Redactie

Leuning vasthouden tijdens de Stairmastertest? Oordeelt u zelf.

Leuning vasthouden tijdens de Stairmastertest? Oordeelt u zelf.

Onlangs heeft Brandweer Nederland de regio’s laten weten dat de VBV onjuiste informatie over het vasthouden van de leuning van de StairMaster het land in heeft gestuurd.
Dit op basis van de conclusie van de Inspectie SZW dat de VBV een verkeerde interpretatie vanuit de vertaling van de gebruikshandleiding heeft gegeven. Volgens de Inspectie SZW geeft de handleiding aan dat bij het vasthouden van de leuning een minder intensieve training ontstaat.

Omdat wij denken dat juist die vertaling onjuist is hebben wij een erkend vertaalbureau ingeschakeld om aan alle twijfel een eind te maken. Wij nodigen onze leden uit om vooral het hele artikel te lezen en daarna zelf te concluderen wie onjuist informeert. Wij zijn in ieder geval nog steeds van mening dat het heel verstandig is om de leuning vast te houden wanneer je verzwaard met zo’n 42 Kg de traplooptest op de StairMaster moet doen. Dit met het oog op uw eigen veiligheid.

Aanleiding
Het PPMO blijft de gemoederen bezighouden. De oorsprong van de recente discussie over het gebruik van de leuning tijdens de Stairmastertest ligt onder meer in het resultaat van de beperkte steekproef van de Inspectie SZW van 6 september ‘18, de ‘noodzakelijke aanpassingen’ van het testprotocol voor de Stairmastertest door Brandweer Nederland op 21 november ‘18, en niet in de laatste plaats ons artikel van 24 november ‘18 op onze website.

Naar aanleiding van dit artikel ontvangt de VBV op 27 november ’18 een reactie van de Inspectie SZW. Volgens de Inspectie SZW bevat ons artikel ‘feitelijke onjuistheden’ en krijgt de VBV het dringende verzoek van de Inspectie SZW de tekst aan te passen ‘zodat er geen onjuistheden meer vermeld zijn’. 

Ook de Landelijk projectleider PPMO Brandweer Nederland voelt zich genoodzaakt om alle PPMO coördinatoren te informeren over de conclusies van de Inspectie SZW. De kern van de boodschap aan de PPMO coördinatoren luidt:

“De berichtgeving van de VBV klopt helaas niet. Vandaag is een email vanuit de inspectie naar de VBV gestuurd waarin dringend verzocht wordt de feitelijk onjuistheden te rectificeren.”

In het bericht staan de ‘inhoudelijk feitelijke onjuistheden op de website van de VBV’ ook opgesomd:

  1. Vasthouden leuning; in de handleiding van de stairmaster staat dat je de handrail stevig vasthoudt bij ‘getting started’. De leuning moet dan ook vastgehouden worden als de stairmaster wordt betreden. Op pagina 7 wordt zelf nog gewaarschuwd dat als je de leuning blijft vasthouden en steunt dat hiermee de fysieke belasting minder zal zijn.
  2. VBV stelt verder op de site dat het valgevaar onverminderd bleef bestaan. De Inspectie SZW heeft aangegeven dat de stairmaster met kleine aanpassingen gebruikt mag worden voor de PPMO test en maatregelen zijn getroffen om valgevaar te voorkomen. Het gaat onder andere om het aanbrengen van matten.
  3. De VBV schrijft verder dat een ongeval met een van haar leden heeft plaatsgevonden met blijvende invaliditeit tot gevolg. Dat betreft dan een meldingsplichtig ongeval en de Inspectie SZW zou op de hoogte moeten zijn omdat dan een ongevalsonderzoek zou zijn ingesteld. De inspectie kent echter geen ongeval met de stairmaster dat tot blijvende invaliditeit heeft geleid.
  4. De inspectie constateert dat er sinds het gesprek met de VBV over PPMO (februari 2018) geen enkele melding meer is geweest van een ongeval tijdens PPMO bij de inspectie.

Geen rectificatie
De VBV ziet nog steeds geen aanleiding om het artikel aan te passen, noch over te gaan tot de gevorderde rectificatie. Simpelweg omdat wij vinden dat er geen onjuistheden in het artikel staan vermeld. Maar ook omdat er nog steeds ongevallen gebeuren en mensen ernstig letsel oplopen tijdens het PPMO. Daarom is achterover leunen voor ons geen optie. Wij adviseren onze leden daarom nog steeds om voor hun eigen veiligheid zich aan de gebruiksrichtlijnen van de fabrikant te houden. Het kan volgens de VBV dan ook niet zo zijn dat het vasthouden van de leuning door de kandidaat als ‘niet correct’ wordt beoordeeld. Immers heeft naast de werkgever, ook de werknemer de verplichting om de StairMaster te gebruiken in overeenstemming met de originele gebruikshandleiding. Wij zullen de verantwoordelijke partijen van onze standpunten in kennis blijven stellen.

Zorgvuldige analyse
De VBV gaat altijd zeer zorgvuldig om met het innemen en onderbouwen van standpunten. Je mag het natuurlijk altijd en ook volslagen oneens zijn met onze standpunten, maar beweren dat onze berichtgeving niet klopt, vergt wel een nadere beschouwing en onderbouwing. Vooral als het gaat om de veiligheid van onze brandweermensen en, zoals in dit geval, van kandidaten tijdens de uitvoering van het PPMO. Dat zou ook in het belang moeten zijn van de Inspectie SZW en de Landelijk projectleider PPMO Brandweer Nederland, die ook nog eens voorzitter is van de Vakgroep Arbeidsveiligheid van Brandweer Nederland.

Daarom geven we graag een inhoudelijke reactie op de 4 ‘‘inhoudelijk feitelijke onjuistheden’:

  1. Vasthouden leuning in relatie tot de gebruikshandleiding; Om een zo hoog mogelijk veiligheidsniveau te waarborgen voor werknemers zijn in paragraaf 1.7.4. van de machinerichtlijn (2006/42/EG) regels opgenomen over de gebruiksaanwijzing en de vertaling ervan. De gebruikershandleiding moet volledig en juist zijn met een verklaring die is opgesteld en ondertekend door de fabrikant. De importeur van de StairMaster Gauntlet en StepMill 5 (MoveToLive) heeft naar ons schriftelijk verklaard geen Nederlandstalige handleidingen te hebben verstrekt maar dat standaard er altijd een geprinte (originele) Engelstalige handleiding bij werd geleverd. Een Nederlandstalige handleiding heeft de VBV nooit gezien.

    Indien er een Nederlandstalige handleiding is opgesteld mag deze niet in strijd zijn met de oorspronkelijke gebruikshandleiding. Dat geldt helemaal voor de (waarschuwing)instructies voor een veilig gebruik. De fabrikant (Core Health & Fitness, Vancouver USA) verstrekt deze oorspronkelijke, Engelstalige handleiding (Owner’s Manual) voor de StairMaster Gauntlet met de betreffende veiligheidsinstructie ‘Always grasp handrails firmly’ voor de Stairmaster StepMills tot op heden via zijn website.   

    Uit deze originele handleiding hebben we de belangrijkste elementen voor een veilig gebruik (blz. 5 en 7) laten vertalen door een in het vertalen van handleidingen gespecialiseerd en gecertificeerd vertaalbureau. De tekst op het ‘waarschuwingslabel algemeen oefengebruik’ en de beschrijving van het beoogde gebruik is de Inspectie SZW bekend en laat naar de mening van de VBV niets aan de verbeelding over. De door de Inspectie SZW gegeven uitleg van de instructie op bladzijde 7, dat ‘de railing juist niet moet worden vastgehouden’, leest de VBV er niet in.

