocht om voor 31 december 2023 hun dekkingsplannen op orde te brengen op basis van de herziene Handreiking landelijk uniforme systematiek voor dekkingsplannen. Deze handreiking beoogt dat veiligheidsregio’s hun bestuur op een uniforme en transparante wijze informeren over de capaciteit van hun repressieve brandweerzorg. Ook hecht de minister er aan dat de veiligheidsregio’s op een eenduidige wijze omgaan met het op- en vaststellen van de dekkingsplannen.

Wij hebben geconstateerd dat het AB van de VRZ met het vaststellen van het Dekkingsplan 2023-2025 op basis van gebiedsgerichte opkomsttijden (inclusief technische bijlage GGO) niet heeft voldaan aan de door de minister gestelde voorwaarden. Transparantie is immers één van de belangrijkste uitgangspunten bij het toepassen van deze nieuwe methodiek. Echter, de noodzakelijke processtappen uit de landelijke systematiek, waarbij de brandweer per stap haar overwegingen, onderbouwingen en keuzes dient te documenteren, zijn in het vastgestelde dekkingsplan onvoldoende uitgewerkt. Een realistisch beeld van de repressieve brandweerzorg in de 13 gemeenten en de specifieke knelpunten daarin ontbreekt. Hierdoor zijn die stappen voor het bestuur, gemeenten en medezeggenschapsorganen niet meer te volgen. Dat geldt ook de gevolgen van de forse daling (240 personen) van het aantal brandweermensen in Zeeland van 1357 in 2012 naar 1117 in 2022 voor de paraatheid en slagkracht.

Wij zien het ‘Dekkingsplan 2023-2025’ van de VRZ vooral als een ‘cosmetische ingreep’ om de dekking voor van de brandweer in Zeeland als ‘goed’ te kunnen bestempelen, terwijl een objectieve onderbouwing voor deze beoordeling en een oplossing voor de (kritieke) paraatheidsproblemen ontbreekt. Wat ons betreft is het tijd voor een bezoek van de Inspectie of een aanwijzing van de commissaris van de Koning op grond van artikel 59, eerste lid, van de Wvr.

Als het echt misgaat, wordt ‘Bram’ ingevlogen!?

Bram van het QRT team

Het trok meteen onze aandacht, de kop in de krant: “Als het echt misgaat, wordt Bram ingevlogen”. Ook de foto van een imposant uitgedoste Bram* (de brandweerman) compleet met bivakmuts zorgde dat we het bijbehorende artikel meteen gingen lezen. Bram is lid van het QRT (Quick Response Team) van de VRU.  In Utrecht is er een combinatie gemaakt van het HRT (Hoogte Redding Team) en het QRT. Op plekken waar zich bijvoorbeeld een ernstige calamiteit of aanslag heeft voorgedaan komt het QRT ter plaatse. Zij kunnen gewonden verzorgen, maar ook evacueren. De oorsprong van dit werk ligt in Zaventem waar de brandweer, na de verschrikkelijke bomaanslag op 22 Maart 2016,  geconfronteerd werd met veel slachtoffers en niet de uitrusting had om adequate hulp te bieden. Het oprichten van een specialistisch team was dan ook het gevolg, na een evaluatie van deze tragedie.

Uiteraard volgde men deze trend in Nederland en werden er ook hier diverse teams opgericht. Waaronder in Haaglanden, Rotterdam, Amsterdam en Utrecht. Op de foto bij het artikel was meteen veel kritiek. Een brandweerman met een bivakmuts…is dat wenselijk? Een teamleider die onder de radar wil blijven en het liefst daaronder wil opereren?! Dat heeft toch wel een aardige ‘special forces’ zweem. De vraag is of we dat als brandweer wel willen met zijn allen?!

Het opereren in situaties waar in sprake is van een hoog geweldsspectrum is voorbehouden aan bijvoorbeeld de DSI (Dienst Speciale Interventies). De DSI is een mix van getrainde politieagenten en militairen, afkomstig uit bijzondere defensie-eenheden. Zij zijn gewend te opereren in levensgevaarlijke situaties.

