Search Results for: marcel dokter

Commissiedebat Brandweer en crisisbeheersing – 24 maart 2022

Aan: Vaste Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid
Bezuidenhoutseweg 67
2594 AC Den Haag

Baarn, 21 maart 2022

Geachte leden van de vaste Commissie voor Justitie en Veiligheid, geachte Kamerleden,

Donderdag 24 maart debatteert u met de minister van Justitie en Veiligheid over de brandweer en crisisbeheersing. De Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (hierna: VBV) brengt voor dit Commissiedebat graag haar standpunten m.b.t. de volgende onderwerpen onder uw aandacht.

  1. Algemeen
  2. Toezeggingen /ontwikkelingen brandweerzorg
    a) Capaciteit van de brandweer
    b) Gebiedsgerichte opkomsttijden / landelijk kader Uitruk op Maat
    c) Richtlijn veilig optreden bij vuurwerk
    d) Doorontwikkeling Incidentbestrijding Gevaarlijke Stoffen (IBGS)
  3. Reactie minister op de brief van de VBV
  4. Overstromingen Limburg
  5. Behoud van brandweervrijwilligheid in Nederland
  6. Evaluatie Wet veiligheidsregio’s / Kabinetsstandpunt

1. Algemeen
“De minister van JenV staat achter de kwaliteit die de brandweer iedere dag levert. Daar mogen we trots op zijn, er is geen reden daaraan te twijfelen.” Zo luidt een citaat in het recente ‘Verslag van een schriftelijk overleg inzake hoofdlijnen beleid Ministerie van Justitie en Veiligheid’. De VBV deelt de grote trots op het vak en betrokkenheid van het personeel bij het werk van de brandweer, maar maakt zich steeds meer zorgen over de kwaliteit en staat van de Nederlandse brandweer als gevolg van het functioneren van het huidige systeem. Het dagelijkse werk van de brandweer met een focus op kleinere incidenten voldoet soms nauwelijks aan de gewenste minimale kwaliteitsstandaarden. Bovendien, bij klussen die de dagelijkse routine overstijgen, neemt de twijfel over een adequate, maar ook veilige operationele inzet, evenredig aan de soort en omvang van het incident, toe. Veelal ligt dit niet aan de vrijwilligers en hun inzet, maar aan het systeem waarin zij moeten functioneren.

Zo heeft COVID19 een grote weerslag gehad op de geoefendheid van de Nederlandse vrijwilligers doordat de veiligheidsregio’s onvoldoende slagvaardig bleken om voor het eigen personeel een passende én veilige oefensituatie te creëren. Inhalen van gemiste oefenmomenten is tot op heden weinig aan de orde. Met in sommige gebieden steeds meer teruglopende aantallen vrijwilligers staat dan niet alleen de inzetgereedheid, maar ook de paraatheid onder druk. Zich verschuilend achter het excuus van lokale inbedding en verantwoordelijkheid, laten de veiligheidsregio’s en het NIPV ook hier weinig inzicht en creativiteit zien in het (landelijk) oplossen van dit probleem.

Dit alles speelt zich af in een landschap waarbij in veel kazernes de slagkracht voor de uitvoering van de taken, genoemd in artikel 25 van de Wet – in termen van mensen en materieel – gereduceerd is tot één basisbrandweereenheid waarmee elke vorm van restcapaciteit is verdwenen. Deze restcapaciteit is essentieel bij grote incidenten zoals de overstromingen in Limburg afgelopen zomer. Maar ook dit minimum niveau kan niet overal meer worden gegarandeerd. De inzet van bestelbusjes met 2 personen of tankautospuiten met 4 of 5, in plaats van 6 personen bij maatgevende incidenten, is in steeds meer veiligheidsregio’s geen uitzondering meer. De VBV juicht innovatie en creativiteit in ons brandweervak toe, maar vraagt wel om dit op verantwoorde en veilige wijze te doen, met een kwaliteitskader, effectief en uniform opleiden, trainen en oefenen en kwalitatief hoogwaardige en onafhankelijke evaluatie.

Omdat veel regio’s eigen protocollen, systemen en uitgangspunten hanteren, sterk gericht op de vraag hoe ze met zo min mogelijk middelen binnen de eigen regio kan voldoen aan de wettelijke taken, is het in de wet beoogde doel; ‘een uniform minimum niveau van veiligheid en van basiszorg voor alle burgers’, volgens de VBV in verval geraakt. Deze situatie vraagt om maatregelen van de wetgever.

2. Toezeggingen /ontwikkelingen brandweerzorg

a) Capaciteit van de brandweer
De brandweer is niet alleen de spil in de dagelijkse brandweerzorg, maar ook in de rampenbestrijding. Het ontbreken van inzicht in de in de ontwikkeling van de capaciteit van de brandweer de afgelopen tien jaar en in de mogelijke oorzaken van trends in dit verband, zou naar onze mening de stelselverantwoordelijk minister én het parlement een doorn in het oog moeten zijn. De verzamelde brandweerkerndata en de landelijke en regionale incidentenstatistiek geven inzicht in een beperkt aantal kwantitatieve variabelen. Een betrouwbaar beeld of de geleverde brandweerzorg ook voldoet aan de maatschappelijke behoefte aan goede brandweerzorg, geven deze variabelen echter niet. Dat uit de landelijke en regionale incidentenstatistiek geen signalen volgen over verslechterende kwaliteit van brandweerzorg, is een logisch gevolg van het gebrek aan kwalitatieve informatie.