    Om te voorkomen dat het gebruik van de Stairmaster gevaren voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers oplevert (zie artikel 7.3, tweede lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit), wordt dit arbeidsmiddel uitsluitend gebruikt voor het doel, op de wijze en op de plaats waarvoor zij zijn ingericht en bestemd (naleving van de voorschriften voor arbeidsmiddelen is een verplichting van zowel werkgevers als werknemers). De veiligheids- en gebruiksinstructies in de originele handleidingen van de Stairmaster® 7000PT StepMill®, Gauntlet®, StepMill® 3, StepMill® 5 en StepMill® SM916 zijn glashelder en laten geen ruimte voor de instructie ‘u loopt zonder de leuning vast te houden’. 
  2. Aan de oorspronkelijke opzet van de brandweerstairmastertest komt op 3 maart 2015 een abrupt einde. In Terneuzen wordt door de Inspectie SZW het onderdeel Stairmaster van het PPMO uit veiligheidsoverwegingen met onmiddellijke ingang stilgelegd. De Inspectie SZW heeft geconstateerd dat er bij de StairMaster beknellings- en valgevaar bestaat. Het gaat om de mogelijkheid tot beknelling van de voet in de open ruimte tussen de wegdraaiende onderste trede en de rand van het veiligheidsplatform. Het valgevaar bestaat uit de combinatie van het gewicht van de uitrusting- en kledingstukken, het gewicht van de brandslangen en het dragen daarvan onder de armen. Ook blijkt dat er voor het PPMO (brandbestrijdingsbaan, traplooptest en Stairmastertest) geen risico- inventarisatie en evaluatie (RI&E) is opgesteld.

    Nadat de Stairmasters weer in de oorspronkelijke staat waren teruggebracht en een RI&E was opgesteld werd in september 2015 het protocol voor de Stairmastertest door het LOBA aangepast en is het sindsdien niet meer verboden om de leuning beet te pakken als men in onbalans raakt. Dit betreft dus geenszins een nieuwe aanpassing of nieuwe instructie. Echter; het aantal (bijna-)ongevallen met de StairMaster verminderde daarmee niet, zo blijkt uit de eigen evaluatie-rapportage van de Landelijk projectleider PPMO Brandweer Nederland.

    Door de ‘noodzakelijke aanpassingen’ van de Inspectie SZW verdwijnt de ‘menselijke buffer’ en moeten achter de StairMaster valmatten als valbeveiliging geplaatst worden. Daarmee geeft volgens de VBV de Inspectie SZW impliciet aan dat er een reëel risico op valgevaar is. De laatste ‘afstap’ op de StairMaster bevindt zich ook niet op een gebruikelijke hoogte van maximaal 0.21 m (Bouwbesluit) maar op 0.56 m. Dit verschil heeft al tot ernstig letsel geleid. De VBV heeft ook niet de indruk dat een simpele valmat een achterwaartse val van de kandidaat, die naast een ademluchtfles op de rug, is voorzien van uitrusting- en kledingstukken én een loodvest met een totaalgewicht van zo’n 42 Kg, afdoende kan breken.

    De Inspectie SZW geeft verder aan dat de kandidaat nu zelf het controlepaneel / de stopknop moet kunnen bedienen omdat een teken aan de testleider te traag is. Deze aanpassing wringt volgens de VBV met het in de RI&E geconstateerde gevaar dat de kandidaat door het dragen van adembescherming (beperking gezichtsveld) geen optimaal zicht heeft op het controlepaneel met de stopknop om de test af te breken. Volgens de VBV vormt de brandweerstairmastertest met de nieuwe aanpassingen een groter risico op valgevaar en letsel dan voorheen.

    Overigens zijn in het landelijk overleg brandweer specifieke arbeidsvoorwaarden (LOBA) afspraken gemaakt over de partijen die het protocol van het PPMO vaststellen. Daarover zijn de werkgevers schriftelijk geïnformeerd. Aanpassingen van het PPMO, en daarmee ook het betreffende protocol voor de Stairmastertest, zijn derhalve onderwerp van onderhandelingen in het LOBA. De op 21 november ‘18 door Brandweer Nederland gepubliceerde ‘kleine aanpassingen’ van het protocol voor de Stairmastertest zijn niet het resultaat van overeenstemming in het LOBA. Bovendien was de instructie dat de leuning mag worden vastgehouden als je uit evenwicht raakt al in 2015 in het LOBA overeengekomen. De gewijzigde omstandigheden hebben echter niet geleid tot geen daling van het aantal (bijna-)ongevallen met de Stairmaster zo blijkt uit de inventarisatie door de Landelijk projectleider PPMO.

  3. Dat de Inspectie SZW niet op de hoogte is van ongevallen met blijvend letsel vinden we betreurenswaardig. De VBV heeft de Inspectie SZW immers bij herhaling geïnformeerd over (ernstige) ongevallen tijdens het PPMO. Ook nog in onze brief van 16 januari 2018. De ongevallen met blijvend letsel (vermindering longcapaciteit met 17% en volledig arbeidsongeschikt verklaard wegens knieletsel) hebben plaatsgevonden in de regio’s Zeeland en IJsselland en moeten op grond van de meldingsplicht bij de Inspectie SZW bekend zijn. De verantwoordelijkheid voor het verzamelen en rapporteren van  gegevens over deze, én andere ongevallen, laat staan het ontbreken ervan, ligt uiteraard niet bij de VBV maar bij de 25 werkgevers.

  4. Het feit dat de Inspectie SZW na het gesprek met de VBV van 21 februari 2018 geen enkele melding heeft gekregen van een incident met betrekking tot de PPMO of het gebruik van de StairMaster betekent natuurlijk niet dat er geen (bijna-)ongevallen op de PPMO banen in ons land gebeuren, of gebeurd zijn. Een mogelijke verklaring voor het ontbreken van deze informatie is dat gemaakte afspraken en verplichtingen veelal niet worden nagekomen en er kennelijk weinig vertrouwen is in het handhaven ervan. Vooral als het gaat om een systematische aanpak van veiligheidsrisico’s. De Inspectie SZW concludeerde immers al in 1999/2000 dat bij verschillende korpsen onvoldoende aandacht was voor een gestructureerd arbobeleid. Dezelfde conclusies werden ook getrokken na inspectierondes in 2006/2007, 2010/2011 en 2014/2015.

    Ook zijn er al in 2010 afspraken gemaakt door de betrokken partijen in het LOGA over onder meer een evaluatie van de praktische uitvoerbaarheid en de normering van het PPMO. Deze afspraken zijn in januari 2014 nog eens door de Raad Brandweer Commandanten (RBC) in een ‘Basisdataset PPMO’ opgenomen en vastgesteld. Naast gegevens over verschillende onderdelen van het PPMO, dienen de regio’s te beschikken over het aantal ‘blessures ontstaan vanuit PPMO’.

    In het licht van deze afspraken vinden wij het opmerkelijk dat de Landelijk projectleider PPMO, tevens voorzitter van de landelijke vakgroep arbeidsveiligheid van Brandweer Nederland, én auteur van het rapport ‘Evaluatie PPMO’, in dit rapport op bladzijde 9 moet concluderen dat – na een herhaalde oproep – door 9 van de 25 regio’s (bijna-)ongevallen tijdens het PPMO niet worden gemeld.