Het was misschien niet Bram zijn bedoeling, maar het artikel heeft een iets te hoog macho gehalte. Daarnaast zet het een beeld neer van een soort brandweer DSI.

Na een bericht op X (Twitter) kwamen er vanuit DSI kringen dan ook de nodige reacties, waarbij men het werk van de QRT waardeerde, maar het artikel en de foto’s wel een beetje over de top vond. Ook uit de eigen gelederen kwam de nodige kritiek. Zoals de bewering in het krantenartikel dat Bram en zijn team naar binnen gaan, zelfs wanneer nog niet alles veilig is. Dit werd meteen ontkracht, want men neemt geen enkel risico. Het is niet de eerste keer dat een pand volgepropt zit met explosieven.

De vraag is ook: moeten we dat als brandweer willen? Opereren in gevaarlijke situaties waar bijvoorbeeld nog geschoten kan worden? In zulke gevallen neemt de DSI de leiding en bepaalt wat er opvolgend gaat gebeuren. QRT is in die lijn dienend en volgend. Recent heeft de Inspectie van Justitie en Veiligheid zich nog kritisch uitgesproken over de manier waarop veiligheidsregio’s zijn voorbereid op het beperken van de gevolgen van een aanslag en/of andere vormen van grof of extreem geweld. Hoewel men constateerde dat opvolging niet veel verschilde per regio, waren er wel bedenkingen bij de uniformiteit. Daardoor kunnen verschillen ontstaan in de wijze waarop de burger in nood hulp krijgt. Dat moeten we niet willen.

Het is dus ook zaak om binnen de QRT’s te komen tot een eenheid ten aanzien van het handelen. Daarnaast is het ook belangrijk om te bedenken hoe we ons in die keten willen profileren. In dat kader lijkt een bivakmuts iets te veel van het goede. Graag benadrukken we het respect wat er is voor het invullen van deze taak. Maar laten we er geen ‘rambo circus’ van maken.

* Bram is vanwege veiligheidsredenen een gefingeerde naam.

PTSS: Verborgen probleem bij de brandweer!?

Met een artikel in de Volkskrant en een reportage bij RTV Drenthe kwam er publieke aandacht voor de jarenlange strijd van oud-brandweerman Ruud Lohuis om erkenning van wat hem is overkomen. Ruud raakte getraumatiseerd door zijn werkzaamheden tussen 1982 en 1993 als duiker/brandwacht bij het brandweerkorps van Emmen. Zijn klachten vonden geen gehoor bij zijn leidinggevenden en collega’s. Nadien ging Ruud gebukt onder herbelevingen en angsten, wat vervolgens heeft geleid tot de gestelde diagnose posttraumatische stressstoornis (PTSS).

Bij Ruud openbaarden de symptomen zich pas jaren later. Een verzoek om erkenning van aansprakelijkheid en toekenning van een schadevergoeding voor psychische problemen (PTSS) die voortvloeien uit de periode dat Ruud als duiker/brandwacht werkzaam is geweest werd door zijn voormalig werkgever niet serieus genomen en afgewezen. Zoals dat onder meer bij ex-brandweervrijwilligers Martine Nota en John Bruins ook het geval was. Deze afwijzende houding en het gebrek aan begrip en coulance passen niet bij een organisatie die zich veiligheidsregio noemt.

Doorn in het oog
Dat brandweermensen in dit soort gevallen vaak aan hun lot worden overgelaten en hun recht moeten bevechten via langdurige juridische procedures, is de VBV al jaren een doorn in het oog. Het is niet alleen vreselijk voor de mensen die dit treft, maar werkt ook averechts op het vinden en binden van brandweermensen. De VBV wil dat mensen die in de ‘frontlinie’ staan ten behoeve van onze samenleving kunnen rekenen op onvoorwaardelijke steun wanneer zij een beroepsziekte als posttraumatische stress (PTSS) of lichamelijk letsel oplopen. Zij verdienen erkenning en respect. En daarmee ook zorg als ze die nodig hebben. Bovendien is een goede rugdekking niet alleen in het belang van de medewerker, maar zeker ook in het belang van de 25 werkgevers.

