Redactie

De zaak Nils, hoe kwam het zover?

De zaak Nils (ECLI:NL:GHSHE:2019:2106), hoe kwam het zover?

Bij de ‘modernisering’ van de rechtspositieregeling voor Brandweer Vrijwilligers in 2009 werd de VBV door de onderhandelingspartijen op procedurele gronden buiten spel gezet. Wel mocht na het afsluiten van het onderhandelingsakkoord de VBV meewerken aan een onderzoek naar de positionering van de Brandweer Vrijwilliger ten opzichte van de in het land gehanteerde bedrijfsvoeringsmodellen voor de inzet van de Vrijwilliger. Het resultaat van dit onderzoek werd in 2011 opgeleverd. In het onderzoeksrapport zijn de conclusies en aanbevelingen keurig in begrijpelijk Nederlands geformuleerd. Zo ook de aanbeveling om te komen tot een rechtspositioneel onderscheid tussen Vrijwilligers en parttimers. Maar het rapport en de aanbevelingen verdwenen helaas in een diepe la.

De veiligheidsregio Limburg-Noord heeft in de keuze voor haar bedrijfsvoeringsmodel in ieder geval geen rekening gehouden met de aanbevelingen uit het rapport, zo blijkt uit de bittere ervaring van Vrijwillig brandweerman Nils, een betrokken burger met een uitgesproken plichtsbesef en een passie om mensen in nood te helpen. Echter, deze achtenswaardige eigenschappen zijn Nils duur komen te staan.

De korpsleiding in de veiligheidsregio Limburg-Noord heeft klaarblijkelijk geen gehoor gegeven aan de oproep van het Algemeen Bestuur in haar vergadering van 9 mei 2014 om rekening te houden met de rechtspositie van Vrijwilligers bij de inzet van SIV’s. Althans dat valt nergens uit op te maken.

In de betreffende vergadering van het Algemeen Bestuur van de veiligheidsregio Limburg-Noord op 9 mei 2014 werd bij agendapunt 7 gevraagd in te stemmen met de Visie brandweervrijwilligers 2.0, de visie repressie 2.0 en het dekkingsplan 2.0.

Omdat  Nils, als Vrijwillig brandweerman, maar ook als kostwinner van een gezin met 4 kinderen, zo lelijk in de kou is komen te staan, zoomen we in op de Visie brandweervrijwilligers 2.0. Daarin staat namelijk de volgende vraag centraal: ‘’In welke rol, positie en met welke wederzijdse verwachtingen worden vrijwilligers bij de afdeling brandweer van de Veiligheidsregio Limburg-Noord ingezet, zodat in de nabije toekomst continue en verantwoorde brandweerzorg gegarandeerd  wordt  in de regio Limburg-Noord?’’ Het stuk lezend wordt er een fors beroep gedaan op de loyaliteit, de flexibiliteit en het verantwoordelijkheidsgevoel van de Brandweer Vrijwilliger. Dit wordt bevestigd in een fragment uit een begeleidend animatiefilmpje; “om brandweerzorg te garanderen gaan we Vrijwilligers inroosteren en inplannen op de kazerne, of op oproep vanuit thuis.” Over een bijbehorende, passende, maar vooral rechtvaardige rechtspositieregeling rept het stuk echter niet.

Zo deed Nils tevergeefs een beroep op doorbetaling van zijn loon nadat hij begin november 2018 plotseling door een hersentumor arbeidsongeschikt raakte. Terwijl voor alle (burger)werknemers een doorbetaling bij ziekte vanzelfsprekend is, vielen de structurele inkomsten uit de diensten als SIV-chauffeur weg, simpelweg omdat hij als Brandweer Vrijwilliger de ambtenarenstatus heeft. Naast de ellende in medisch opzicht, is er nu ook ingrijpende financiële ellende in het gezin van Nils. Wij vinden het jammer dat de veiligheidsregio Limburg-Noord niet iets coulanter met werknemer Nils is omgegaan. Zo had veel onnodig leed kunnen worden voorkomen.

Nu ook minister Grapperhaus met een brief de Tweede Kamer heeft geïnformeerd dat de huidige inrichting en werkwijze ten aanzien van Vrijwilligheid bij de brandweer binnen het bestaande juridische kader niet behouden kan blijven, dienen er stappen te worden genomen. De minister zegt in zijn brief zich hard te willen maken de lokaal verankerde betrokkenheid van Vrijwilligers bij de brandweer te behouden.
Dat behoud begint met een fatsoenlijke en rechtvaardige bejegening van betrokken burgers die bereid zijn noodhulp te verlenen.

Wordt vervolgd.

 

De Stairmaster, durft U nog zo gekeurd te worden?

De Stairmaster, durft U nog zo gekeurd te worden?

Ruim een week geleden mocht ik weer verschijnen op het Periodiek Preventief Medisch Onderzoek. Vanwege mijn leeftijd is dat inmiddels een jaarlijks terugkerende kwelling. Maar omdat ik in maart nogal hard was gevallen op de skipiste met zeer onwillige ribben als gevolg heb ik de test een paar maanden uit moeten stellen. In de periode na de val op de berg was sporten onmogelijk en daarom verscheen ik een stuk minder fit op de keuring dan normaal. Daarom had ik mezelf ook maar een 6 gegeven bij het invullen van de lijst voorafgaand aan de keuring.

Omdat de bloeddruk, de ogen en oren in orde waren mocht ik bij zomerse temperaturen van ruim 30 graden de hal in om daar op de brandbestrijdingsbaan mijn kunsten te vertonen. Dat ging allemaal prima tot aan het bal stoten, de tunnel is voor deze man van 1 meter 80 geen probleem.  Dat bal stoten deed ik vorig jaar helemaal verkeerd en daardoor sloopte ik mezelf. Nu weer een beetje geoefend maar bij de eerste stoot raakte de stang bekneld tussen bal en ring, daar gaan we weer dacht ik. Gelukkig stootte ik daarna achter elkaar tien keer raak en dus was ik dit keer ruim op tijd klaar.