Omdat de informatievoorziening niet overeenkomt met de maatschappelijke behoefte aan kwalitatieve informatie weten we niet hoe de brandweerzorg en de brandweerorganisatie in Nederland er voor staat. Wij maken ons oprecht zorgen of de Nederlandse bandweer nog wel in staat is om bij een grootschalig incident of ramp voldoende slagkracht en capaciteit te leveren. Daarom stellen we de aankondiging van de minister om een kwaliteitsslag te maken zeer op prijs en kijken we uit naar de voorstellen hieromtrent.

b) Gebiedsgerichte opkomsttijden / landelijk kader Uitruk op Maat
De minister van JenV staat positief tegenover de systematiek van gebiedsgerichte opkomsttijden.
Met deskundigen uit het veld en een positieve instelling heeft de VBV sinds 2010 meegewerkt aan de totstandkoming van een landelijk uniforme werkwijze voor het opstellen van dekkingsplannen voor de brandweerzorg. Niet in de laatste plaats om een constructieve bijdrage te leveren aan de uitwerking van ons advies uit 2008, waarin we onder meer onze voorkeur voor een uniforme systematiek voor dekkingsplannen hebben onderbouwd. De toenmalig minister was voorstander van het gebruik van één landelijk afwegingskader (inclusief een rekenmodel). Dit om de kwaliteit van de brandweerzorg te borgen. De start van een project dat moest leiden tot één landelijk afwegingskader werd in een brief van 21 januari 2010 aan de Tweede Kamer Uiteindelijk heeft dit in 2019 geleid tot het opstellen van een (concept) ‘Handreiking landelijk uniforme systematiek voor dekkingsplannen’.

Deze nieuwe systematiek werd van juli 2020 tot juli 2021 in zes pilotregio’s in de praktijk toegepast en getest. Na het opleveren van de dekkingsplannen werd de balans opgemaakt. Uit de bevindingen in het eindrapport (2021) van het Instituut Fysieke Veiligheid (hierna: IFV) en de bevindingen van de Inspectie JenV blijkt een grote overlap met de bevindingen van de VBV. Naast de zorgelijke ontwikkeling dat het kennelijk acceptabel is dat de kwaliteit van de brandweerzorg die de burger krijgt afhankelijk is van de keuze voor de woonlocatie, verbaast de VBV zich over de effectiviteit van beleidsvorming. Blijkbaar is 11 jaar onvoldoende om een systematiek voor adequate brandweerzorg te ontwikkelen. Op basis van deze bevindingen achten wij een succesvolle realisatie van een landelijk uniforme methodiek voor dekkingsplannen onwaarschijnlijk.

Voor het op grond van het ‘bijgestelde landelijk kader Uitruk op Maat’ afwijken van de eisen voor de samenstelling van basisbrandweereenheden is sprake van een soortgelijke situatie. Het kader blijkt vooral te worden gebruikt voor het oplossen van paraatheidsproblemen. Daarvoor was het in zijn ontwerp echter niet bedoeld, aldus de minister. Beide situaties doen afbreuk aan het veiligheidsniveau van burgers en brandweerpersoneel. De vakorganisaties hebben dat in een gezamenlijke brief aan de minister van JenV, het Veiligheidsberaad en de Raad van Commandanten en Directeuren Veiligheidsregio (hierna: RCDV) kenbaar gemaakt. De oplossing ligt in handen van de wetgever.

c) Richtlijn veilig optreden bij vuurwerk
De richtlijn vormt een goede basis voor een uniforme aanpak van de bestrijding van vuurwerkbranden met expliciete handelingsperspectieven. Het door het IFV voorgestelde aanvullende onderzoek, waaronder het doen van praktijkproeven, naar de gevaarzetting van illegaal en professioneel vuurwerk dient echter nog te worden uitgevoerd.

d) Doorontwikkeling Incidentbestrijding Gevaarlijke Stoffen (IBGS)
De minister was in 2019 vol lof over de doorontwikkeling van en regiogrensoverschrijdende benadering bij de Incidentbestrijding gevaarlijke stoffen (IBGS), een belangrijk specialisme van de brandweer. Deze doorontwikkeling van IBGS moet leiden tot aantoonbare kwaliteitsverbetering.

Vooruitlopend op de aanpassing van de regelgeving hieromtrent, verzocht de minister de voorzitter van het Veiligheidsberaad om voor 1 oktober 2020 een kwalitatieve evaluatierapportage met de bevindingen en de stand van zaken van de doorontwikkeling IBGS op te leveren.

Terwijl de minister veronderstelt dat er bij de vakorganisaties breed draagvlak is voor de doorontwikkeling, hebben wij tot nu toe geen kennis kunnen nemen van deze evaluatierapportage. Wel zien wij in de praktijk dat wordt afgeweken van de huidige regelgeving en dat de wettelijk vastgestelde opkomsttijd van dertig minuten voor een specialistische eenheid voor de bestrijding van ongevallen met gevaarlijke stoffen, wordt verruimd naar twee uur. Ingezette basiseenheden (met een lagere beschermingsgraad) worden daardoor langer aan specifieke gevaarsaspecten blootgesteld. Deze ontwikkelingen kwalificeren wij bepaald niet als ‘kwaliteitsverbetering’.

Voor wat betreft de regiogrensoverschrijdende benadering werd in het rapport van de Commissie evaluatie Wet veiligheidsregio’s nog gesproken over een ‘bovenregionaal niemandsland’. De constatering van de Commissie dat diverse veiligheidsregio’s vaak rekenen op hulp van buurregio’s, maar geen zicht hebben op elkaars capaciteiten, beschouwen wij als zorgelijk. Deze onduidelijkheid wreekt zich bij grootschalige incidenten.