Want veel van deze zaken liepen vast omdat rechters overwegend van oordeel waren dat heftige (buitensporige) gebeurtenissen en de vaak bijzondere omstandigheden, waaronder deze moeten worden verricht, nou eenmaal horen bij het werk van de brandweer. Daarom zijn we ingenomen met het feit dat de hoogste bestuursrechter in zijn uitspraak nu aanleiding ziet om het buitensporigheidscriterium vanaf nu los te zien van de vraag of de werkzaamheden waar het om gaat al dan niet als inherent aan de betrokken functie zijn te beschouwen. Dat biedt weer perspectief voor al die mensen die moeten strijden om PTSS als beroepsgerelateerde ziekte erkend te krijgen.

Gissen naar de omvang
Over hoeveel brandweercollega’s wij het hier hebben, en de omvang van het probleem, kunnen we alleen maar gissen. Want valide en betrouwbare gegevens over het aantal PTSS meldingen bij de brandweer in Nederland zijn er – ondanks een dringende oproep van de minister van JenV aan het Veiligheidsberaad – helaas nog steeds niet. Dat is met het oog op de reactie van het Veiligheidsberaad in 2015 en de bestuurlijk opdracht in 2016, om in het kader van het onderzoek brandweerstatistiek en beleving brandweerpersoneel het aantal meldingen van PTSS in de 25 regionale brandweerkorpsen in beeld te brengen, nogal merkwaardig. Uit de Notitie Brandweerstatistiek, met daarin de eerste resultaten van de inventarisatie, blijkt dat in 2017 slechts 7 van 25 veiligheidsregio’s aangeven PTSS te registreren en er (vermoedelijk) mee te maken te hebben. De overige regio’s stellen dat dit bij hen niet bekend is, niet geregistreerd wordt, of doen een beroep op het medisch geheim waardoor deze aantallen volgens hen niet te overleggen zijn.

In opdracht van het Veiligheidsberaad verzamelde het Instituut Fysieke Veiligheid (sinds 7 maart 2022: Nederlands Instituut Publieke Veiligheid (NIPV)) in 2018 in totaal 17 gevallen van PTSS, gemeld in 7 regio’s. Volgens een grove schatting zou het dan bij alle 25 veiligheidsregio’s over zo’n 50 meldingen gaan. Maar ondanks de zorgen in de Tweede Kamer en de beloofde continuïteit, zijn er door het NIPV na 2018 geen gegevens over PTSS meer opgenomen in de brandweerkerndata. Het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten registreerde de afgelopen jaren zo’n 8 à 9 meldingen per jaar.

Opvang en Nazorg
Nu gaat het bij PTSS natuurlijk niet om statistieken, maar om mensen. Onze collega’s. Ook voor brandweermensen is het belangrijk dat er binnen de organisatie een opvang- en nazorgstructuur is ingericht. Veel korpsen bieden directe nazorg in de vorm van collegiale opvang: Bedrijfs Opvang Team (BOT), Collegiaal Opvang Team (COT) of Team Collegiale Opvang (TCO-team). Een aanvulling op de collegiale ondersteuning op de werkvloer biedt het Steunpunt Brandweer met advies en gespecialiseerde hulp bij psychosociale problemen. In de praktijk en uit de casuïstiek blijkt echter dat het vaak nog onzeker is of een adequaat pakket aan hulp, zoals in 2018 door Brandweer Nederland werd toegezegd, ook daadwerkelijk beschikbaar is en op het juiste schaalniveau is georganiseerd. Het roept bij ons in elk geval vragen op.