Buiten adem en bezweet probeerde ik in tropische temperaturen te herstellen in de aanloop naar de traplooptest.  In de Veiligheids Regio Utrecht is dat nog steeds De Stairmaster. Met een mat achter het apparaat om het valgevaar te beperken……… Je voelt je bijna veilig, dus wat kon mij gebeuren?

Dus daar gingen we dan weer. Keurige uitleg dit keer, je mag de eerste 15 treden de leuning vasthouden. Daarna armen met de rug tegen de leuning aan en als je in onbalans raakt dan mag je vasthouden, corrigeren en de leuning weer loslaten. (De Brandweer Nederland en Inspectie SZW vertaling uit het Engels voor “Allways grasp handrails firmly”).

Verzwaard met een slordige 40 kilo liep ik vervolgens 70 treden vlot, daarna 20 treden moeizaam en tenslotte 10 treden op mijn tandvlees naar het eind van de test. Dit bij een temperatuur van ruim 30 graden terwijl in de rest van het land het warmte protocol werd ingevoerd. Ik leek wel niet goed wijs.

Terug bij de dokter hoorde ik dat ik een conditie had van een natte krant in vergelijking met voorgaande jaren maar, tot 24 juni 2020 is uw voorzitter weer goedgekeurd en daar was het uiteindelijk om te doen.

Op weg naar buiten zag ik de fiets staan waar je voor sommige functies in onze regio nog steeds op wordt gekeurd en ik dacht wat zou het toch verstandig zijn geweest als vandaag de inspanningstest inclusief hartbewaking zou zijn geweest. Die losse gedachte zette mij ’s avonds verder aan het denken.

Vooral toen een bericht  voorbij kwam van de United States Consumer Product Safety Commission waarin stond dat:

“Core Health & Fitness recalls Stairmaster Stepmill Exercise Equipment due to fall hazard” (lees dat bericht hier).

Mijn eerste gedachte was:

“Hoe zullen ze dat bij Brandweer Nederland en de Inspectie SZW dit keer vertalen”.

Toen ik mij daarna terugtrok in mijn luie stoel werd ik boos. Boos op mezelf. Waarom pikken wij dit nog? Waarom eisen wij als 19000 vrijwilligers bij de brandweer geen veilige keuring. Waarom weer een pilot?

Nu in 4 regio’s waar je in sportkleding zonder ademlucht en extra ballast van 20 kg een steptest doet? Waarom in meer dan 20 regio’s voorlopig nog deze nekkenbreker met potentieel gevaar op blijvende invaliditeit?

Omdat ik ben goedgekeurd ga ik daar namens de VBV weer een jaar aandacht voor vragen. Niet voor mezelf maar voor al die brandweermensen die onnodig ongeschikt worden verklaard en voor de mensen die onnodig gezondheidsrisico’s lopen. (Dus eigenlijk ook een beetje voor mezelf en ik hoop dat u mij dat niet kwalijk neemt).

Daar kunt u de komende periode op rekenen want de VBV is het meer dan zat.

Marcel Dokter

Voorzitter.

 

 

Vrijwilligheid bij de brandweer toekomstbestendig of onhoudbaar?

Vrijwilligheid bij de brandweer toekomstbestendig of onhoudbaar?

De afgelopen week was de vrijwillige brandweer volop in het nieuws. Er is een groot tekort aan Vrijwilligers en ze blijven minder lang in de organisatie. Dit alles als gevolg van maatschappelijke veranderingen. Aldus de experts uit het brandweerveld.
Ook de Inspectie Justitie en Veiligheid constateerde dat er sprake was van een verminderde beschikbaarheid van Brandweer Vrijwilligers. Hierdoor komt een snelle en effectieve hulpverlening in gevaar. Er is modern vrijwilligersmanagement nodig. Wat dat dan ook mag betekenen.

De Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers is als erkend belangenbehartiger van de doelgroep waar het over gaat blij met de warme belangstelling die er nu voor het onderwerp lijkt te zijn. Tegen de achtergrond van het geconstateerde tekort aan Vrijwilligers en de commotie over het verschil in financiële beloning voor dezelfde werkzaamheden met dezelfde opleidingseisen, wat in strijd is met Europese wetgeving, is het volgens de VBV tijd voor een fundamentele discussie.

De schaalvergroting bij de brandweer van lokaal naar regionaal heeft geleid tot harmonisatie. Elke brandweerman of vrouw moest hetzelfde kennen en kunnen. De eisen werden in het kader van de professionalisering steeds verder verzwaard. Door opleidingen, realistische trainingen en keuringen werd de lat steeds hoger gelegd. Hierdoor vielen veel Vrijwilligers uit en namen al dan niet gedwongen afscheid van de brandweer.
Dit is geen maatschappelijke ontwikkeling maar een organisatie ontwikkeling.

In de afgelopen tien jaar is er voor de economische opleving tijdens de magere jaren behoorlijk gereorganiseerd bij de brandweer. De bezuinigingen daalden vooral neer op het lokale kazerne niveau. Kazernes met veertig Vrijwilligers moesten naar dertig en kazernes waar eerst dertig mensen actief waren met twee blusvoertuigen moeten het nu doen met 1 brandweerwagen en 18 Vrijwilligers.
Dit is opnieuw geen maatschappelijke ontwikkeling maar een organisatorische keuze.

In verstedelijkte gebieden waar kazernes waren gesloten en men vanuit een hoofdkazerne met kazerne bezetting ging werken werden Vrijwilligers ingezet om kazerne diensten te doen. Zo zijn er voorbeelden waar binnen 1 veiligheidsregio sprake is van kazernes met 24 uurs beroepsbezetting en kazernes die worden bemenst met gekazerneerde Vrijwilligers. Voor hetzelfde werk gelden dan totaal verschillende beloningen.
Ook dit is geen maatschappelijke ontwikkeling maar een organisatorische keuze.