3. Reactie minister op de brief van de VBV
De minister hecht groot belang aan de betrokkenheid van de werkvloer bij de verschillende beleidsontwikkelingen op het gebied van brandweerzorg. In de praktijk is deze betrokkenheid echter tot nul gereduceerd. Daarom vindt er op 23 maart een ‘constituerend’ overleg plaats tussen de RCDV, vakorganisaties en ambtenaren van het ministerie van Justitie en Veiligheid. We zien uit naar een constructief overleg en zullen u binnenkort over de gemaakte afspraken informeren.

4. Overstromingen Limburg
Na de watersnood in Limburg werden verschillende evaluaties uitgevoerd door het Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement. In de acute fase van de overstromingen moesten duizenden burgers worden geëvacueerd. Veel niet-zelfredzame burgers kwamen in een kritieke, levensbedreigende situatie terecht. De onderzoekers concludeerden dat regionaal geen plan bestaat hoe die evacuaties georganiseerd moesten worden. Ook werd in het evaluatierapport van het waterschap de samenwerking tussen de beide veiligheidsregio’s stevig bekritiseerd.

Wie deze conclusies op zich laat inwerken kan er niet omheen dat het in veiligheid brengen van burgers toch een van de belangrijkste taken is voor de operationele hulpdiensten en de basis vormt van de rampenbestrijding. Vooral als een dergelijk scenario al in 2011 als potentieel risico is gekenmerkt en in 2017 alle veiligheidsregio’s in Nederland zijn betrokken bij oplossingsrichtingen op het gebied van evacuaties bij overstromingen.

Daarnaast wordt evalueren beschouwd als onderdeel van het kwaliteitszorgsysteem van een veiligheidsregio. Bovendien is evalueren en reflecteren bij grootschalige incidenten één van de belangrijkste leerelementen voor de brandweer. Ondanks het feit dat de watersnood in Limburg door het kabinet formeel tot ramp werd verklaard, hebben we niets vernomen over een monodisciplinaire evaluatie m.b.t. de inzet van de brandweer. Belangrijke leermomenten voor de brandweer blijven daardoor buiten beschouwing. Dat is niet in het belang van de verantwoordelijke gemeenten, de burgers in Limburg en voor de rest van het land.

5. Behoud van brandweervrijwilligheid in Nederland
Met de kanttekeningen van de VBV en de repliek van de hoogleraren Cuyvers en Boogaard op de voorgestelde taakdifferentiatie, en de daaropvolgende Kamerbrede steun voor de oplossingsrichting, is een doemscenario voor de vrijwillige brandweer in ons land gelukkig voorkomen. Ook in het Europese Parlement is beweging ontstaan om vrijwillige inzet voor de brandweer en andere disciplines te vrijwaren van juridische dreigingen. De VBV heeft, met medewerking van de hoogleraren Cuyvers en Boogaard, een position-paper opgesteld om – in lijn met de oproep uit het Nederlandse Parlement – in Europa te pleiten voor het voortzetten van de ingezette koers om te komen tot het veiligstellen van de juridische ruimte voor de professionele Vrijwilliger in Europese regelgeving.

6.Evaluatie Wet veiligheidsregio’s / Kabinetsstandpunt
Op verzoek van de minister hebben we in december 2020 onze eerste reactie gegeven op de bevindingen en aanbevelingen in het eindrapport van de Commissie evaluatie Wet veiligheidsregio’s.

Als het gaat over het inrichten van een toekomstbestendige brandweer geeft het Kabinet aan ‘een uitdaging’ te zien in de samenwerking tussen veiligheidsregio’s en in de totstandkoming van gedeelde kaders en uniforme werkwijzen. Hoe omvangrijk deze uitdaging is hebben we hierboven omschreven en in ons position-paper ten behoeve van het rondetafelgesprek van een duiding voorzien. Daarbij is het van groot belang voor de wetgever om twaalf jaar na het invoeren van de afwijkingsbevoegdheden, het resultaat van deze keuze in ogenschouw te nemen en daarbij ook de reeks rapporten van de Inspectie JenV en de Onderzoeksraad voor Veiligheid, gerelateerd aan de kwaliteit van de brandweerzorg te betrekken.

Bij het borgen van uniforme kwaliteitsnormen valt naar het oordeel van de VBV niet te ontkomen aan het vastleggen van een duidelijke ondergrens in wet- en regelgeving voor de brandweerzorg en rampenbestrijding (waarvan dan niet meer kan worden afgeweken door individuele veiligheidsregio’s).

Met vriendelijke groet en in afwachting van uw reactie.

Namens de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers

Marcel Dokter
voorzitter

Position Paper VBV rondetafelgesprek evaluatie Wet Veiligheidsregio’s

Baarn, 20 februari 2022

Geachte leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, beste Kamerleden,

Het is voor de brandweerzorg in het algemeen en voor de 19.000 brandweervrijwilligers in het bijzonder een mooie opsteker dat wij vandaag hier in de gelegenheid worden gesteld om deel te nemen aan het rondetafelgesprek over de evaluatie van de Wet Veiligheidsregio’s en om onze bevindingen over de “Wet Veiligheidsregio’s in de praktijk” met uw commissie te delen alvorens u overgaat tot de parlementaire behandeling van het Kabinetsstandpunt.

In onze reactie gaan we dieper in op het Kabinetsstandpunt en de wijze waarop onze inbreng in zowel de evaluatiecommissie als door het Kabinet is gewogen. Daarbij ontkomen we helaas niet aan het trekken van stevige conclusies en dito standpunten. Niet om te oordelen maar om duiding te geven aan onze bevindingen. Die zijn (o.a. navolgbaar via de hyperlinks) gebaseerd op het intensief en kritisch blijven volgen van ontwikkelingen in de 25 veiligheidsregio’s. Niet in de laatste plaats vanwege de invloed van deze ontwikkelingen op de fysieke veiligheid van de burgers en het brandweerpersoneel in ons land.