Wat is er bijvoorbeeld gebeurd met het organiseren van mentale veerkracht zodat brandweermensen beter voorbereid zijn op de heftige condities van hun werk? En de ambitie om meer te investeren in de aandacht en zorg voor de psychosociale gesteldheid van brandweermensen? En wat is er gebeurd met de beoogde verbetering van de gezondheidsmonitoring bij de brandweer (item 35 van de Uitvoeringsagenda Brandweerzorg)? En de doelstellingen in de strategienota van het Kenniscentrum Arbeidsveiligheid? Wij hebben geen idee, maar als het gaat om de veiligheid, de gezondheid en het welzijn van het operationeel personeel van de veiligheidsregio’s, vormt de actuele stand van zaken rondom arbeidsveiligheid bij de brandweer beslist geen goed signaal.

Landelijke regeling
Daarom pleiten wij tot slot voor een omslag in denken, maar vooral ook in het doen door de 25 werkgevers. De mensen die vast zijn gelopen in hun zoektocht naar erkenning kunnen we helaas geen juridische bijstand bieden, maar daarvoor zijn gespecialiseerde juristen zoals mr. Ferre van de Nadort beschikbaar. Wat we wel doen is een luisterend oor bieden en helpen bij het zoeken naar een oplossing. Ook zullen we alles in het werk stellen om te komen tot een uniforme oplossing naar het voorbeeld van defensie en politie in plaats van 25 verschillende regelingen en protocollen.

Wordt vervolgd.

 

 

Gooi en Vechtstreek snijdt opnieuw flink in slagkracht van de brandweer

Met de nodige verbazing hebben wij kennis genomen van de wijze waarop de Brandweer Gooi en Vechtstreek (BGV) de bestuurlijke uitgangspunten heeft vertaald naar het nieuwe Dekkingsplan 2023-2026. Terwijl het behoud van de kwaliteit van brandweerzorg en het behoud van vrijwilligheid door het Algemeen Bestuur als belangrijke uitgangspunten werden bestempeld, lijken deze uitgangspunten in de voorstellen het onderspit te hebben gedolven.

BGV zet vitaliteit van de posten (bewust?) flink onder druk
Met het voornemen om 5 tankautospuiten (TS), een hulpverleningsvoertuig (HV) en enkele boten uit de operationele sterkte te schrappen, wordt opnieuw flink gesneden in de beschikbare slagkracht van de brandweer. Bovendien heeft het besluit van de korpsleiding om de functie ‘Postcoördinator’ (de meest gewaardeerde managementlaag) te laten vervallen en de aansturing van de posten over te laten aan een ‘Coördinator incidentbestrijding’ op verschillende posten tot grote beroering en teleurstelling geleid. Deze handelswijze zet de motivatie van vrijwilligers en daarmee de vitaliteit van de posten flink onder druk.

Volgens onze achterban krijgen de bestuurders en gemeenteraden in het nieuwe dekkingsplan vooral ‘gebakken lucht’ voorgeschoteld en vormen de voornemens een regelrechte bedreiging voor de continuïteit en paraatheid op de posten. Uiteraard is het belangrijk en waardevol dat vrijwilligers mee kunnen denken en sturen op de vitaliteit van hun post, maar daar komt binnen de BGV in de praktijk weinig van terecht. Hun inbreng wordt stelselmatig genegeerd of niet serieus genomen.

Een constatering die wordt gestaafd door de resultaten van de belevingsonderzoeken in 2017 en 2021 en het niet opvolgen van een advies van de ondernemingsraad inzake de aansturing van de posten als meest recente dieptepunt. Het afwijzen van dat advies staat immers haaks op het belang oog te houden voor de “identiteit van de post”, omdat de binding van de vrijwilliger juist op de post ligt. Dat is geen hogere wiskunde maar ook nog eens uitvoerig onderzocht en onderbouwd. Daarom hebben wij de commandant/directeur onlangs geadviseerd zijn besluit in te trekken.