Samenvatting
Met deze laatste constatering komen we bij de afweging van het ingebrachte feitenmateriaal:

Omdat het gaat om de veiligheid en gezondheid van onze brandweermensen heeft de Inspectie SZW de wettelijke plicht om de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen te vergaren en haar besluit om niet handhavend op te treden, en de noodzakelijk geachte aanpassingen te voorzien van een deugdelijke en navolgbare motivering. Een dergelijke motivering hebben wij in de brieven en reacties van de Inspectie SZW niet kunnen ontdekken.

De VBV heeft hierboven getracht haar standpunt te onderbouwen met feiten. Dat hebben we gedaan  met behulp van de in onze achterban aanwezige kennis van – zoals in dit geval – hoger veiligheidskundigen en door een beroep te doen op deskundige externe partijen. Op basis van deze informatie adviseren we onze leden om voor hun eigen veiligheid zich aan de gebruiksrichtlijnen van de fabrikant te houden. Het kan volgens de VBV dan ook niet zo zijn dat het vasthouden van de leuning door de kandidaat als ‘niet correct’ wordt beoordeeld. Immers heeft naast de werkgever, ook de werknemer de verplichting om de StairMaster te gebruiken in overeenstemming met de originele gebruikshandleiding.

Wij laten graag het oordeel over aan de lezer.

Einde traplooptest in zicht
Momenteel is de VBV betrokken bij het ontwikkelen van een alternatief voor de traplooptest. Daarnaast hebben we deze opmerkingen ook in de richting van het LOBA gemaakt in de hoop dat we binnen afzienbare termijn bij de brandweer een veilige fysieke test kunnen implementeren.

Koninklijke Onderscheiding voor Brandweer Vrijwilligers op de schop

Koninklijke Onderscheiding voor Brandweer Vrijwilligers op de schop.

Sinds 1 mei 2005  komen leden van de Vrijwillige Brandweer in aanmerking voor decoratieverlening indien vaststaat dat zij zich gedurende een periode van minimaal 20 Jaar (al dan niet aaneengesloten) hebben ingezet voor de samenleving. In overleg met de minister van Justitie en Veiligheid en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft de Kanselarij der Nederlandse Orden besloten om per 1 januari 2020 deze automatische benoemingsgrond voor een Koninklijke Onderscheiding te beëindigen (lees hier de brief van de Kanselarij der Nederlandse Orden).

In een tijd waarin het kabinet extra geld vrij maakt voor de versterking van de positie van Vrijwilligers bij brandweer en politie, wordt een door brandweermensen zeer gewaardeerde erkenning, namelijk de onderscheiding door de Koning op de schop genomen. De gemiddelde onkostenvergoeding van zo’n 2000 -3000 euro per jaar wordt blijkbaar gezien als een riante verdienste.

Naar aanleiding van dit voornemen heeft de VBV zich in 2017 gericht tot de Kanselarij met het verzoek om een gesprek. Maar de Kanselarij wilde niet in gesprek met de door de Tweede Kamer erkende vertegenwoordiger van de Brandweer Vrijwilligers in Nederland. De Kanselarij koos voor andere gesprekspartners, maar wilde wel na afloop van het traject een toelichting geven. Daarop hebben we maar een brief (lees deze hier) geschreven aan de Minister van BZK. Een reactie op deze brief hebben we echter niet mogen ontvangen van de Minister.

Wij vinden het jammer dat betrokken burgers die bereid zijn om 20 jaar lang bij nacht en ontij bereid zijn alles te laten vallen om medeburgers in nood te helpen niet langer meer automatisch in aanmerking komen voor een onderscheiding. Wij vinden dat deze meest elementaire nobele vorm van burenhulp juist die erkenning van de Koning verdient.
Het gaat echter te ver om hiervoor strijd te voeren. Maar het blijft wat het is, zeer teleurstellend.

PPMO Stairmastertest: Leuning vasthouden mag!

PPMO Stairmastertest:
Leuning vasthouden mag!

Brandweer Nederland heeft het testprotocol voor de brandweerstairmastertest van het Periodiek Preventief Medisch Onderzoek (PPMO) aangepast. In het nieuwe protocol (versie 3.2 datum 18-11-2018) is de instructie aan de kandidaat: “U loopt zonder de leuning vast te houden” geschrapt. De kandidaat mag dus, in overeenstemming met de veiligheidsinstructies in de gebruikershandleiding, de leuning vasthouden tijdens de test.

Hoe kwam het zover?
Eerder, in maart 2015, heeft de Inspectie SZW ook ingegrepen en het gebruik van de Stairmaster stilgelegd wegens knelgevaar. De brandweerkamer en vakcentrales in het LOBA hebben toen ingestemd met een wijziging van het testprotocol PPMO, zodat de traplooptest met de Stairmaster weer afgenomen kon worden. Het knelgevaar bij de Stairmaster was opgelost, maar het valgevaar bleef onverminderd bestaan, zo hebben we vastgesteld.

De VBV is van mening dat tijdens het verplichte PPMO sprake is van onnodige gezondheidsrisico’s. Na weer een ongeval met één van onze leden, met blijvende invaliditeit tot gevolg, hebben wij opnieuw aandacht gevraagd voor deze onnodige onveiligheid.

Steekproef Inspectie SZW
We hebben daarna de Inspectie SZW een brief gestuurd met het verzoek tot onderzoek en naleving van de Arbowetgeving. In een gesprek met de Inspectie SZW hebben we dat toegelicht.

Daarop heeft op 6 september jl. een aantal specialisten, een inspecteur en een projectleider van de Inspectie SZW een PPMO beschouwd en dan specifiek de Stairmaster. Onze klacht met betrekking tot de instructie en de gebruikershandleiding voor het gebruik van de Stairmaster blijkt terecht. De Inspectie SZW heeft Brandweer Nederland verzocht de instructie aan te passen.

In de (Engelstalige) gebruikershandleiding van de Stairmaster staat op bladzijde 5 de tekst op het ‘General exercise warning label’ (veiligheidsinstructie): “Always grasp handrails firmly”. Vertaald in het Nederlands: Pak de leuningen altijd stevig vast. Verder verwijzen de instructies op bladzijde 7 ook duidelijk naar het gebruik van de leuning. Maar bij de instructie (testprotocol, versie 3.1 datum 23-08-2016) van de brandweer is wel aangegeven dat je deze niet mag gebruiken (U loopt zonder de leuning vast te houden). Dat is in strijd met de gebruikershandleiding en artikel 7.3, tweede lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit.

Einde gebruik Stairmaster in zicht
Op dit moment wordt onderzocht of er een alternatieve test kan worden ingevoerd ter vervanging van de huidige traplooptest. De VBV is daarbij – via een begeleidingsgroep – betrokken en houdt de zorg voor het welzijn van de Brandweer Vrijwilligers scherp in de gaten, want er hebben zich al genoeg ernstige ongevallen met de PPMO keuring voorgedaan.

Artikel PPMO in september uitgave Brand & Brandweer vraagt om een reactie van de VBV.

Artikel PPMO in september uitgave Brand & Brandweer vraagt om een reactie van de VBV.

In het artikel ‘Evaluatie PPMO’ in de september-editie van het blad Brand & Brandweer lezen we: ‘geen verrassingen, wel enkele verbeteringen’. In een geel geaccentueerd tekstvak staat over de rol van de begeleidingsgroep PPMO het volgende: “De VBV is tot het eindstadium betrokken geweest, maar heeft zich in december vorig jaar teruggetrokken. De VBV wilde niet reageren op de uitkomsten van de evaluatie.” De VBV betreurt deze voorstelling van zaken omdat wij menen altijd betrokken te zijn gebleven. Alleen hebben wij moeten constateren dat onze inbreng is weggelaten. Daarom geven wij de lezer in dit artikel tekst en uitleg.