Door deze veranderingen in de brandweer organisatie voelden Vrijwilligers zich vaak minder gelukkig en niet tevreden. Het grote belevingsonderzoek dat vorig jaar werd gehouden toonde aan dat Vrijwilligers trots zijn op het brandweer vak maar zich vaak een nummer voelden en dat de afstand tot de leiding van de organisatie veel te groot was.

Tegen deze achtergrond ontstaat dan de opvatting dat Vrijwilligheid bij de brandweer wellicht onhoudbaar is. Maar als fijnmazig snelle noodhulp bij brand en ongevallen uitgangspunt blijft dan is Vrijwilligheid onontbeerlijk. In landelijke gebieden is een beroepsbrandweer vanwege het geringe werkaanbod niet efficiënt en bovendien onbetaalbaar. Als slagkracht en het doen van langdurige hulpverlening bij natuurrampen zoals natuurbranden en overstromingen een brandweertaak blijft, dan is Vrijwilligheid absoluut noodzakelijk. Al was het maar om deze vorm van hulpverlening betaalbaar te houden.

Om daar maar de simpele vraag aan te verbinden; als uw keuken in brand staat wilt u dan na 20 minuten de best opgeleide en professionele brandweermens of na een minuut of 8 de lokaal betrokken burger, de brandweervrijwilliger met de spreekwoordelijke  emmer water?

De minister kiest ervoor om het onderzoek naar de houdbaarheid van het systeem top down te laten doen door het Veiligheidsberaad. De VBV pleit ervoor om dit zelfde onderzoek daarnaast ook Bottom Up te doen. Wij willen het aan de Vrijwilligers zelf vragen. Hoe kunnen we Brandweer Vrijwilligheid voor nu en de toekomst borgen?

Wat heeft hij/zij nodig om het Vrijwilligerswerk te doen en vol te houden?

Kan er een differentiatie zijn in opleiding en taakstelling waarbij Vrijwillige Brandweer naast professionele brandweer bestaat en hoe moet die differentiatie er dan uitzien?

Dat daarbij ook maatschappelijke ontwikkelingen een rol spelen is waar, maar laten wij ook samen in de spiegel kijken en doen wat nodig is om toekomst bestendige Vrijwilligheid bij de brandweer te realiseren.

Daarvoor zal de VBV zich inspannen tot de laatste Vrijwilliger het licht uit doet van de kazerne in zijn of haar lokale omgeving. Omdat wij geloven in die hulpverlening van voor en door betrokken burgers. Want dat is de kracht van de Vrijwillige brandweer.

Marcel Dokter
Voorzitter.

Directie veiligheidsregio stelt PPMO Stairmaster buiten gebruik

Directie veiligheidsregio stelt PPMO Stairmaster buiten gebruik

Sinds de invoering van het Periodiek Preventief Medisch Onderzoek (PPMO) zijn teveel brandweervrijwilligers tijdelijk of blijvend ‘ongeschikt’ verklaard op grond van onrealistische  keuringseisen. Tijdens de uitvoering van het PPMO hebben ook tientallen Vrijwilligers (ernstige) blessures opgelopen en zijn daarbij tijdelijk (enkele zelfs blijvend) arbeidsongeschikt geraakt.

Een groot aantal Vrijwilligers heeft daarom de brandweer ontmoedigd verlaten omdat ze niet meer kunnen of willen voldoen aan deze onredelijke eisen. Dit heeft ook een wissel getrokken op de paraatheid van de brandweer in menige kazerne. Betreurenswaardig bovendien is dat – ondanks gemaakte afspraken – er nog steeds geen betrouwbare evaluatiedata voorhanden zijn die duiding kan geven aan de omvang van deze problematiek.

Gezond en fit maar ongeschikt
Uiteraard zijn een goede gezondheid en een goede conditie legitieme basisvereisten voor het werk bij de brandweer. Daarover kan geen misverstand bestaan. Maar of de onverbiddelijke beoordeling van het technisch niet correct uitvoeren van een onderdeel van de fysieke test, zoals het aanraken van de vloer in de aanvalstunnel of een onvolkomen uitvoering van het balstoten, een gezonde Vrijwilliger (hetzij tijdelijk of blijvend) ‘ongeschikt’ maakt voor de brandweer valt ernstig te betwijfelen, laat staan dat ze daarom een (verhoogd) risico op aantasting van de gezondheid en/of veiligheid van hem- of haarzelf en/of derden veroorzaken.

Toch vinden veiligheidsregio’s (werkgevers) het uitsluiten van repressieve activiteiten een gepaste maatregel als de brandweerman, of – vrouw niet volledig voldoet aan de eisen. Maatregelen die op de werkvloer tot veel onbegrip en ontgoocheling hebben geleid. Mensen die altijd vrijwillig klaar hebben gestaan voor de samenleving voelen zich hierdoor afgedankt.

Opmerkelijke opvattingen Inspectie SZW
Datzelfde geldt voor berispen van deze mensen voor het steun zoeken bij de leuning tijdens de traplooptest op een vaste trap en op de Stairmaster. Terwijl de praktijkinstructies voor de brandweer en  de instructies van de fabrikant van de Stairmaster in de veiligheidswaarschuwingen in de gebruikershandleiding aangeven om de (trap)leuning altijd stevig vast te houden, moet zelfs een brandweervrouw (verzwaard met 42,5 Kg) tijdens de test de trap ‘beklimmen’ zonder de leuning vast te houden. Dat leidt volgens de VBV niet alleen tot een verhoogd risico op valpartijen met ernstig letsel, maar is deze instructie ook strijdig met de Arbo wet- en regelgeving. Bij Shell en Unilever loop je zelfs het risico te worden ontslagen als je daar bij het belopen van een trap de leuning niet vasthoudt.