Later met steeds minder
Nu blijkt dat de brandweer in de Gooi en Vechtstreek steeds later arriveert bij gebouwbranden, en de BGV daar ook geen eenduidige verklaring voor kan geven, is de vraag gerechtvaardigd op welke gronden de BGV dan alle tweedelijns tankautospuiten wil schrappen? Want naast snelheid is ook de slagkracht essentieel om slachtoffers te voorkomen en schade te beperken. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan de toegenomen risico’s op grote/onbeheersbare natuurbranden waarbij een omvangrijke en langdurige inzet van de brandweer vereist is. Bovendien achten de minister en de Inspectie Justitie en Veiligheid het van belang dat met name slagkracht vooraf ingericht is, zodat er sprake kan zijn van tijdige opvolging bij een maatgevend incident.

Gelet op de aanwezige risico’s en het in de ‘Handreiking landelijk uniforme systematiek voor dekkingsplannen’ omschreven dekkingsplanproces met de bijbehorende beoordelingskaders en rekenvoorschriften, lijkt de BGV in haar uitwerking van het dekkingsplan 2023-2026 vooral gebruik te maken van eigen ‘regionale kwaliteitseisen’ (tabel 4, p.51) in plaats van de landelijke professionele normenkaders voor de brandweerzorg. Zo wijkt de regionale kwaliteitseis van ‘3 tankautospuiten binnen 30 minuten’ bij brand af van het beoogd beoordelingskader slagkracht. Dat geldt ook voor de opkomsttijd voor het enige overgebleven hulpverleningsvoertuig. De normatieve kaders voor de opkomsttijd van dit voertuig zijn gemakshalve opgerekt van 15 naar 30 minuten.

Creatieve normenkaders
Overigens is de creatieve invulling van normenkaders voor ons geen verrassing. Eerder kwam de samenwerkingspartner van de BGV, de veiligheidsregio Flevoland, al met zelf bedachte ‘wettelijke uitgangspunten’ en normen in haar dekkingsplan. Hoewel de BGV en de regio Flevoland ook innig samenwerken t.b.v. de bestrijding van ongevallen met gevaarlijke stoffen, beschikken geen van beiden over een eenheid voor de bestrijding van ongevallen met gevaarlijke stoffen conform artikel 4.1.3 Bvr. In tegenstelling tot de bewering van de BGV wordt dus niet voldaan aan de wetgeving. De vraag is dan relevant wie er (voldoende beschermd) kan ingrijpen bij ongevallen met gevaarlijke stoffen en vooral: binnen welk tijdsbestek?

Voorts kan niemand ontkennen dat wanneer de brandweer wordt gealarmeerd voor een waterongeval, een boot een handig hulpmiddel is, zo niet onontbeerlijk. Het per 1 juli 2023 uitnemen van de brandweerhulpboten van de posten Muiden en ’s-Graveland is dan ook een buitengewoon slecht plan, vallend in de categorie; penny wise, pound foolish. Niet in de laatste plaats vanwege de meerwaarde die deze boten hebben bij calamiteiten op en aan het water, zoals onlangs werd bevestigd toen twee drenkelingen werden gered door de brandweer van Muiden met hun boot.

Samengevat kunnen we stellen dat de repressieve dekking die de brandweer gegeven de beoogde situatie kan leveren, wederom achteruit gaat en het verlies van slagkracht zorgvuldig is gecamoufleerd in het concept-dekkingsplan 2023-2026. Wij adviseren het Algemeen Bestuur om niet in te stemmen met het voorliggende Dekkingsplan Gooi en Vechtstreek 2023-2026.

Online themabijeenkomst – ALV VBV

Het bestuur van de VBV nodigt haar leden uit voor het bijwonen van de Algemene Ledenvergadering  op zaterdag 1 juli as. Tijdens deze ALV brengen we onze leden op de hoogte van de plannen en ontwikkelingen en leggen we (financiële) verantwoording af over het afgelopen jaar.

Per email hebben al onze leden een persoonlijke uitnodiging ontvangen. Heeft u deze gemist? Via onderstaand formulier kunt u uw deelname aan ons doorgeven. De agenda en bijlagen worden verzonden bij aanmelding.