Onze brief ‘Evaluatie PPMO’ met aanbevelingen en ons onderliggend ‘Rapport bevindingen PPMO’ met daarin onze beweegredenen willen we u niet onthouden.

Invoering PPMO
Niet in 2014 maar in 2010  is afgesproken (zie: LOGA brief 14-12-2010) dat 3 jaar na de invoering van het PPMO (1 januari 2011) zou worden geëvalueerd. Bij die evaluatie zouden diverse aspecten van de keuringen meegenomen worden. Waaronder:
– zijn de keuringen geschikt voor de diverse groepen medewerkers,
– moeten de keuringen worden aangepast aan nieuwe ontwikkelingen in het brandweerveld,
– hoe staat het met de praktische uitvoerbaarheid en de normering van de keuringen?

Ten behoeve van een eenduidige evaluatie werd in januari 2014 door een werkgroep van Brandweer Nederland een mooie basisdataset PPMO opgeleverd. Deze dataset is omarmd door de RBC maar door de meeste regio’s blijkbaar niet gebruikt. Het gevolg hiervan is dat er 7 jaar na dato geen deugdelijk onderbouwd antwoord kan worden gegeven op de in de voornoemde LOGA-brief gestelde evaluatievragen.

Hoe het ook kan zien we bij de evaluatie van de Fysieke Vaardigheidstoets (FVT) van de politie.

Kwaliteit evaluatiegegevens
De kwaliteit van de gegevens waarop de voorliggende PPMO evaluatie is gebaseerd is discutabel. “Het ontbreken van eenduidig verzamelde en geregistreerde data, de onvolledigheid van databestanden en de geconstateerde verschillen in testomstandigheden en protocolvastheid maken de resultaten van een statistische analyse op voorhand onbetrouwbaar. Hierdoor is ook de waarde van die resultaten uitermate twijfelachtig.”, aldus onderzoekers van het IFV die in opdracht van Brandweer Nederland de aangeleverde data hebben beoordeeld. Het (concept)rapport met de kritische opmerkingen van het IFV werd vervangen door een eigen analyse van Brandweer Nederland.
De VBV heeft dit ingebracht in het evaluatie proces maar helaas is daarvan niets terug te vinden.

Vrouwen en PPMO
Er zijn veel vrouwen bij de brandweer verdwenen in de afgelopen jaren, zie ook de berichtgeving van de NOS en het CBS. Nu ter discussie stellen of er wel zo veel vrouwen zijn uitgevallen door het PPMO komt ons nogal ongeloofwaardig over. De personele bezetting op talloze brandweerposten schreeuwt bovendien om differentiatie in de normering zoals dat ook bij politie en defensie het geval is. Terwijl in verschillende regio’s al afwijkende testen en keuringseisen worden toegepast, blijft de starheid waarmee veel gezonde brandweermensen worden afgewezen ons telkens verbazen.

Terugtrekken VBV
Wij hebben ons niet teruggetrokken uit de begeleidingsgroep. Alleen komt dat wat wij zeggen en vinden niet terug in de uitkomsten van de evaluatie. Alsof onze inzichten onwenselijk zijn. Het bestuur van de VBV is op 13 november 2017 gevraagd om een reactie op de ‘Notitie evaluatie PPMO’. Gelijktijdig werd de VBV in kennis gesteld van een ernstig ongeval met de Stairmaster tijdens een PPMO in de VRZ. Het slachtoffer is enkele weken opgenomen in het ziekenhuis en heeft als gevolg van dit ongeval blijvend letsel opgelopen. De Inspectie SZW werd pas op 21 november 2017 van dit ongeval in kennis gesteld. De Inspectie SZW  zou vervolgens z.s.m. met haar bevindingen komen i.v.m. een mogelijke stillegging van de Stairmaster wegens valgevaar. Daarom hebben we de begeleidingsgroep op 29 november 2017 gemeld dat we – in afwachting van de bevindingen van de Inspectie SZW – de reactie op de notitie wilden aanhouden.

Op 7 december 2017 ontving de VBV een venijnig mailbericht, verstuurd door een lid van de begeleidingsgroep, met het verzoek haast te maken omdat het PPMO anders van de agenda van het LOBA (landelijk overleg brandweer specifieke arbeidsvoorwaarden) zou worden afgevoerd.
Onze reactie op de notitie bevond zich op dat moment in de afrondingsfase en is op 18 december 2017 verzonden aan de begeleidingsgroep PPMO.

Van Brandweer Nederland ontving de VBV op 5 januari 2018 een reactie op haar bericht van 18 december 2017 met het verzoek na te denken over de (voorlopige) afronding van de evaluatie PPMO. Echter tot de behandeling van de notitie in het LOBA op 8 mei 2018 bleef het stil. Vervolgens werd in een aangepaste notitie gemeld dat wij ons hadden terug getrokken. We leven immers in een andere werkelijkheid.

De gehele (geanonimiseerde) mailwisseling kunt u hier raadplegen.

De conclusie “geen verrassingen, wel enkele verbeteringen” onderschrijven we dus bepaald niet. Afgezien daarvan blijft de VBV onveranderd een constructieve bijdrage blijven leveren aan de totstandkoming van een keuring die voldoet aan de wettelijke normen en voorschriften, maar bovenal een keuring met veilige en realistische normeringen, rustend op een voldoende breed draagvlak met aandacht voor de verschillen in leeftijd en geslacht.

Bestuurlijke kater na gebrek aan bluswater

Foto: Vivian Tusveld

Bestuurlijke kater na gebrek aan bluswater
Hoe een onderzoek – wederom – het eigen bestuurlijk falen moet verdoezelen

Op zaterdagavond 15 september 2018 werd de Sint-Urbanuskerk, rijksmonument en – met zijn 65 meter hoge toren – blikvanger en icoon in Bovenkerk/Amstelveen, door een felle uitslaande brand verwoest. De kerk werd rond 1880 gebouwd en moest in 2010 worden gesloten wegens bouwkundige gebreken. Na een ingrijpende, rond € 4 miljoen kostende restauratie werd de kerk in 2016 heropend.

De betrokken bewoners van Bovenkerk/Amstelveen reageerden zeer ontdaan en emotioneel op deze brand. Ook het optreden van de brandweer was onderwerp van gesprek onder de toeschouwers. In de consternatie werd een brandweerman gebeten door een pitbull, waarvan de eigenaar weigerde aan de kant te gaan. Sommige omstanders waren ook verbaal of fysiek agressief naar de brandweermensen. Enkele daarvan werden in de media geciteerd; ‘met een zeikstraaltje blus je geen kerk’ (AT5), en ‘ik heb gehoord dat een 7-jarig jongetje ze die put moest wijzen’ (NH-nieuws). Daags na de brand bracht het NOS journaal beelden van de zoekactie naar een brandkraan en verklaarde locoburgemeester Beets van Amstelveen dat er een onderzoek kwam.

In de wetenschap dat de brandweermensen – onder de gegeven omstandigheden – hun uiterste best hebben gedaan de kerk te redden, is de hoon van de omstanders even pijnlijk als misplaatst. Het grootste deel van deze brandweermensen is immers Vrijwilliger en afkomstig uit dezelfde gemeenschap. Terwijl daags na de brand de Amstelveense gemeenschap het en plein public wel opnam voor de hulpverleners, bleven de verantwoordelijken voor de bluswatervoorziening achter de coulissen en hulden zich in zwijgen.