De Inspectie SZW heeft zich in de materie van de PPMO verdiept maar komt tot verrassend milde, volgens de VBV onbegrijpelijke conclusies (waarvan we u hier graag deelgenoot maken) die ook niet zorgvuldig onderbouwd lijken. Ook in dit verband begrijpen wij de roep van prof. mr. Pieter van Vollenhoven om een onafhankelijke Nationale Inspectie.

De wal keert het schip
Nadat de VBV al vaker deze onzinnige PPMO eisen ter discussie stelde, lijken nu ook verschillende veiligheidsregio’s tot dezelfde conclusie te komen. Zo keert de wal gelukkig het schip. Naast veiligheidsregio’s die aangepaste PPMO keuringsprotocollen invoeren voor chauffeurs en andere functies, zijn er nu ook veiligheidsregio’s die (eindelijk) vraagtekens plaatsen bij het gebruik, of beter gezegd; het onveilige gebruik van de Stairmaster en dat ook met de werkgever bespreken.

Rol ondernemingsraad
Een ondernemingsraad dient in lijn met Artikel 28 Wet op de ondernemingsraden, de naleving van de voorschriften op het gebied van de arbeidsomstandigheden te bevorderen. Zo heeft de VR Zuid-Limburg onlangs – op aandringen van die ondernemingsraad – de Stairmaster buiten gebruik gesteld. Wij citeren uit het verslag van de overlegvergadering; “De ondernemingsraad gaat over ARBO zaken binnen de organisatie en volgens de ondernemingsraad is er sprake van een onacceptabel gevaar bij het gebruik van de Stairmaster, welke daarnaast ook nog in strijd is met de Arbowetgeving. Gezien de vele primaire en thans secundaire bezwaren vindt de ondernemingsraad de Stairmaster als keurhulpmiddel dan ook ongeschikt en trekt de ondernemingsraad dan ook de verleende instemming voor het gebruik van de Stairmaster als onderdeel van de PPMO bij deze in.”

Deze situatie doet zich ongetwijfeld niet alleen voor in de veiligheidsregio Zuid-Limburg. Er zijn immers bij de brandweerkorpsen overwegend Stairmaster Gauntlets in gebruik, waarbij – volgens de importeur – een Engelstalige handleiding is geleverd, die stelt dat je de leuning altijd stevig moet vasthouden. Ondertussen is de vervanging van de traploop- en Stairmastertest in voorbereiding en heeft de VBV haar standpunten bij het Landelijk Overleg Brandweer specifieke Arbeidsvoorwaarden (LOBA) kenbaar gemaakt. De VBV vindt dat tot de implementatie van een alternatief, de Stairmaster uitsluitend in overeenstemming met veiligheidsinstructies in de originele handleiding dient te worden gebruikt.

Rechters buigen zich ook over PPMO
De vraag of het PPMO voldoet aan de Arbowet werd recent ook behandeld tijdens een zitting van de meervoudige kamer van de rechtbank Noord-Nederland. Aanleiding voor deze rechtszaak vormde het ontslag van een Vrijwilliger van de brandweer in Veenhuizen. Deze vrijwilliger, in het dagelijks leven Hoger VeiligheidsKundige (HVK), onderbrak zijn PPMO omdat in zijn beleving elementen uit deze test niet voldoen aan de Arbowetgeving. De veiligheidsregio besloot vervolgens de Vrijwilliger te ontslaan op grond van onbekwaamheid of ongeschiktheid anders dan op grond van ziekten of gebreken, zoals bedoeld in artikel 19:42, lid 1, sub d CAR-UWO. De Vrijwilliger tekende bezwaar aan tegen dit besluit. Dit bezwaar werd afgewezen en een beroepsprocedure bij de rechtbank volgde. We hebben deze Vrijwilliger in zijn zaak geholpen en we zijn benieuwd naar het oordeel van de rechters.

Wordt vervolgd.

Zorgen om animo van brandweervrijwilligers

Omroep Zeeland kwam deze week met een bericht over de zorgen om de animo van brandweervrijwilligers. Die zorgen delen wij. De komst van de Wet normalisatie rechtspositie ambtenaren (Wnra) maakte namelijk ook duidelijk dat de in het land gehanteerde bedrijfsvoeringsmodellen voor de inzet van de vrijwilligers mogelijk strijdig zijn met Europese wet- en regelgeving en het gelijkheidsbeginsel in het algemeen. Dit maakt het noodzakelijk de positie en de voorwaarden en arbeidsomstandigheden van de Brandweer Vrijwilliger te herijken en voor de toekomst vast te leggen. Welke gevolgen dat zal gaan hebben is momenteel onderwerp van onderzoek. Wordt dus vervolgd.

Wie beschermt mij?

Wie beschermt mij? Die vraag staat centraal in de vijfde aflevering van De Publieke Tribune. Op sociale media, in horeca, in openbaar vervoer, onderwijs en het ziekenhuis wordt gescholden en bedreigd. Waar komen die bedreigingen en korte lontjes vandaan? En wanneer moet wie handhavend optreden?

Praat mee

Ben jij ook benieuwd naar de oplossingen? Praat mee en stel je vraag! Kom op donderdag 18 april om 15:00 uur naar het Stadhuis van Haarlem. Tussen 15:30 en 17:30 uur nemen we het gesprek op. Breng gerust iemand mee.

VBV solidair met Pensioenactie

VBV solidair met Pensioenactie

Brandweer Vrijwilligers zijn mensen die naast hun activiteiten bij de brandweer, meestal een ander hoofdberoep hebben; bijvoorbeeld lerares, postbode, metselaar, verpleegkundige, automonteur of loodgieter. Ze staan naast hun werk midden in de samenleving, altijd klaar om hun medeburgers in nood te helpen en offeren daar een groot deel van hun vrije tijd voor op.