Hidden

Volgende stappen: een e-mail add-on synchroniseren

Om het meeste uit je formulier te halen, raden we je aan dit formulier te synchroniseren met een e-mail add-on. Ga voor meer informatie over je e-mail add-on opties naar de volgende pagina (https://www.gravityforms.com/the-8-best-email-plugins-for-wordpress-in-2020/). Belangrijk: verwijder deze tip voordat je het formulier publiceert.
Naam(Vereist)
E-mailadres(Vereist)
Privacy(Vereist)

 

 

Alle brandweerposten in de VRNHN blijven overeind!

Het heeft een jaar geduurd, maar met de nieuwe koers van de 16 burgemeesters komt er weer glans op de ontwikkelingen bij de brandweer in de veiligheidsregio Noord-Holland Noord (VRNHN). De vlag kan uit! Het onzalige plan voor het ‘doorontwikkelen’ van de brandweerzorg in de VRNHN, met daarin de sluiting van kazernes Slootdorp en Ursem en het inkrimpen van het takenpakket van posten, blijkt onhaalbaar en verdwijnt definitief in de prullenbak. De nieuwe bestuurlijke uitgangspunten geven daarentegen nog weinig concrete invulling op postniveau. Tot nu toe zijn er ook nog geen nieuwe plannen voor de beoogde inrichting van de brandweerorganisatie opgeleverd. Maar er is weer ruimte voor een optimistische kijk op de toekomst. Posten die in de toekomst in de knel dreigen te komen, worden flink geholpen, aldus de brandweercommandant.

Sociale cohesie
Eerder gaf de korpsleiding aan geschrokken te zijn van wat er in het jaar na de presentatie van de plannen allemaal loskwam. Wij daarentegen waren stomverbaasd over het niveau van die plannen. Een mooie opsteker voor alle vrijwilligers was de onderlinge solidariteit en de brede steun vanuit de lokale samenleving. We denken daarbij onder meer aan de lokale acties van de brandweerposten, de insprekers bij de gemeenteraadsvergaderingen, maar ook aan het in ons gestelde vertrouwen. In de wetenschap dat niet alle posten werden geraakt door de plannen, waren we blij verrast met de grote opkomst en bijval tijdens onze ledenbijeenkomst op 1 juni 2022 in Wieringerwerf. Deze bijeenkomst werd bijgewoond door zo’n honderd vrijwilligers, afkomstig uit 24 posten binnen de VRNHN. De teleurstelling in het bestuur en de korpsleiding was groot. Die geluiden hebben we vertaald in een brief aan de gemeentebesturen. Vervolgens hebben we met inbreng en steun van 31 postcommandanten in een gezamenlijke brief het Algemeen Bestuur met klem verzocht om de bestaande situatie en kazernes in stand te houden en te blijven werken volgens de bestaande, in Nederland geldende normen en kaders voor de inrichting van de basisbrandweerzorg. De VRNHN kwam pas een half jaar later met een reactie.

Gezamenlijke tegenbeweging
Desalniettemin hebben de gezamenlijke tegenbeweging, de talrijke contacten, én informatie-uitwisselingen met onze achterban, geleid tot goede inhoudelijke discussies op de posten en in de gemeenteraden. Zelfs tot vragen in de Tweede Kamer en een bezoek van de Inspectie Justitie en Veiligheid. Naar aanleiding van onze brief en een mondelinge toelichting bij de Inspectie in Den Haag, heeft de Inspectie 30 maart jl. zelfs een bezoek gebracht aan de VRNHN. Tijdens dat bezoek hebben inspecteurs gesproken met leden van de ondernemingsraad en de korpsleiding. Tot welke inzichten dat bij de Inspectie JenV heeft geleid weten we helaas nog niet.

Wel hebben we kennisgenomen van een brief van de voorzitter en de directeur van de VRNHN aan het Algemeen Bestuur. Bijzonder in deze brief is de (onjuiste) stelling, dat het de toestemming van het Algemeen Bestuur is die op basis van artikel 3.1.2 van het Besluit Veiligheidsregio dergelijke experimenten toestaat om de doorontwikkeling van de brandweer mogelijk te maken. Alsof de 16 burgemeesters deze experimenten hebben bedacht.