Merkwaardig
Op basis van de berichten dat het blussen te traag op gang zou zijn gekomen hebben burgemeester Bas Eenhoorn van Amstelveen en brandweercommandant Leen Schaap van de veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland (VRAA) vervolgens besloten om een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de bestrijding van de brand. Dat is merkwaardig.
Waarom hebben beiden niet meteen na de brand het boetekleed aangetrokken en in de publiciteit een lans gebroken voor hun brandweermensen?
Nu lijkt het alsof er wordt getwijfeld aan de deskundigheid van het eigen personeel. Schaap reageerde immers al eerder getergd tijdens een brand in een school in de zomer van 2017; “ik heb hier met plaatsvervangende schaamte rondgelopen” nadat – naar zijn oordeel – de bestrijding van de brand chaotisch was verlopen.

Foto:Vivian Tusveld

Uit een brief van het college van B&W aan de gemeenteraad van Amstelveen blijkt ook dat het onderzoek zich specifiek dient te richten op de bluswatervoorziening tijdens het incident en om lessen te trekken zodat eventuele tekortkomingen in de toekomst voorkomen kunnen worden. Daartoe zijn een 7-tal onderzoeksvragen geformuleerd door de burgemeester en de brandweercommandant. Bijzonder is dat alle vragen uitsluitend gaan over de bluswatervoorziening. Waarom het onderzoek zich niet richt op alle schakels van de veiligheidsketen en in samenhang worden beschouwd is ons een raadsel.
De Inspectie Justitie en Veiligheid (hierna: de Inspectie) maakt nu een plan van aanpak dat zich kennelijk ook specifiek richt op de bluswatervoorziening. Dat onderzoek zal waarschijnlijk een aantal maanden in beslag nemen, aldus het college.

Breder Onderzoek
Het onderzoek van de Inspectie dient vooral te leiden tot leerpunten, en die gaan wat de VBV betreft veel verder dan uitsluitend de bluswatervoorziening. Want; refererend aan de landelijke ‘Handreiking Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid’ als gedachtenraamwerk voor de aanleg en aanwijzing van bluswatervoorzieningen voor gemeenten, en kijkend naar de ligging van de kerk aan ‘De Poel’, is het vormgeven aan de bluswaterbehoefte in relatie tot de aanwezige brandrisico’s en de inzetstrategie van de brandweer, geen hogere wiskunde.

De vraag is dus vooral in welke mate de gemeente invulling heeft gegeven aan haar verplichting tot het beschikbaar stellen van bereikbare en bruikbare bluswatervoorzieningen, zoals dat ook is opgenomen in artikel 7 van de Gemeenschappelijke Regeling van de veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland. Het vinden van een antwoord op deze – en de andere hieraan gerelateerde vragen – is voor deskundigen een vrij simpel en navolgbaar proces dat zeker geen maanden hoeft te duren.

Daarom stelt de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers haar expertise graag beschikbaar om die 7 vragen te beantwoorden. Dan kan de Inspectie zich bij het onderzoek richten op een volledig beeld van de omstandigheden en verantwoordelijkheden. Wij zullen daartoe alvast een voorzet geven:

Aanvullende onderzoeksvragen aan de Inspectie Justitie en Veiligheid
Volgens de architect heeft de zes jaar durende restauratie van de kerk bij elkaar zo’n 4 miljoen euro gekost. De verzekeraar (Donatus) schat de schadepost na de brand op enkele miljoenen.
Donatus verstrekt in haar brochure ‘Veiligheid en Preventie Kerken’ met betrekking tot de brandveiligheid het advies om naast een brandmeldinstallatie, een brandalarm, signalering en brandbestrijdingsinstallatie in de kap aan te brengen. Onduidelijk is of dit advies bij de restauratie van de Sint Urbanuskerk is opgevolgd of in overweging is genomen.

Foto: Vivian Tusveld

De overheid, op alle niveaus, heeft een algemene zorgplicht ten aanzien van cultureel erfgoed.
Met het oog op dat aspect en de grote cultuurhistorische waarde van dit rijksmonument, is de vraag gerechtvaardigd tot welke aandachtspunten/voorwaarden de gemeente als bevoegd gezag, en de VRAA als wettelijk adviseur op het gebied van brandveiligheid, is gekomen bij het verstrekken van de Omgevingsvergunning voor de restauratie en het brandveilig gebruik van dit monument.
Is er bijvoorbeeld gekozen voor het scenario van het beperken van schade aan het gebouw (en de monumentale waarde), of is er gekozen voor een afbrandscenario, conform het Bouwbesluit?

In het verlengde hiervan, én de veiligheid van cultureel erfgoed als vitaal belang, ligt ook de vraag welke initiatieven door het Regionaal Preventienetwerk Brandveiligheid Cultureel Erfgoed Amsterdam-Amstelland (Preventienetwerk CE AA) zijn opgestart ten behoeve van het Risicoprofiel van de VRAA.
Het incidenttype ‘grote brand in een object met gevolgen voor cultureel erfgoed’ is immers als extra incidenttype opgenomen op blz. 16 van het regionaal risicoprofiel.

Monumenten worden door de overheid beschermd, aldus de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. De vaste Kamercommissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft recentelijk besloten Minister Van Engelshoven te verzoeken in gesprek te gaan met het bestuur, de parochie en de gemeente Amstelveen om te kijken wat het ministerie kan doen, kijkend naar de grote beschadiging van dit rijksmonument.
Voor de burgers van Bovenkerk/Amstelveen is het ook goed om te weten welke bijdrage (naast de financiële) het ministerie van OCW heeft geleverd in de brandveiligheidsadvisering bij de restauratie.

Deskundigheid
De kernwaarden van de brandweer luiden; Behulpzaam, Deskundig en Daadkrachtig. Daarom tot slot nog iets over de geuite kritiek op en twijfel over de deskundigheid van de operationele brandweermensen.
De burgers mogen verwachten dat het operationele brandweerpersoneel voldoet aan alle daaraan te stellen (wettelijke) vakbekwaamheidseisen. Dat geldt overigens ook voor de functie van commandant.  Tenzij de minister ontheffing heeft verleend, behoort op grond van artikel 4 van het Besluit personeel veiligheidsregio’s ook de commandant in het bezit te zijn van het diploma van de bij deze functie behorende opleiding. In artikel 17, lid 1 van de gemeenschappelijke regeling van de VRAA staat bovendien dat de Commandant Brandweer is belast met de operationele leiding van de brandweer.

Gedreven door het antwoord van Minister Grapperhaus op Kamervragen (vraag 7) vragen wij de Inspectie ook de alom aanwezige twijfel over de deskundigheid van de commandant van de Brandweer Amsterdam-Amstelland weg te nemen.

Wordt vervolgd.

PS Ook de VBV is geraakt door de impact van de brand op de Bovenkerkse en Amstelveense samenleving. Een verwijzing naar en een donatie aan de Landelijke inzamelingsactie voor de renovatie van de Sint Urbanuskerk is dan ook het minste wat we kunnen doen (klik hier voor de link).

Ongevallenverzekeringen; de schande van de brandweer

Ongevallenverzekeringen; de schande van de brandweer

Als vrijwilliger bij de brandweer sta je niet vaak stil bij wat er allemaal mis kan gaan. Wij helpen anderen ook al is de hulpvraag soms bijna onmogelijk, meestal bedenken we toch een oplossing om onze medeburger in nood zo goed mogelijk te helpen. Daarbij gaan we ervan uit dat als ons iets overkomt wij goed verzekerd zijn. Dat er goed voor ons wordt gezorgd. Maar is die aanname wel juist?

Bij onze vereniging zijn inmiddels een zorgelijk aantal gevallen bekend van Brandweer Vrijwilligers die tijdens de vervulling van taken ten dienste van de samenleving (gedeeltelijk/volledig) arbeidsongeschikt zijn geraakt en helaas in de steek werden gelaten door hun brandweerorganisatie.