Op verzoek van de Minister van Justitie en Veiligheid heeft de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (hierna: VBV) een eerste reactie gegeven op het eindrapport van de Commissie evaluatie Wet veiligheidsregio’s (hierna: de Commissie). Onze aandacht was daarbij vooral gericht op de ‘Brandweerzorg van de toekomst’ en de positie van de vrijwilligers. Als het gaat over het inrichten van een toekomstbestendige brandweer als organisatieonderdeel van de veiligheidsregio’s geeft het Kabinet aan ‘een uitdaging’ te zien in de samenwerking tussen veiligheidsregio’s en in de totstandkoming van gedeelde kaders en uniforme werkwijzen. Hoe omvangrijk deze uitdaging is ervaren wij regelmatig.

Vrijwilligheid als pilaar

Maar liefst 82 % van het operationele personeel voor de brandweerzorg en rampenbestrijding in ons land is vrijwilliger. Mede daarom verbaast de VBV zich over het gebrek aan aandacht voor het concept vrijwilligheid in de Wetsevaluatie en over het standpunt van het Kabinet. Mensen die dit werk, bij nacht en ontij,  vrijwillig doen moeten de ruimte krijgen om dat mede zelf en op professionele wijze vorm te geven en niet door verschillende managementlagen in een vrijwilliger-onvriendelijk en bureaucratisch vormgegeven keurslijf worden gedwongen.

Als het gaat om invloed en inbreng van de VBV (artikel 68, tweede lid Wvr) in de ‘Adviescommissie Betrokkenheid Werkvloer’, de ‘Adviescommissie arbeidsveiligheid’ en de Jaarplannen van het Instituut Fysieke Veiligheid (hierna: IFV) bestaat deze door het IFV georganiseerde betrokkenheid inmiddels niet meer. Het IFV zegt in haar Jaarplan voor 2022 wel een betrouwbare partner en verbinder te willen zijn en blijven in het netwerk van crisisbeheersing en brandweerzorg. Wij constateren echter dat de wettelijke taken van het IFV rond de ‘Adviescommissie Betrokkenheid Werkvloer’, maar ook het Kenniscentrum Arbeidsveiligheid (KCVA) zijn verdwenen uit het Jaarplan 2022. Wat er met de strategische doelstellingen en het budget (in 2021 nog € 900.000) voor de verbetering van de arbeidsveiligheid van de operationele hulpverleners is gebeurd is onduidelijk.

De Minister van JenV geeft aan met het Veiligheidsberaad in gesprek te zijn over de rechtspositie van de brandweervrijwilligers. Het is goed om hier nogmaals te benadrukken dat wij zeer ingenomen zijn met de tussenkomst van uw commissie Justitie en Veiligheid die leidde tot de heroverweging van de denkrichting in het kader van de taakdifferentiatie. Daarmee is het behoud van Vrijwilligheid bij de brandweerzorg en de rampenbestrijding voor de toekomst geborgd. Met de keuze om alleen ‘bouwsteen 1’ verder uit te werken gaan wij ervan uit dat daarmee ook snel een eind komt aan het oneigenlijk, structureel en planmatig inzetten van Vrijwilligers voor (kazerne)diensten en de onbedoelde, maar ellendige gevolgen ervan. Een punt van zorg is nog wel het vraagstuk over de inwerkingtreding van de Wnra. Wij gaan ervan uit dat het Kabinet uw motie en ons voorstel zal opvolgen door in elk geval de Vrijwilligers buiten de Wnra te houden.

Unité de doctrine

Wanneer we kijken naar de basis voor de huidige Wet veiligheidsregio’s (hierna: Wvr) bestond er een door alle partijen (Rijk, regio’s, gemeenten en de branche) gedeelde visie op brandweerzorg. Deze zorg moest éénduidig, betaalbaar en kwalitatief goed zijn georganiseerd, met identieke zorg richting de burger in Nederland. In de memorie van toelichting van de Wvr werd dat als volgt aangeduid: “Als het gaat om veiligheid is het noodzakelijk voor alle burgers een uniform minimum niveau van veiligheid en van basiszorg te bieden.”  Gaandeweg zien we een wirwar aan normen en een lappendeken aan zorgniveau’s in het land. Zo heeft de regio Utrecht 7 parate duikteams en de regio Gelderland-Zuid 0. En waar de ene regio stopt met de inzet van tweepersoons bestelbusjes bij woningbranden, begint de andere met een nieuw experiment. En dan hebben we het nog niet eens over de uiteenlopende uitgangspunten in de regionale dekkingsplannen. Van een uniform niveau van veiligheid is daarmee geen sprake. Waar gaat het dan mis met het naleven van gemaakte afspraken en hoe voorkomen we dat 25 maal het ‘wiel’ opnieuw wordt uitgevonden?

Daarnaast zien we dat veiligheidsregio’s al voortvarend aan de slag zijn gegaan met het ‘toekomstbestendig’ maken van de brandweerzorg. Maar wel in lijn met de constatering van de Commissie: “sterk gericht op de vraag hoe ze met zo min mogelijk middelen binnen de eigen regio kan voldoen aan de wettelijke eisen.”
Zo heeft het Kabinetsstandpunt het bestuur van de veiligheidsregio Noord-Holland Noord er niet van weerhouden om richting te geven aan een ‘veranderopgave’ voor de brandweer. Tegen de achtergrond van ingrijpende bezuinigingsopdrachten (in de veiligheidsregio Noord-Holland Noord structureel 1,5 miljoen euro) worden allerlei exotische uitrukvarianten bedacht. De Commissie en het Kabinet geven aan vertrouwen te hebben in de besturen om gezamenlijk te komen tot het vaststellen en handhaven van normen en standaarden voor de brandweerzorg. Op grond van onze ervaringen op het gebied van ‘Uitruk op Maat’ en ‘Gebiedsgerichte opkomsttijden’, hebben wij dat vertrouwen helaas niet. Daarom acht de VBV strakke regie op het totaal van de inhoudelijke opgaven door het Ministerie onontbeerlijk. Het voornemen om bepalingen over verplichte samenwerking en de daartoe benodigde uniformiteit op te nemen in het wettelijk kader vinden wij essentieel.