Hoewel er bij Brandweer Vrijwilligers geen directe relatie ligt tussen hun activiteiten voor de brandweer en pensioenregelingen, krijgen we er allemaal, op enig moment, mee te maken en is het in ieders belang om gezond de AOW- gerechtigde leeftijd te halen.

Omdat we als VBV ook onderdeel uitmaken van de Coalitie voor Veiligheid zijn we solidair met de veiligheidssectoren, die op 18 maart as. gaan actievoeren voor een fatsoenlijk pensioen op het Malieveld in Den Haag. Werknemers van de politie, douane, defensie, ambulance en vele andere sectoren zullen deze dag op verschillende manieren hun ongenoegen uiten tegen het pensioenbeleid van het kabinet.

Vuurwerk blussen? Kijk uit!

CHAF werkpakket 9, 11 oktober 2005

Vuurwerk blussen? Kijk uit!

Vandaag is het precies 28 jaar geleden dat in Culemborg een opslagruimte met vuurwerk ontplofte en denken we aan de slachtoffers en nabestaanden van deze ramp. Onze gedachten gaan ook naar de slachtoffers van de vuurwerkramp in Enschede, de brandweermannen Paul Gremmen, Theo Hesselink, Hans van der Molen en Gerhard Oude Nijeweme in het bijzonder en stellen de vraag; wat hebben we tot op heden hiervan geleerd?

Voor een veilig en verantwoord optreden van brandweermensen zijn een goede opleiding, goed materieel, training, oefening en inzetprocedures immers onontbeerlijk. Wat de inzetprocedures betreft is de recente discussie rond de ‘blusinstructie vuurwerk’ ons niet ontgaan. Naar aanleiding van deze discussie is de VBV onlangs gevraagd om haar mening over deze blusinstructie te geven.

Quick scan
Daartoe hebben we een kort onderzoek gedaan en ons deskundigennetwerk geraadpleegd. De resultaten van dit onderzoek schetsen een verontrustend beeld over de gevaaraspecten van vuurwerk in relatie tot het beoogde optreden van de brandweer. De 25 regionale brandweerkorpsen hanteren geen uniforme instructies bij incidenten met vuurwerk, zo blijkt uit onze Quick scan.

Als het gaat om vuurwerk is sprake van explosie- en brandgevaar. Ten behoeve van de inzet bij een vuurwerkbrand in de klasse 1.4 hanteert bijvoorbeeld de brandweer Haaglanden de instructie; een opstelplaats op 25 meter afstand, ‘normaal optreden’ en het dragen van een veiligheidsbril en gehoorbescherming(!). De brandweer IJsselland daarentegen hanteert de instructie: een opstellijn op 100 meter afstand, uitbreiding voorkomen, omgeving afzetten en ontruimen tot 100 meter.

Veilige inzetstrategie?
Omdat er volgens de VBV een directe relatie is tussen de gekozen inzetstrategie en de veiligheid van onze brandweermensen, hebben deze verschillen in inzetprocedures voor de bestrijding van incidenten met vuurwerk ons verbaasd. Zeker als we kijken naar de grondslag van de instructies in de circulaire ’Bestrijding van ongevallen, waarbij ontplofbare stoffen zijn betrokken’ uit 1985 van het ministerie van Binnenlandse Zaken en de gebeurtenissen die sindsdien hebben plaatsgevonden.

We denken hier bijvoorbeeld aan de brandweerlieden die tijdens een inzet bij een vuurwerkbrand om het leven kwamen; Paul Gremmen, Theo Hesselink, Hans van der Molen en Gerhard Oude Nijeweme in Enschede (2000), Max Jørgensen in het Deense Kolding (2004) en Geoff Wicker en Brian Wembridge in het Britse East-Sussex (2006). Het lijkt er op dat geen van deze brandweermensen wist welke risico’s er schuilden in de opslag van vuurwerk in de subklassen 1.3 en 1.4.

Alleen brandbaar of ook massa-explosief?
Daarnaast is het zeer opmerkelijk dat de in de laatste drie decennia gemaakte opmerkingen over het risico dat vuurwerk in de subklassen 1.3 en 1.4 onder omstandigheden massa-explosief kan reageren, in ons land niet hebben geleid tot een nadere, kritische beschouwing van de gedateerde blusinstructie, terwijl daar volgens de VBV alle aanleiding toe was;

Zo lezen we op blz. 40 van het onderzoeksrapport over de follow-up van de vuurwerkexplosie op 14 februari 1991 in Culemborg onder meer;

“Reeds een week na de explosie rapporteert de betrokken medewerker (op 22 februari) in een vertrouwelijke notitie aan zijn districtsinspecteur over voorlopige onderzoeksgegevens. Uit informatie van deskundigen van o.a. TNO blijkt dat onder omstandigheden 1.3 materiaal massa-explosief kan reageren.”

Ook lezen we in het rapport van de Inspectie Brandweerzorg en Rampenbestrijding (nu Inspectie JenV) over de het brandweeroptreden tijdens de vuurwerkramp in Enschede op blz. 49 onder meer;

“Hierbij wordt opgemerkt dat vuurpijlen, siervuurwerk en groot vuurwerk van de klasse 1.4 zich bij brand gedraagt als vuurwerk van de klasse 1.3”, verwijzend naar de oorsprong van de huidige blusinstructie in de circulaire ’Bestrijding van ongevallen, waarbij ontplofbare stoffen zijn betrokken’ uit 1985 van het ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties. Deze instructie is in 2005 ‘opgewaardeerd’ maar inhoudelijk niet gewijzigd.

‘Worst-case’ scenario?
Uit de brandproeven met ‘worst-case’ scenario’s op de Maasvlakte blijkt op 14 oktober 2000 immers dat een brand, waarbij consumentenvuurwerk betrokken is, blusbaar is, er geen (massa)explosie optreedt en dus ‘beheersbaar’ zijn in de zin dat de brandweer de branden kon benaderen en blussen, aldus TNO in haar rapport. Een lid van de VBV was ooggetuige van deze proeven en heeft zijn twijfels over het hanteren van het begrip ‘worst-case’ scenario.