Geen wettelijke basis brandweerassistent
Voor de goede orde; de nota van toelichting op het Besluit is immers volstrekt duidelijk waar het gaat om de uitvoering van de bij de brede basistaken van de brandweerzorg betrokken eenheden:

“Voor de functionarissen die de eenheden bezetten zijn in of krachtens het Besluit personeel veiligheidsregio’s de functieaanduidingen en de vakbekwaamheidseisen opgenomen die noodzakelijk zijn voor hun functioneren.”

Zoals de toetsingscommissie al heeft aangegeven bestaat er geen wettelijke basis voor de functie ‘brandweerassistent’. Omdat de werkomgeving van brandweermensen geen speeltuin is, voorziet het Besluit personeel veiligheidsregio’s ook niet in ruimte voor individuele veiligheidsregio’s om te experimenteren met kwalificatiedossiers en bijbehorende competenties. Laat staan dat een individuele veiligheidsregio bevoegd is om zelfstandig bestaande kwalificatie- en competentieprofielen te wijzigen. Over het beheren van bestaande kwalificatiedossiers en ontwikkelen van nieuwe kwalificatiedossiers hebben we immers landelijke afspraken gemaakt.
De VBV is graag bereid om mee te denken over een herziening van opleidingseisen en les- en leerstof, maar dan wel conform de gemaakte afspraken.

Nieuwe koers
Eerder dit jaar (17 maart) besprak het Algemeen Bestuur een voorstel voor het instellen van een bestuurlijke adviescommissie brandweerzorg. Deze commissie bestaat uit 5 burgemeesters en de directeur. Die moeten samen nieuwe voorstellen voor de doorontwikkeling beoordelen op bestuurlijke haalbaarheid en noodzaak. Of in gewoon Nederlands: voorkomen dat het Algemeen Bestuur zich met de nieuwe plannen opnieuw belachelijk maakt. Ons advies aan deze bestuurlijke adviescommissie brandweerzorg is om vooral de landelijke ontwikkelingen op het gebied van toekomstbestendige brandweerzorg nauwlettend te blijven volgen, dat voorkomt een hoop gedoe.

Gelet op de oorsprong van alle ontwikkelingen in het afgelopen jaar, en de motivering voor de nieuwe koers, blijven ook wij onverminderd alert en doorgaan met het behartigen van de belangen van de burgers en brandweervrijwilligers in Noord-Holland Noord. Daar kunnen ze op vertrouwen. Uiteraard geldt dat ook voor de overige burgers en brandweervrijwilligers in Nederland. De VBV geeft de Brandweer Vrijwilligers een stem.

Ook een groen licht voor brandweervrijwilligers in Nederland? (update 16 juni 2023)

– Update 16 juni 2023 – Eind mei vroegen we middels onderstaand bericht naar de mening over het idee om privévoertuigen van brandweervrijwilligers in Nederland te voorzien van een groen zwaai- of flitslicht wanneer die onderweg zijn naar de kazerne voor een dringende taak. In totaal hebben 911 respondenten hun mening gegeven. 357 respondenten hebben hun mening toegelicht, variërend van positief tot afwijzend. Uit de verzamelde reacties (bekijk hier de resultaten) blijkt dat een duidelijke meerderheid (76,29%) van de respondenten dat idee wel ziet zitten. Als de resultaten van het proefproject in België dat idee ook schragen, zal dat voor de VBV het vertrekpunt zijn om een dergelijk traject ook in Nederland handen en voeten te gaan geven. De woordvoerder verkeersveiligheid in België verwacht dat de resultaten van het proefproject in België tegen het eind van 2023, dan wel begin 2024 bekend zullen zijn.

Naar aanleiding van een ingediend wetsvoorstel voert de brandweer in België bij wijze van proef een groen zwaai- /knipperlicht in, waarmee vrijwilligers van de brandweer op weg naar de kazerne voor een dringende taak, zichzelf duidelijk herkenbaar kunnen maken. Het Belgische verkeersinstituut VIAS, die het project begeleidt noemt de groene zwaai- of knipperlichten ‘hoffelijkheidslichten’. Het is de bedoeling dat de vrijwilligers deze groene signaalverlichting voeren in hun eigen auto’s en dient als een uitnodiging aan de andere weggebruikers om het privévoertuig voorrang of vlotte doorgang te verschaffen. Uiteraard met inachtneming van de geldende (verkeers)regels.