Theorie versus praktijk

Het kabinet onthoudt zich vooralsnog van een standpunt over de financiering van het stelsel. De grote vraag is of deze ambitie valt te combineren met de wijze waarop gemeenten de ambities van de veiligheidsregio’s faciliteren. Of beter gezegd; dat in de praktijk feitelijk onmogelijk maken. De aanhoudende taakstellingen hebben ervoor gezorgd dat de operationele capaciteit (slagkracht) van de brandweer, en daarmee ook de rampenbestrijding, inmiddels onvoldoende robuust is. Dit zorgt er naar onze mening ook voor dat noodzakelijke geachte verbeteringen in de kiem worden gesmoord vanwege het ontbreken van de financiële middelen.

Het Kabinetsstandpunt om de regionale risicoprofielen en de Nationale Veiligheid Strategie meer met elkaar in samenhang te brengen is naar ons oordeel onvermijdelijk. Het IFV constateerde immers al in 2018 dat er weinig aandacht is voor inhoudelijke samenhang tussen regionale thema’s en nationale thema’s en de doorvertaling daarvan naar elkaar. Waartoe dat in de praktijk kan leiden zagen we in juli 2021 in Limburg. Daar stond bijvoorbeeld in het eerste risicoprofiel van de veiligheidsregio Zuid-Limburg (december 2011) dat als gevolg van klimaatverandering de hevigheid van extreme regenbuien in de zomer en daarmee de kans op extreme weersomstandigheden en overstromingen zal toenemen.

Ook de Minister van JenV onderkende in 2015 dat bij de veiligheidsregio’s en hun crisispartners nog ontwikkelingen noodzakelijk waren om te komen tot een goede rampenbestrijding bij overstromingen. Vervolgens vertaalde het landelijk project ‘Water en Evacuatie’ in 2017 het belang van een plan voor reddingsoperaties naar een ‘handreiking redden van mens en dier tijdens overstromingen’. In de zomer van 2021 moesten duizenden mensen in Zuid-Limburg hun huis halsoverkop verlaten. Veel niet-zelfredzame burgers kwamen in een kritieke, levensbedreigende situatie terecht. Na afloop concludeerden onderzoekers dat de veiligheidsregio Zuid-Limburg geen evacuatieplan heeft. Dat doet het ergste vrezen als tijdens de acute fase van een grootschalig incident, ramp of crisis moet worden opgeschaald om de impact ervan te beperken en burgers adequaat te beschermen tegen de gevolgen.

Onafhankelijk toezicht en Democratische legitimatie

Een samenleving waarin iedereen veilig kan leven dient weerbaar te zijn tegen risico’s, dreigingen en crisis. Daarom is het een belangrijke verantwoordelijkheid van het Rijk en de veiligheidsregio’s om zorg te dragen voor een parate organisatie die in geval van incidenten zoals branden, ongelukken, rampen en crises in staat is adequaat op te treden. Daartoe behoort onder meer een betrouwbaar beeld van de kwaliteit van de taakuitvoering en welke capaciteiten nodig, maar vooral ook beschikbaar zijn om de impact van een incident te beperken. Dat beeld is er niet of ontoereikend. Maar ook het ontbreken van betrouwbare sturingsinformatie kan vergaande consequenties hebben als het gaat om inzicht in de prestaties van de brandweer. De Commissie constateerde dat diverse veiligheidsregio’s in hun plannen rekenen op specialistische kennis of extra capaciteit uit buurregio’s, maar dat de betreffende veiligheidsregio’s dat niet altijd hebben nagevraagd bij de buurregio’s en dat er geen zicht is op elkaars capaciteiten. Ook het Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum (LOCC), als spil in het landelijke capaciteitsmanagement, informatiemanagement en de operationele advisering bij rampen en crises, heeft geen inzicht in de beschikbare expertise en capaciteit.

Dat brengt ons bij de – in onze ogen nogal verontrustende  – conclusies, aanbevelingen en aandachtspunten van de Algemene Rekenkamer over de knelpunten in de bestrijding van rampen en zware ongevallen. Het Kabinet gaat daar in zijn standpunt helaas niet op in of slechts ten dele. Daarom vragen wij wel uw aandacht voor deze rapporten. Bijvoorbeeld het rapport over de aanpak van natuurbranden , maar vooral ook omdat wij benieuwd zijn naar hoe het Kabinet adequaat toezicht op de werking van het stelsel gaat organiseren. De Algemene Rekenkamer kwam immers ook met conclusies over de impact van rapporten van de Inspectie JenV. Kijkend naar het resultaat van 15 jaar toezicht op de kwaliteit van de brandweerzorg en rampenbestrijding, kunnen we de conclusie van de Algemene Rekenkamer onderschrijven.