Volgens de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (VBV) mag dit geen enkele brandweerman/vrouw overkomen.

Ongevallenverzekeringen

De zekerheid voor Vrijwilligers dat in voorkomende gevallen goed voor hen of hun nabestaanden gezorgd wordt is een niet te onderschatten aspect voor medewerker tevredenheid en loyaliteit.
Daarom heeft de VBV in 2009 in haar model-rechtspositieregeling gepleit voor een fatsoenlijke regeling voor het geval een Brandweer Vrijwilliger arbeidsongeschikt raakt als gevolg van een ongeval of beroepsziekte die ontstaan is in verband met, of verergerd is door de vervulling van zijn taken bij of ten dienste van de brandweerorganisatie.

In 2011 bleek uit onderzoek in opdracht van het A+O fonds dat voor Brandweer Vrijwilligers de zekerheid van (gezins)inkomen bij arbeidsongeschiktheid of na overlijden door een dienstongeval zwaarder weegt dan de discussie over (meer) beloning.

Structureel probleem
In de aanloop naar de aanbesteding van ongevallenverzekeringen voor de Brandweer (oktober 2015) hebben wij nogmaals aandacht gevraagd voor lacunes in de dekking. Dat doen we nu opnieuw.  Omdat binnenkort in veel regio’s de verzekeringscontracten ten einde lopen en nieuwe aanbestedingen -collectief – in voorbereiding zijn, dan wel dat bestuurders ervoor kiezen om eigen risicodrager te worden of een apart fonds in te richten.

Maar nog meer omdat we te vaak met schrijnende gevallen worden geconfronteerd waarbij Brandweer Vrijwilligers in de steek worden gelaten na het oplopen van (blijvend) letsel tijdens de uitoefening van taken ten dienste van de samenleving.

Welke oplossing ook wordt gekozen, verzekering of zelf het risico dragen, de VBV pleit voor een ruimhartige benadering en compensatie van mensen die bereid zijn geweest om voor de veiligheid van anderen hun eigen gezondheid op te offeren.

Schandvlek
Helaas zijn er inmiddels verschillende voorbeelden van Brandweer Vrijwilligers die na een ongeval tijdens het uitoefenen van het brandweervak door de organisatie in de steek werden gelaten.
Naast voorbeelden uit o.a. de regio’s IJsselland, Groningen, Drenthe, Zeeland en Brabant-Noord kennen we de beschamende bejegening van een brandweerman uit Twente. Het verhaal haalde de krant.
Deze Brandweer Vrijwilliger in hart en nieren werd in 2012 tijdens een brandweeroefening plotseling onwel, raakte daardoor arbeidsongeschikt en belandde in een jarenlange juridische strijd om een fatsoenlijke schadevergoeding.

Ondanks zijn gelijk in het vonnis van de hoogste rechter, moet hij nu nog steeds knokken voor een fatsoenlijke schadevergoeding. Dus geen redelijkheid en billijkheid, geen coulance. Volgens de VBV in ieder geval geen goed werkgeverschap. Wij vinden deze gevallen de schandvlek van de brandweer.

Moreel beroep
Het gaat ons eigenlijk niet om de individuele gevallen, die stuk voor stuk onze steun krijgen.
De optelsom van deze gevallen wijst op een structureel probleem. Daarom willen wij als de belangenbehartiger voor alle Brandweer Vrijwilligers het voor deze mensen en daarmee voor alle Vrijwilligers opnemen. Het moet anders, wat ons betreft direct.

We doen daarom een moreel beroep op de verantwoordelijke bestuurders in ons land om deze schandvlek weg te nemen.

De leiding van de Veiligheidsregio’s en de medezeggenschapsorganen (OR en GO) vragen wij  om in de aanbestedende regio’s alert te zijn op het programma van eisen voor het verzekeringspakket en de polisvoorwaarden. Zorg er voor dat deze schandvlek voor goed verdwijnt!

Wij vermoeden dat er in den lande meerdere gevallen zijn van Vrijwilligers die in de knel gekomen zijn als gevolg van schade voortvloeiend uit de taakuitvoering als Vrijwilliger. Als je een dergelijk geval kent dan verzoeken wij je dringend dat bij ons te melden. Wij garanderen natuurlijk dat de gegevens vertrouwelijk behandeld zullen worden. Uiteraard kun je ook voor vragen over dit onderwerp op onderstaand mailadres terecht:
rechtspositie@brandweervrijwilligers.nl

“De Veiligheidsregio heeft meer weg van een luchtballon: groot, log en onbestuurbaar.”

“De Veiligheidsregio heeft meer weg van een luchtballon: groot, log en onbestuurbaar.”

Bezuinigingen op de brandweer en onenigheid in de top over de koers. Dat zit brandweermensen dwars en uiten dat desgevraagd in de NRC en het Brabants Dagblad. Twee Brandweer Vrijwilligers laten hun licht schijnen over ontwikkelingen bij de brandweer. Beide beschouwingen spreken voor zich en sluiten naadloos aan bij de resultaten uit het recente belevingsonderzoek: de kloof die wordt ervaren door de werkvloer met het management en twijfel over de juiste besteding van de beschikbare middelen. Dat vraagt om een directe aanpak met concrete maatregelen.

Brandweer Vrijwilliger Gerard Bouwmeester legt in de NRC terecht de link naar de troonrede in 2008 waar Koningin Beatrix sprak; “De regering zet zich onverminderd in voor een grotere rol van vrijwilligers bij brandweer en politie.” Helaas kwam daar weinig van terecht. Onze ‘Visie op Vrijwilligheid’ belandde op veel plekken in een diepe la. ‘Who cares?’

Maar met het regeerakkoord ‘Vertrouwen in de toekomst’, komt daar wellicht verandering in en krijgt het kabinet – lees de Minister – de komende tijd volop kansen om zijn beloftes alsnog waar te maken. Minister Grapperhaus schreef immers aan de Tweede Kamer dat hij grote waarde hecht aan de inzet van vrijwilligers bij de brandweer.

Het kabinet heeft daarom in het regeerakkoord een meerjarenprogramma ter ondersteuning van deze inzet opgenomen. Dit programma wordt in samenspraak en in cofinanciering met de veiligheidsregio’s ontwikkeld, aldus de Minister. Dat moet de Vrijwilligers ‘vertrouwen in de toekomst’ geven.

In de kabinetsvisie op het behoud van de beschikbaarheid van brandweervrijwilligers uit 2007, was de ambtsvoorganger van Minister Grapperhaus van mening dat de beste ideeën van de mensen komen die dagelijks met brandweerpersoneel te maken hebben. Wij kunnen dat ronduit beamen en zijn vast voornemens deze ideeën ook te gaan ophalen.

Wordt vervolgd.

Vrijwillige Brandweer op de Werelderfgoedlijst of het (georganiseerde) einde ervan?

Vrijwillige Brandweer op de Werelderfgoedlijst of het (georganiseerde) einde ervan?

De ‘Deutscher Feuerwehrverband’ (DFV) heeft, als overkoepelend orgaan voor de brandweerkorpsen in Duitsland, op 13 augustus jl. enthousiast gereageerd op een voorstel om de ‘Vrijwillige Brandweer’ als organisatie voor te dragen voor plaatsing op de Werelderfgoedlijst van de Unesco. Als het brandweerwezen en haar historie voldoen aan de voorwaarden van de Unesco wil de DFV alle deelstaten vragen het voorstel te steunen.