Het proefproject in België is daarom ook zorgvuldig ingericht door betrokken partijen. Zowel de Vereniging Vlaamse Brandweervrijwilligers (VVB), het Belgische parlement, het onafhankelijk verkeersinstituut VIAS, als ook de brandweer dragen ieder hun steentje bij in het project. In totaal nemen twintig vrijwilligers deel, verdeeld over vier hulpverleningszones. De eerste 4 maanden rijden de deelnemers zonder hoffelijkheidslichten, de laatste 4 maanden rijden de deelnemers met hoffelijkheidslichten om het effect te kunnen meten.

Peiling – situatie in Nederland
Wij zijn erg benieuwd hoe de vrijwilligers in Nederland tegen deze proef aankijken. Daarom roepen we de 19.000 brandweervrijwilligers in ons land op om mee te doen aan onze peiling.
Want ook in Nederland wordt het belang van een snelle opkomst van brandweervrijwilligers onderkend. Niet in de laatste plaats omdat de brandweerzorg in ons land hoofdzakelijk is gebaseerd op vrijwilligheid en burgers hun gevoel van (brand)veiligheid ontlenen aan de wetenschap dat de brandweer snel aanwezig is als dat nodig is.

Dat systeem bestaat bij de gratie van voldoende en snelle beschikbaarheid van mensen. In totaal beschikt de brandweer in Nederland over ca.22.400 brandweermensen, verdeeld over een fijnmazig netwerk van 954 brandweerkazernes. Het merendeel (846) van deze kazernes werkt met vrijwilligers (zo’n 18.100 mensen), die doen dat werk naast hun reguliere werk en zijn meestal niet op de kazerne op het moment dat ze worden opgeroepen. Voor de bestrijding van incidenten worden vrijwilligers door de meldkamer opgeroepen middels een alarmontvanger (pager). Daarop begeven ze zich vanaf hun verblijfplek (thuis, op het werk of elders) naar de kazerne, kleden zich om, stappen in een brandweervoertuig en rijden – afhankelijk van de urgentie en ernst van de melding, met of zonder optische en geluidssignalen – naar de plek van het incident.

Een snelle opkomsttijd is ook een belangrijk kwaliteitskenmerk van de brandweer. Het borgen daarvan begint al bij de werving van brandweervrijwilligers; het woon- en werkadres zijn meestal sterk bepalend voor selectie. Anderzijds vormt de lokale verkeersituatie (dichtheid, obstakels, drempels etc.) ook steeds vaker een knelpunt bij het halen van de normtijden, die door de wetgever formeel zijn verankerd in het Besluit veiligheidsregio’s (Bvr).

De haalbaarheid van deze normtijden is al jaren onderwerp van discussie. De uitvoering ervan herhaaldelijk onderwerp van onderzoek door de Inspectie JenV. De minister van JenV typeerde het laatste landelijk beeld over de opkomsttijden als zorgwekkend. In de afgelopen jaren zien we in Nederland de gemiddelde opkomsttijd ook oplopen. Zo registreerde het CBS in 2014 een gemiddelde opkomsttijd van de brandweer in Nederland van 7,4 minuten. Het NIPV registreerde in 2021 een opkomsttijd van 8:27 minuten.

De burgers in Nederland hebben dus een groot belang bij het verbeteren van de opkomsttijden. Als de inzet van ‘hoffelijkheidslichten’ daartoe kan bijdragen, wil de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (VBV) zich daar graag voor inzetten.

Wat ons betreft begint dat bij een quickscan naar het draagvlak onder de 19.000 brandweervrijwilligers in ons land. We roepen ze op om hun voorkeur via de peiling kenbaar te maken.