Terwijl de slagkracht van de brandweer waarneembaar afneemt en wij de Inspectie JenV regelmatig en gedetailleerd hebben geïnformeerd over deze ontwikkelingen, blijven maatregelen om de geconstateerde ‘tekortkomingen’ weg te nemen achterwege. Zo nam een veiligheidsregio zelfs een formeel besluit om de aanbevelingen van de Inspectie over opkomsttijden te negeren omdat de aanbeveling niet in lijn was met het regionale beleid om minder aandacht te schenken aan de opkomsttijden. Daar tasten burgers en gemeentebesturen nu in het duister als het gaat om de relatie tussen het risico dat aan bepaalde objecten gebonden is en de slagkracht van de brandweer. Zo lijkt de Inspectie een ontoereikende taakuitvoering door deze veiligheidsregio’s eerder te faciliteren dan te corrigeren. Dit hebben wij recent ook aan de Inspectie JenV kenbaar gemaakt. Onze bevindingen over het toezicht maken dat wij pal staan achter de oproep van Prof. mr. Pieter van Vollenhoven om te komen tot volledig onafhankelijk toezicht op veiligheid in Nederland.

Het Kabinet zegt de rol en taken van de veiligheidsregio’s (inclusief brandweer) in het kader van pro-actie, preventie, brandveiligheid alsmede de bedrijfsbrandweeraanwijzing in samenspraak met de veiligheidsregio’s en betrokken crisispartners nader onder de loep te zullen nemen. Dat juichen we toe en adviseren om daarbij nadrukkelijk ook de bevoegdheden van het bestuur van de veiligheidsregio’s, het Veiligheidsberaad, de Raad Commandanten Directeuren Veiligheidsregio’s (RCDV) en gemeenteraden te betrekken. De Wvr geeft immers geen nadere invulling van en toelichting op de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van het Veiligheidsberaad en de RCDV. De beslissingen van managementraden en van niet-democratisch gelegitimeerde colleges lijken zich volledig te onttrekken aan de lokale democratie en democratische controle, waardoor de lokale betrokkenheid snel verdampt terwijl de verantwoordelijkheid voor het lokale veiligheidsbeleid onverminderd blijft bestaan; wel betalen maar niet meer bepalen.

Daarom pleiten we voor een robuuste aanpak die de kloof tussen theorie en praktijk kan overbruggen.
De Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers werkt daar graag aan mee.

Met vriendelijke groet,

Marcel Dokter
voorzitter

Position Paper VBV rondetafelgesprek Evaluatie Wet Veiligheidsregio’s

Baarn, 20 februari 2022

Geachte leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, beste Kamerleden,

Het is voor de brandweerzorg in het algemeen en voor de 19.000 brandweervrijwilligers in het bijzonder een mooie opsteker dat wij vandaag hier in de gelegenheid worden gesteld om deel te nemen aan het rondetafelgesprek over de evaluatie van de Wet Veiligheidsregio’s en om onze bevindingen over de “Wet Veiligheidsregio’s in de praktijk” met uw commissie te delen alvorens u overgaat tot de parlementaire behandeling van het Kabinetsstandpunt.

In onze reactie gaan we dieper in op het Kabinetsstandpunt en de wijze waarop onze inbreng in zowel de evaluatiecommissie als door het Kabinet is gewogen. Daarbij ontkomen we helaas niet aan het trekken van stevige conclusies en dito standpunten. Niet om te oordelen maar om duiding te geven aan onze bevindingen. Die zijn (o.a. navolgbaar met hyperlinks in blauw) gebaseerd op het intensief en kritisch blijven volgen van ontwikkelingen in de 25 veiligheidsregio’s. Niet in de laatste plaats vanwege de invloed van deze ontwikkelingen op de fysieke veiligheid van de burgers en het brandweerpersoneel in ons land.

Op verzoek van de Minister van Justitie en Veiligheid heeft de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (hierna: VBV) een eerste reactie gegeven op het eindrapport van de Commissie evaluatie Wet veiligheidsregio’s (hierna: de Commissie). Onze aandacht was daarbij vooral gericht op de ‘Brandweerzorg van de toekomst’ en de positie van de vrijwilligers. Als het gaat over het inrichten van een toekomstbestendige brandweer als organisatieonderdeel van de veiligheidsregio’s geeft het Kabinet aan ‘een uitdaging’ te zien in de samenwerking tussen veiligheidsregio’s en in de totstandkoming van gedeelde kaders en uniforme werkwijzen. Hoe omvangrijk deze uitdaging is ervaren wij regelmatig.

Vrijwilligheid als pilaar

Maar liefst 82 % van het operationele personeel voor de brandweerzorg en rampenbestrijding in ons land is vrijwilliger. Mede daarom verbaast de VBV zich over het gebrek aan aandacht voor het concept vrijwilligheid in de Wetsevaluatie en over het standpunt van het Kabinet. Mensen die dit werk, bij nacht en ontij,  vrijwillig doen moeten de ruimte krijgen om dat mede zelf en op professionele wijze vorm te geven en niet door verschillende managementlagen in een vrijwilliger-onvriendelijk en bureaucratisch vormgegeven keurslijf worden gedwongen.

Als het gaat om invloed en inbreng van de VBV (artikel 68, tweede lid Wvr) in de ‘Adviescommissie Betrokkenheid Werkvloer’, de ‘Adviescommissie arbeidsveiligheid’ en de Jaarplannen van het Instituut Fysieke Veiligheid (hierna: IFV) bestaat deze door het IFV georganiseerde betrokkenheid inmiddels niet meer. Het IFV zegt in haar Jaarplan voor 2022 wel een betrouwbare partner en verbinder te willen zijn en blijven in het netwerk van crisisbeheersing en brandweerzorg. Wij constateren echter dat de wettelijke taken van het IFV rond de ‘Adviescommissie Betrokkenheid Werkvloer’, maar ook het Kenniscentrum Arbeidsveiligheid (KCVA) zijn verdwenen uit het Jaarplan 2022. Wat er met de strategische doelstellingen en het budget (in 2021 nog € 900.000) voor de verbetering van de arbeidsveiligheid van de operationele hulpverleners is gebeurd is onduidelijk.