Ook de VBV – als erkende belangenbehartiger van de Brandweer Vrijwilligers in Nederland – is enthousiast over het Duitse voorstel en wil graag actief bijdragen aan een brede, internationale dialoog over het instituut ‘Vrijwillige Brandweer’ als collectief immaterieel erfgoed. We hebben daartoe al contact gelegd met onze Duitse collega’s en de Unesco Commissie in Nederland.

Bijzondere cultuur met een ijzersterk imago
Wij koesteren en zijn trots op het ijzersterke imago van de brandweer en de bijzondere cultuur die maakt dat in ons land 19.000 betrokken burgers bereid zijn om als Brandweer Vrijwilliger zonder dwang of normale beloning 24 uur per dag, zeven dagen per week beschikbaar te zijn voor het verrichten van risicovolle werkzaamheden en confrontaties met leven en dood in levensbedreigende situaties [1].

Deze prachtige volzin komt uit het proefschrift ‘Vuur als gemeenschappelijke vijand’ van Gerrit Haverkamp. Dhr. Haverkamp onderzocht de Vrijwillige brand- en rampbestrijding als expressie van beschaving en collectieve actie en promoveerde daarmee in 2005. Zijn proefschrift geeft een veelomvattend en perfect beeld van de historie en de rol van de Vrijwillige Brandweer in onze samenleving.

Dit proefschrift zou overigens verplichte kost moeten zijn voor iedereen die een rol heeft in het beleidsbepalend kader voor de brandweerzorg in ons land.

Kabinet en Tweede Kamer
Ook de leden van de Tweede Kamer zijn zich bewust van de belangrijke rol die Vrijwilligers vervullen binnen het systeem van de brandweerzorg in ons land. In oktober 2007 werd in de Kamer met algemene stemmen een motie [2] aangenomen om de beschikbaarheid van brandweervrijwilligers te behouden. De indieners van deze motie formuleerden één van overwegingen daarbij als volgt: “overwegende, dat deze brandweervrijwilligers daarmee in de praktijk een uitstekend voorbeeld zijn van burgerbetrokkenheid die de kracht en de kwaliteit van de samenleving bepaalt’.
Deze beschrijving, en de huidige omstandigheden passen naadloos bij een nominatie voor de lijst van immaterieel erfgoed.

Ook minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid en het Kabinet geven in het regeerakkoord aan grote waarde te hechten aan de inzet van Vrijwilligers bij de brandweer en ondersteunen dat streven in deze kabinetsperiode met € 2.000.000,- . De VBV is daar erg blij mee, maar is mede in het belang van onze samenleving, benieuwd naar hoe dit streven verder vorm en inhoud krijgt.

Rampscenario; het georganiseerde einde van de Vrijwillige Brandweer
Er ligt echter een rampscenario op de plank in de vorm van de Wet Normalisering Rechtspositie Ambtenaren (WNRA). Deze wet dreigt de bijl te zetten aan de maatschappelijke verankering en positie van het instituut ‘Vrijwillige Brandweer’, zoals we dat in ons land al eeuwen kennen.

Vrijwilligers dienen ten gevolge van deze wet dan een arbeidsovereenkomst met de veiligheidsregio (werkgever) aan te gaan. Maar een arbeidsovereenkomst staat op zeer gespannen voet met Vrijwilligheid. De persoonlijke omstandigheden van veel Brandweer Vrijwilligers maken het ongewenst, onmogelijk of uit den boze om naast hun reguliere werk (nog) een arbeidsovereenkomst te hebben of aan te gaan. Kortom; dit betekent het einde van de Vrijwillige Brandweer en een kostenstijging van zo’n 30% tot 50% vanwege verplichte pensioenopbouw, sociale zekerheidsrechten etc. Ook werkgevers zullen minder inschikkelijk zijn als hun werknemers er een tweede beroep op na houden, Zo stelt dhr. Haverkamp n.a.v. zijn onderzoek.

Uitzonderingspositie 
Het is daarom van groot belang dat diezelfde Tweede Kamer kiest voor een uitzonderingspositie, zodat de Vrijwillige Brandweer haar inzet kan blijven leveren op basis van Vrijwilligheid en niet op basis van een arbeidsovereenkomst. De VBV pleit daarom voor een uitzonderingspositie voor de Brandweer Vrijwilligers gelijk aan de positie van Politievrijwilligers en de Nationale Reserve bij defensie. Wij hebben daartoe een voorstel geschreven, gericht aan de verantwoordelijke ministers. In het komende algemeen overleg brandweerzorg van 6 september as. tussen de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid en minister Grapperhaus, staat het onderwerp op de agenda.

De VBV zal zich tot het uiterste inspannen voor het behoud van het Vrijwilligerschap als onmisbare vorm van burgerbetrokkenheid bij het systeem van de brandweerzorg in ons land.

[1]  ‘Vuur als gemeenschappelijke vijand’. G. Haverkamp 2005. Reed Business Information, ‘s-Gravenhage ISBN: 9059013700

[2]  ‘Motie Anker C.S. Tweede Kamer 30875 nr. 7 (Met algemene stemmen aangenomen)

Meer dan alleen brandgevaar bij gebruik onkruidbranders.

Foto: © Rens Hulman

Meer dan alleen brandgevaar bij gebruik onkruidbranders.

Sinds het verbod op de chemische onkruidbestrijding op verhardingen gaan gemeenten het onkruid te lijf met alternatieve, maar vaak ook veel duurdere en onveiligere methoden. Uit onderzoek van de  Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) blijkt dat in ca. 60% van de gemeenten het onkruid wordt vernietigd door gebruik te maken van onkruidbranders. Aan deze methode kleven echter grote risico’s. Niet alleen voor de omgeving, maar ook voor de mensen die deze machines bedienen.

Branden en explosies
Een verkleurde of beschadigde tuinbeplanting is dan nog het geringste probleem, afgezet tegen de talrijke gebouw-, schuur-, haag- en bermbranden die zijn ontstaan als gevolg van dat onkruidbranden. Wie even googelt op de zoekterm brand/onkruidbrander krijgt een indrukwekkende hoeveelheid calamiteiten voorgeschoteld; variërend van een brand in een coniferenhaag tot een brand in een GGZ-gebouw. Maar ook de onkruidbranders zelf branden goed en regelmatig . In de wetenschap dat sommige onkruidbranders zijn voorzien van dubbele LPG tanks (> 100 ltr.), geven exploderende gasflessen in een woonwijk de burgers niet echt een gevoel van een ‘brandveilig leven’.

Foto: © Rens Hulman

Rookvrije werkplek?
Daar komt nog eens bij dat vrijwel elk weldenkend mens weet dat ‘schone rook’ niet bestaat en het inademen van relatief lage concentraties rook schadelijk is voor de gezondheid. Daarom hebben werknemers recht op een rookvrije werkplek en krijgen overtreders (de ondernemer) van de NVWA een boete van minstens € 600,- opgelegd.

Toch laten gemeenten ongestoord en op grote schaal medewerkers, veelal mensen met een arbeidshandicap of met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, een heel seizoen lang, dag in, dag uit, zonder adembeschermende middelen, gehuld in de rookwolken van het onkruidbranden, straten en voetpaden ‘onkruid-arm’ maken. Dat lijkt ons niet de bedoeling. Ook omdat gemeenten verantwoordelijk zijn voor het aanbieden van beschut werk aan mensen met een arbeidsbeperking.

Maatregelen
Het lijkt ons dan ook gepast dat gemeenten (VNG), UWV, NVWA en Inspectie SZW toezien op de (gezondheids)risico’s bij het gebruik van onkruidbranders en daarop passende maatregelen treffen.