Brand in opslag met consumentenvuurwerk beheersbaar?
Hoe anders zijn de ervaringen na de ramp in het Deense Kolding op 3 november 2004 en de explosie op 3 december 2006 in het Britse East-Sussex (Marlie Farm explosion). Volgens de beschikbare informatie lag op beide plekken consumentenvuurwerk in de subklassen 1.3 en 1.4 opgeslagen, dat volgens experts onder omstandigheden naast brand ook massa-explosief kan reageren. De schadebeelden komen overeen met die van Enschede. In Denemarken werden 75 huizen en 12 bedrijven compleet verwoest. Een geluk bij een ongeluk was dat de brandweer en politie uit voorzorg de omgeving had ontruimd. De explosie in Engeland vond plaats op een afgelegen landgoed.

CHAF-project
De Europese Unie (EU) heeft van 2003 tot 2006 een project gefinancierd met de titel: ‘Quantification and Control of the Hazards Associated with the Transport and Bulk Storage of Fireworks’ (CHAF). Het doel van het CHAF-project was om fundamenteel onderzoek uit te voeren om te onderzoeken of correct geclassificeerd vuurwerk, dat als niet-massa-explosief (1.3 of 1.4) werd geclassificeerd, aanleiding geeft tot een massa-explosie (1.1) wanneer het in grote hoeveelheden aanwezig is. Dit project werd uitgevoerd door deskundigen uit Nederland (TNO), Duitsland (BAM) en het Verenigd Koninkrijk (HSE en HSL) en was opgedeeld in tien werkpakketten (zie rapport blz. 3 en 4).

Op 11 oktober 2005 vonden in Stalowa in Polen twee zogenaamde ‘full-scale’ proeven uit ‘werkpakket 9’ plaats met twee containers, waarvan er één beladen was met door TNO als 1.4G geclassificeerd vuurwerk. De andere container bevatte 1.3 geclassificeerd vuurwerk. Een lid – tevens expert op het gebied van gevaarlijke stoffen – van de VBV was ooggetuige bij deze twee  proeven. Tot ieders verrassing ontploften beide containers waarbij fragmentatie tot op 500 meter plaatsvond.

Regionaal commandant verzoekt om passende maatregelen
De onverwachte, heftige uitkomsten van deze proeven veroorzaakten onrust bij de Nederlandse hulpverleners die daarbij aanwezig waren. Op grond van hun bevindingen vroeg de regionaal commandant van de veiligheidsregio Noord Holland-Noord in zijn brief van 27 oktober 2005 aan de directie Brandweer en GHOR van het ministerie van BZK om ‘passende maatregelen’ zoals op korte termijn de les- en leerstof en instructies te bezien.

In de circulaire ‘Optreden van de brandweer bij een vuurwerkbrand’ van 29 november 2005 van de minister van BZK wordt verwezen naar eerdere testen op volle schaal, zoals op de Maasvlakte in 2000 en ziet de minister in de resultaten van de proeven in Polen geen reden om tot een andere benadering van vuurwerkbranden over te gaan. Ook is er geen reden te twijfelen aan de classificatie van het Nederlandse consumentenvuurwerk, aldus de minister. De richtlijnen blijven ongewijzigd. Ook op de vraag van de huidige minister van Justitie en Veiligheid aan Brandweer Nederland blijkt er geen sprake van gewijzigde inzichten en blijven de gedateerde instructies uit 1985 gehandhaafd.

De andere kijk op vuurwerk
De VBV is verbaasd over dit standpunt. Niet in de laatste plaats omdat er nogal wat aanwijzingen zijn die op zijn minst onderzocht zouden moeten worden; de Inspectie Leefomgeving en Transport constateert al jaren op rij dat bijna een kwart van alle in Nederland legaal geïmporteerd vuurwerk niet voldoet aan de veiligheidseisen. Laten we ook maar nadenken over de gevolgen over de grote hoeveelheden illegaal vuurwerk wat vanuit het buitenland naar Nederland wordt gehaald of via de havens, per spoor of over de weg ons land binnenkomt.

Het Vuurwerkbesluit is in 2002 als direct gevolg van de vuurwerkramp in Enschede in werking getreden en in 2007 geëvalueerd. In het evaluatierapport worden verschillende suggesties en aanbevelingen gedaan. In dit rapport vragen deskundigen zich af of aangelegde voorzieningen ook daadwerkelijk de ongewenste domino-effecten voorkomen en stellen ze dat er weinig over brandgedrag en brandoverslag bekend is (blz. 22, Knelpunt 1: ‘Voorzieningen brandoverslag’).

De brandweer vindt (blz. 58, ‘knelpunt 4; brandweer’) dat er te weinig naar deskundigen op het gebied van het gedrag van vuurwerk in opslagen wordt geluisterd. Er wordt volgens een aantal geïnterviewden onvoldoende lering getrokken uit de incidenten die hebben plaatsgevonden.
Er wordt te weinig gedaan met gesignaleerde knelpunten.

In contradictie met het als ‘beheersbaar’ gekwalificeerde scenario, wordt gesteld (blz. 59, ‘knelpunt 5: testen’) dat de proeven op de Maasvlakte niet realistisch geweest zijn voor de gemiddelde vuurwerkopslag in Nederland en is een ‘worst case scenario’ niet getest. Er wordt daarom gepleit voor aanvullende proeven waarbij meer onderzoek gedaan wordt naar vuurwerk in grotere opslagen (in aanvulling op CHAF).