De Minister van JenV geeft aan met het Veiligheidsberaad in gesprek te zijn over de rechtspositie van de brandweervrijwilligers. Het is goed om hier nogmaals te benadrukken dat wij zeer ingenomen zijn met de tussenkomst van uw commissie Justitie en Veiligheid die leidde tot de heroverweging van de denkrichting in het kader van de taakdifferentiatie. Daarmee is het behoud van Vrijwilligheid bij de brandweerzorg en de rampenbestrijding voor de toekomst geborgd. Met de keuze om alleen ‘bouwsteen 1’ verder uit te werken gaan wij ervan uit dat daarmee ook snel een eind komt aan het oneigenlijk, structureel en planmatig inzetten van Vrijwilligers voor (kazerne)diensten en de onbedoelde, maar ellendige gevolgen ervan. Een punt van zorg is nog wel het vraagstuk over de inwerkingtreding van de Wnra. Wij gaan ervan uit dat het Kabinet uw motie en ons voorstel zal opvolgen door in elk geval de Vrijwilligers buiten de Wnra te houden.

Unité de doctrine

Wanneer we kijken naar de basis voor de huidige Wet veiligheidsregio’s (hierna: Wvr) bestond er een door alle partijen (Rijk, regio’s, gemeenten en de branche) gedeelde visie op brandweerzorg. Deze zorg moest éénduidig, betaalbaar en kwalitatief goed zijn georganiseerd, met identieke zorg richting de burger in Nederland. In de memorie van toelichting van de Wvr werd dat als volgt aangeduid: “Als het gaat om veiligheid is het noodzakelijk voor alle burgers een uniform minimum niveau van veiligheid en van basiszorg te bieden.”  Gaandeweg zien we een wirwar aan normen en een lappendeken aan zorgniveau’s in het land. Zo heeft de regio Utrecht 7 parate duikteams en de regio Gelderland-Zuid 0. En waar de ene regio stopt met de inzet van tweepersoons bestelbusjes bij woningbranden, begint de andere met een nieuw experiment. En dan hebben we het nog niet eens over de uiteenlopende uitgangspunten in de regionale dekkingsplannen. Van een uniform niveau van veiligheid is daarmee geen sprake. Waar gaat het dan mis met het naleven van gemaakte afspraken en hoe voorkomen we dat 25 maal het ‘wiel’ opnieuw wordt uitgevonden?

Daarnaast zien we dat veiligheidsregio’s al voortvarend aan de slag zijn gegaan met het ‘toekomstbestendig’ maken van de brandweerzorg. Maar wel in lijn met de constatering van de Commissie: “sterk gericht op de vraag hoe ze met zo min mogelijk middelen binnen de eigen regio kan voldoen aan de wettelijke eisen.”
Zo heeft het Kabinetsstandpunt het bestuur van de veiligheidsregio Noord-Holland Noord er niet van weerhouden om richting te geven aan een ‘veranderopgave’ voor de brandweer. Tegen de achtergrond van ingrijpende bezuinigingsopdrachten (in de veiligheidsregio Noord-Holland Noord structureel 1,5 miljoen euro) worden allerlei exotische uitrukvarianten bedacht. De Commissie en het Kabinet geven aan vertrouwen te hebben in de besturen om gezamenlijk te komen tot het vaststellen en handhaven van normen en standaarden voor de brandweerzorg. Op grond van onze ervaringen op het gebied van ‘Uitruk op Maat’ en ‘Gebiedsgerichte opkomsttijden’, hebben wij dat vertrouwen helaas niet. Daarom acht de VBV strakke regie op het totaal van de inhoudelijke opgaven door het Ministerie onontbeerlijk. Het voornemen om bepalingen over verplichte samenwerking en de daartoe benodigde uniformiteit op te nemen in het wettelijk kader vinden wij essentieel.

Theorie versus praktijk

Het kabinet onthoudt zich vooralsnog van een standpunt over de financiering van het stelsel. De grote vraag is of deze ambitie valt te combineren met de wijze waarop gemeenten de ambities van de veiligheidsregio’s faciliteren. Of beter gezegd; dat in de praktijk feitelijk onmogelijk maken. De aanhoudende taakstellingen hebben ervoor gezorgd dat de operationele capaciteit (slagkracht) van de brandweer, en daarmee ook de rampenbestrijding, inmiddels onvoldoende robuust is. Dit zorgt er naar onze mening ook voor dat noodzakelijke geachte verbeteringen in de kiem worden gesmoord vanwege het ontbreken van de financiële middelen.

Het Kabinetsstandpunt om de regionale risicoprofielen en de Nationale Veiligheid Strategie meer met elkaar in samenhang te brengen is naar ons oordeel onvermijdelijk. Het IFV constateerde immers al in 2018 dat er weinig aandacht is voor inhoudelijke samenhang tussen regionale thema’s en nationale thema’s en de doorvertaling daarvan naar elkaar. Waartoe dat in de praktijk kan leiden zagen we in juli 2021 in Limburg. Daar stond bijvoorbeeld in het eerste risicoprofiel van de veiligheidsregio Zuid-Limburg (december 2011) dat als gevolg van klimaatverandering de hevigheid van extreme regenbuien in de zomer en daarmee de kans op extreme weersomstandigheden en overstromingen zal toenemen.