We laten onze oudjes niet stikken, of toch wel?

Foto: Sem van der Wal

We laten onze oudjes niet stikken, of toch wel?

In Breukelen heeft maandag 30 juli jl. brand gewoed op de eerste verdieping van een woon-zorgcentrum. Vanwege de rookverspreiding moesten 114 appartementen door de brandweer worden ontruimd. Bij deze brand, en door met rook gevulde vluchtwegen, raakten 11 bewoners gewond. De problematiek van het niet zelfstandig kunnen vluchten door bewoners is opnieuw een stevig signaal aan de wetgever. De scenario’s waar de bouwregelgeving van uitgaat, stroken overduidelijk niet met de praktijk waar het seniorenhuisvesting betreft. De Onderzoeksraad voor Veiligheid heeft dit soort branden gelukkig ook in het vizier en heeft een verkennend onderzoek ingesteld naar de brand in Breukelen. De VBV vertrouwt op een gedegen, onafhankelijk onderzoek en zal daar ook in de Tweede Kamer aandacht voor vragen.

Onderzoek: praktijk staat haaks op theorie
In Breukelen gaat het om een brand in een woon-/zorgcentrum van zes verdiepingen met aanleunwoningen, waar ouderen zelfstandig kunnen wonen, maar ook verzorgingshuiszorg kunnen ontvangen. De brandweer heeft zich bij aankomst volledig moeten richten op de ontruiming – lees redding – van de bewoners. Hiervoor werd opgeschaald naar het scenario “zeer grote brand” (4 tankautospuiten). Dankzij de snelle en adequate inzet van de brandweer is erger voorkomen.

De omstandigheden bij de brand in Breukelen hebben een grote gelijkenis met eerdere branden in gebouwen voor senioren in Rotterdam, Nijmegen, Hilversum, Krabbendijke, en heel recent in Poeldijk waar later bleek dat het gebouw niet was voorzien van rookdetectie. Dat maakt dat een scenario zoals in 2009 in het Belgische Melle in Nederland niet geheel denkbeeldig is. Uit onderzoek door het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) naar de brandveiligheid in seniorencomplexen in 2016 bleek immers al dat dit soort branden in Nederland niet uniek zijn en veelal dezelfde kenmerken hebben. De conclusie van het IFV: de theorie van de regelgeving haaks staat op de praktijk.

De praktijk in Beeld
Door EenVandaag werd begin 2016 deze problematiek duidelijk in beeld gebracht.
In de uitzending werd ook een brand in seniorencomplex ‘Leen ten Rouwelaarhuis’ in Hilversum opgevoerd, waarbij een 90 jarige man om het leven kwam. Deze brand werd in een laat stadium opgemerkt door een medewerkster van de thuiszorg, die een verdieping lager rook uit de meterkast zag komen. De brandmeldinstallatie in het betreffende gebouw was eerder door Woonzorg Nederland afgekoppeld. Zo valt te lezen in de antwoorden op vragen uit de gemeenteraad van Hilversum. De burgemeester maakte in 2 brieven duidelijk dat alleen in Hilversum al 9 gebouwen met een zorgfunctie waren getransformeerd naar ‘woongebouw voor senioren’ en daarbij de brandmeldinstallatie (met medeweten van gemeente en brandweer) was ontkoppeld.

De woningcorporaties verwijzen bij het verwijderen van de brandalarmeringssystemen naar de bezuinigingen door de overheid, die op haar beurt weer verwijst naar de gemeenten, corporaties én Brandveilig leven. Curieus in dit geval is dat uitgerekend de voor het afkoppelen van brandmeldinstallaties in Hilversum verantwoordelijke partijen een regierol vervullen bij het “Brandveilig leven Innovatie Event” in september 2016.

Risico’s onveranderd groot of zelfs groter
Het bevorderen van het risicobewustzijn bij senioren is een goede zaak. Desondanks blijven de risico’s voor kwetsbare senioren in woongebouwen onveranderd groot zolang noodzakelijke maatregelen op bouwkundig en installatietechnisch vlak achterwege blijven.

De gebrekkige bouwkundige brandveiligheid (brand- en rookscheidingen die niet aan de eisen voldoen) van veel gebouwen en het ontbreken van adequate brandveiligheidsvoorzieningen, zoals een BHV organisatie, rookmelders (Poeldijk) en/of het bewust afkoppelen van brandmeldinstallaties (Hilversum) schetsen immers een beeld dat het brandveiligheidsniveau in veel seniorencomplexen en/of aanleunwoningen eerder af- dan toeneemt.

De verminderde zelfredzaamheid van veel bewoners maakt bovendien dat het effect van ontbrekende en/of falende brandveiligheidsvoorzieningen (ook door menselijk handelen) in dit soort gebouwen groot kan zijn en de brandweer bij een brand wordt geconfronteerd met een enorme hulpvraag. Bij de brand in het seniorencomplex de Notenhout in Nijmegen werden bijvoorbeeld maar liefst 2 brandweer compagnieën (16 tankautospuiten met zo’n 100 brandweermensen) ingezet voor de redding en evacuatie van de bewoners uit het gebouw. De snelheid en inzetcapaciteit van de brandweer is dan – zoals in Breukelen – het enige wat rest om verdere escalatie te voorkomen.

Inkrimping capaciteit brandweer
Maar gelijktijdig constateren we ook dat de beschikbare capaciteit (lees: primaire slagkracht in termen van materieel en personeel) voor de basisbrandweerzorg op veel kazernes aanzienlijk is/wordt gereduceerd. Terwijl tot voor kort bij een brand in een woongebouw met niet zelfredzame bewoners, door deskundigen een capaciteit van twee tankautospuiten binnen 8 minuten werd geadviseerd (Leidraad Repressieve Basisbrandweerzorg, bijlage 4, blz.62), is de primaire capaciteit bij een inzet van de brandweer afhankelijk van de keuzes van de veiligheidsregio waarin het gebouw gelegen is.

Uit een inventarisatie door de VBV blijkt dat als gevolg van deze keuzes in 15 van de 25 veiligheidsregio’s al zo’n 160 tankautospuiten (basisbrandweereenheden) uit de repressieve sterkte zijn/worden gehaald, zoals bijvoorbeeld recent in de veiligheidsregio’s Gelderland-Zuid en Friesland. Een primaire inzet met 2 tankautospuiten, zoals dat bij de brand in Breukelen het geval was, wordt dus eerder een uitzondering dan regel. Hetgeen overigens ook van invloed is op de kwaliteit van de brandweerzorg in het algemeen.

Onderzoek door Onderzoeksraad voor Veiligheid
Daarom is het goed dat de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) n.a.v. de brand in Breukelen een verkennend onderzoek heeft ingesteld. De Onderzoeksraad geeft desgevraagd aan dat ze de serie branden in seniorencomplexen in het vizier hebben. Op grond van de bevindingen zal worden gekeken of er sprake is van nieuwe leerpunten en of van eerdere onderzoeken is geleerd.

Onze conclusie is dat de vigerende regelgeving onvoldoende bescherming biedt voor de huisvesting van ouderen. Daarom vertrouwt de VBV op een breder onderzoek door de Onderzoeksraad naar die omstandigheden. Niet in de laatste plaats vanwege de relatie met de standpunten van de VBV inzake de brandveiligheid van ouderenwoningen, die we al in 2016 met de Tweede Kamer hebben gedeeld en het verzoek van 17 maart 2017 van de beroepsbonden en de VBV aan de Onderzoeksraad, waarin we de omstandigheden bij de fatale brand in Hilversum ook hebben benoemd.