Het bleef stil…….
Maar sindsdien bleef het stil. De discrepantie tussen het handhaven van een gedateerde blusinstructie en de conclusies en aanbevelingen naar aanleiding van de evaluatie van het Vuurwerkbesluit en de recente constatering van het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) in het rapport van 23 augustus 2018 over het sprinklerincident in de vuurwerkopslag in Ulicoten dat specifieke kennis van de gevaarzetting van vuurwerk beperkt is, baart ons grote zorgen. We willen niet dat er nog meer onnodige slachtoffers vallen.

Onderzoek door IFV en Inspectie JenV
Daarom hebben we de bevindingen en suggesties naar aanleiding van ons onderzoek op 24 januari jl. gedeeld met de ambtelijke organisatie van het Ministerie en de vaste Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid (lees deze hier). We zijn dan ook ingenomen met de toezegging van Minister Grapperhaus van 1 februari jl. dat er nu onderzoek gaat plaatsvinden. Enerzijds omdat daarmee alle vormen van onduidelijkheid over de gevaarzetting van vuurwerk en het handelingsperspectief van de brandweer kunnen worden weggenomen. Anderzijds kunnen we de specifieke deskundigheid van onze leden mede in het onderzoek van het IFV inbrengen.

Het zou voor de Inspectie JenV bovendien goed zijn om te onderzoeken in welke mate de in de brief van het hoofd van de Inspectie van 11 oktober 2005 genoemde relevante feiten en ontwikkelingen tot andere inzichten hebben geleid. Het hoofd van de Inspectie stelt immers dat de werkwijze van de brandweer in Nederland bij een vuurwerkbrand – naar zijn inschatting – nader dient te worden beschouwd. Een dergelijke ‘bijvangst’ geeft dan ook inzicht in de opvolging van de aanbeveling om risico’s voor brandweerpersoneel beheersbaar te houden en zo veel mogelijk te verminderen.

De VBV zal daar aandacht voor blijven vragen, daar kunt op rekenen!

De VBV soms tegendraads maar op basis van inhoudelijke argumenten.

De VBV soms tegendraads maar op basis van inhoudelijke argumenten.

De VBV verenigt zich rond de inhoud van het vak en daarom hebben wij een mening over onderwerpen en beleidsvoornemens die op gespannen voet staan met de kwaliteit van het vak.

Ook als het over zaken gaat die de veiligheid van de brandweermensen aantasten dan laat de VBV van zich horen. Ook dan soms fel maar altijd inhoudelijk. Wij nodigen iedereen van harte uit om het met onze opvattingen oneens te zijn. Wij zijn ervan overtuigd dat de VBV door deze werkwijze een zinvolle bijdrage levert voor de positie van de Brandweer Vrijwilliger. Over een aantal van die onderwerpen wil ik u in deze “Van de voorzitter” informeren.

In de Tweede Kamer is onlangs de Motie Helder met algemene stemmen aangenomen. In die motie wordt de Minister van Justitie en Veiligheid opgeroepen in overleg te gaan met het brandweer werkveld. Er kan, aldus de Motie, geen sprake zijn van een brancherichtlijn zonder dat het werkveld is betrokken bij die richtlijn. In dit Uitruk Op Maat dossier was de VBV vooral tegendraads in 2013 toen het WODC onderzoek deed naar een ‘Beoordelingskader Effecten Variabele Voertuigbezetting’. De VBV zegde haar medewerking op toen bleek dat de projectleider van het WODC onderzoek tegelijkertijd projectleider was van het project Nieuw Rood in de veiligheidsregio waar de meest radicale inzet methode voor tweepersoons brandweervoertuigen werd gedaan. Destijds viel het Ministerie van Justitie en Veiligheid, het WODC, Brandweer Nederland en adviesbureau Berenschot over die tegendraadse VBV heen. Want wij waren geen betrouwbare partner. Met de kennis van nu sloegen wij destijds de spijker op zijn kop want, wat het WODC deed was niet objectief, niet onafhankelijk en ook niet wetenschappelijk.

Op het gebied van de brandweerkeuring en het gebruik van de Stairmaster heeft de VBV ook haar tegendraadse reputatie meer dan waar gemaakt. Wij zijn van mening dat dit apparaat verkeerd wordt gebruikt. De handleiding van de fabrikant wordt niet gevolgd. Dit zorgt voor gevaarlijke situaties. Dit gevaar wordt vergroot doordat wij het apparaat gebruiken terwijl wij door kleding en extra gewicht ca. 40 kilo zwaarder zijn dan ons lichaamsgewicht. Hierdoor zijn in het land ongelukken gebeurd met blijvend letsel tot gevolg. Brandweer Nederland en de Inspectie S.Z.W. vielen over de VBV heen want wij hadden verkeerde informatie verspreid en de gebruikshandleiding verkeerd vertaald. Daarom hebben wij een erkend vertaalbureau dat is gespecialiseerd in het vertalen van dit soort documenten, de gebruikshandleiding van de verschillende varianten van de bewegende trap laten vertalen. Met de resultaten van die vertaling in de hand zijn wij er nog steeds van overtuigd dat tijdens het P.P.M.O. de Stairmaster wordt gebruikt in strijd met de geldende gebruiksvoorschriften. Daardoor worden bedrijfsongevallen veroorzaakt en dat vindt de VBV onacceptabel.

In de Tweede Kamer is de blusinstructie vuurwerkbranden onderwerp van gesprek. Toen de VBV hierover werd bevraagd hebben wij de experts op dit gebied in onze achterban gevraagd zelf dit dossier te onderzoeken. Over de uitkomsten van ons eigen onderzoek hebben wij de Kamer en de Minister geïnformeerd. In de meeste landen om ons heen wordt de brandweer geadviseerd om op grote afstand defensief op te treden en de onmiddellijke omgeving van de brand te evacueren. In Nederland luidt de instructie dat er bij de vuurwerkklasse 1.4 offensief kan worden opgetreden op een afstand van 25 meter. Omdat er concrete aanwijzingen zijn dat dit soort vuurwerk in een aantal situaties massa explosief kan reageren hebben wij de Minister gevraagd hierover onafhankelijk onderzoek te laten doen. Wij zijn verheugd dat de Minister een onderzoeksopdracht aan het IFV heeft verstrekt en hebben de minister inmiddels gevraagd hieraan onze bijdrage te mogen leveren.

Ook in dit dossier kan de VBV tegendraads worden genoemd. Wij zijn het immers niet eens met de geldende blusinstructie die tot voor kort nog werd bevestigd als juist door de voorzitter van Brandweer Nederland. Maar ook hier zijn wij ervan overtuigd dat wij in het belang van de veiligheid van alle brandweermensen in ons land in dit soort gevallen toch maar beter tegendraads kunnen zijn.

Op deze tegendraadsheid in het belang van uw veiligheid kunt u ook dit jaar op ons rekenen.

Marcel Dokter

Voorzitter

Gelukkig Nieuwjaar

Gelukkig Nieuwjaar

Op 31 december om 23.45 gaat mijn pieper af.
Prio3 opkomen naar kazerne en melding via de VRU app.
Zo sloot ik het jaar af in de omgeving waar ik mij inmiddels al meer dan 35 jaar thuis voel, de Vrijwillige Brandweer.
Samen met mijn maatjes van de nuchtere ploeg Brandweer Vrijwilligers uit Wilnis gingen wij een buitenbrand blussen. Een grote stapel stro en zaagsel langs de provinciale weg zorgde voor rook en stank overlast en omdat de omwonenden bleven bellen werden wij gealarmeerd.
Dit voorval zorgde er voor dat wij het nieuwjaar dus niet met partners en familie vierden maar samen met de collega hulpverleners, de noodhulp ploeg van de politie en met de maatjes van de Vrijwillige Brandweer.

Vanmorgen zag ik dat Wilnis echt niet bijzonder was. Een grote opsomming van uitrukken voor autobranden overal in het land, vliegvuur door een uit de hand gelopen vreugdevuur in Scheveningen, explosies met gewonden en natuurlijk heel veel buitenbranden.
Het betekent voor veel lezers van die berichten iets anders dan voor mij. Die lezers zien niet dat er dus duizenden Brandweer Vrijwilligers hebben klaar gestaan om juist ook op de grens van oud en nieuw anderen te helpen zodra de hulpvraag kwam.
Juist op het moment dat je tegen de mensen om je heen die je lief hebt wil zeggen dat het een mooi jaar was, dat je hen het beste toewenst, word je weggeroepen om anderen te gaan helpen.
Elk jaar moet ik in mijn groep van twintig mensen vragen wie daarvoor beschikbaar is en elk jaar vind ik tenminste 8 mensen bereid om dat te doen en dat is bijzonder.
Hoewel, overal in Nederland lukt dat dus zo bijzonder is het misschien niet eens.
Omdat ik het toch bijzonder vind heb ik vanmorgen de mensen van mijn kazerne bedankt voor dat wat zij in de afgelopen nacht hebben gedaan en ik heb ze gevraagd mijn dank vooral over te brengen aan hun partners en familieleden die zij gisteren alleen achter moesten laten.

De afgelopen dagen was er ook aandacht voor het fenomeen agressie tegen hulpverleners. De minister-president, de minister van Justitie en Veiligheid en een aantal burgemeesters vertelden voor het oog van de camera: “handen af van onze hulpverleners”.
Zij doen bijzonder werk, verlenen hulp aan mensen in nood en wij accepteren niet dat juist die groep mensen met vuurwerk wordt bekogeld.
Dat is een mooi gebaar en ook de morele verontwaardiging in de maatschappij over dit vreemde fenomeen is een hart onder de riem voor veel hulpverleners.

Nog mooier is het dat mevrouw Antoinette Laan, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal voor de VVD heeft besloten dat zij vindt dat Brandweer Vrijwilligers die dit bijzondere werk voor de samenleving twintig jaar hebben gedaan wel in aanmerking moeten blijven komen voor een Koninklijke Onderscheiding.
Want de Kanselarij der Nederlandse Orden die de Koning over onderscheidingen adviseert heeft in al haar wijsheid besloten dat het Brandweer Vrijwilligers werk alleen onvoldoende is om in aanmerking te komen voor een lintje van de Koning. Dit omdat Vrijwilligers bij de Brandweer een ruime financiële vergoeding ontvangen.
Voor de duidelijkheid, de mensen uit mijn groep die met oud en nieuw niet thuis waren ontvangen hiervoor – afhankelijk van hun functie – twintig of dertig euro.
Dit als gevolg van een door de Vereniging Nederlandse Gemeenten vastgestelde rechtspositie regeling. Die ooit aan diezelfde Brandweer Vrijwilligers is opgedrongen als onkostenvergoeding.
Ook een aantal burgemeesters in ons land nam het op voor de Vrijwilligers bij de Brandweer en dat is heel mooi.

Omdat ik trots ben op dat bijzondere werk dat door 19000 mensen in ons land in stilte wordt gedaan en omdat ik trots ben om de voorzitter te zijn van ruim 6000 mensen die zich in de VBV hebben georganiseerd leek het mij gepast om ook zelf aandacht te vragen voor dit vreemde besluit van de Kanselarij der Nederlandse Orden.
Maar als je zelf om een onderscheiding moet vragen dan wordt die onderscheiding minder waard.
Omdat ik vind dat twintig jaar bij nacht en ontij alles laten vallen om anderen te gaan helpen wel heel bijzonder is, had ik een ander besluit verwacht.
Gelukkig is de bereidheid van de Vrijwilligers bij de Brandweer om anderen te helpen onvoorwaardelijk en juist daarom wil ik alle hulpverleners van Nederland en die Brandweer Vrijwilligers en hun gezinnen een gelukkig, gezond en vooral veilig 2019 toewensen.

Marcel Dokter
Voorzitter.