Ook de Minister van JenV onderkende in 2015 dat bij de veiligheidsregio’s en hun crisispartners nog ontwikkelingen noodzakelijk waren om te komen tot een goede rampenbestrijding bij overstromingen. Vervolgens vertaalde het landelijk project ‘Water en Evacuatie’ in 2017 het belang van een plan voor reddingsoperaties naar een ‘handreiking redden van mens en dier tijdens overstromingen’. In de zomer van 2021 moesten duizenden mensen in Zuid-Limburg hun huis halsoverkop verlaten. Veel niet-zelfredzame burgers kwamen in een kritieke, levensbedreigende situatie terecht. Na afloop concludeerden onderzoekers dat de veiligheidsregio Zuid-Limburg geen evacuatieplan heeft. Dat doet het ergste vrezen als tijdens de acute fase van een grootschalig incident, ramp of crisis moet worden opgeschaald om de impact ervan te beperken en burgers adequaat te beschermen tegen de gevolgen.

Onafhankelijk toezicht en Democratische legitimatie

Een samenleving waarin iedereen veilig kan leven dient weerbaar te zijn tegen risico’s, dreigingen en crisis. Daarom is het een belangrijke verantwoordelijkheid van het Rijk en de veiligheidsregio’s om zorg te dragen voor een parate organisatie die in geval van incidenten zoals branden, ongelukken, rampen en crises in staat is adequaat op te treden. Daartoe behoort onder meer een betrouwbaar beeld van de kwaliteit van de taakuitvoering en welke capaciteiten nodig, maar vooral ook beschikbaar zijn om de impact van een incident te beperken. Dat beeld is er niet of ontoereikend. Maar ook het ontbreken van betrouwbare sturingsinformatie kan vergaande consequenties hebben als het gaat om inzicht in de prestaties van de brandweer. De Commissie constateerde dat diverse veiligheidsregio’s in hun plannen rekenen op specialistische kennis of extra capaciteit uit buurregio’s, maar dat de betreffende veiligheidsregio’s dat niet altijd hebben nagevraagd bij de buurregio’s en dat er geen zicht is op elkaars capaciteiten. Ook het Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum (LOCC), als spil in het landelijke capaciteitsmanagement, informatiemanagement en de operationele advisering bij rampen en crises, heeft geen inzicht in de beschikbare expertise en capaciteit.

Dat brengt ons bij de – in onze ogen nogal verontrustende  – conclusies, aanbevelingen en aandachtspunten van de Algemene Rekenkamer over de knelpunten in de bestrijding van rampen en zware ongevallen. Het Kabinet gaat daar in zijn standpunt helaas niet op in of slechts ten dele. Daarom vragen wij wel uw aandacht voor deze rapporten. Bijvoorbeeld het rapport over de aanpak van natuurbranden , maar vooral ook omdat wij benieuwd zijn naar hoe het Kabinet adequaat toezicht op de werking van het stelsel gaat organiseren. De Algemene Rekenkamer kwam immers ook met conclusies over de impact van rapporten van de Inspectie JenV. Kijkend naar het resultaat van 15 jaar toezicht op de kwaliteit van de brandweerzorg en rampenbestrijding, kunnen we de conclusie van de Algemene Rekenkamer onderschrijven.

Terwijl de slagkracht van de brandweer waarneembaar afneemt en wij de Inspectie JenV regelmatig en gedetailleerd hebben geïnformeerd over deze ontwikkelingen, blijven maatregelen om de geconstateerde ‘tekortkomingen’ weg te nemen achterwege. Zo nam een veiligheidsregio zelfs een formeel besluit om de aanbevelingen van de Inspectie over opkomsttijden te negeren omdat de aanbeveling niet in lijn was met het regionale beleid om minder aandacht te schenken aan de opkomsttijden. Daar tasten burgers en gemeentebesturen nu in het duister als het gaat om de relatie tussen het risico dat aan bepaalde objecten gebonden is en de slagkracht van de brandweer. Zo lijkt de Inspectie een ontoereikende taakuitvoering door deze veiligheidsregio’s eerder te faciliteren dan te corrigeren. Dit hebben wij recent ook aan de Inspectie JenV kenbaar gemaakt. Onze bevindingen over het toezicht maken dat wij pal staan achter de oproep van Prof. mr. Pieter van Vollenhoven om te komen tot volledig onafhankelijk toezicht op veiligheid in Nederland.

Het Kabinet zegt de rol en taken van de veiligheidsregio’s (inclusief brandweer) in het kader van pro-actie, preventie, brandveiligheid alsmede de bedrijfsbrandweeraanwijzing in samenspraak met de veiligheidsregio’s en betrokken crisispartners nader onder de loep te zullen nemen. Dat juichen we toe en adviseren om daarbij nadrukkelijk ook de bevoegdheden van het bestuur van de veiligheidsregio’s, het Veiligheidsberaad, de Raad Commandanten Directeuren Veiligheidsregio’s (RCDV) en gemeenteraden te betrekken. De Wvr geeft immers geen nadere invulling van en toelichting op de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van het Veiligheidsberaad en de RCDV. De beslissingen van managementraden en van niet-democratisch gelegitimeerde colleges lijken zich volledig te onttrekken aan de lokale democratie en democratische controle, waardoor de lokale betrokkenheid snel verdampt terwijl de verantwoordelijkheid voor het lokale veiligheidsbeleid onverminderd blijft bestaan; wel betalen maar niet meer bepalen.

Daarom pleiten we voor een robuuste aanpak die de kloof tussen theorie en praktijk kan overbruggen.
De Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers werkt daar graag aan mee.

Met vriendelijke groet,

Marcel Dokter
voorzitter

Taakdifferentiatie en Uitruk op Maat

Taakdifferentiatie en Uitruk op Maat

Op 14 oktober verscheen er voor Brandweer Vrijwilligers een prachtige brief van minister Grapperhaus aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

In het kort komt het erop neer dat vrije instroom Vrijwilligheid bij de brandweer kan worden behouden zonder taakdifferentiatie. Dit op voorwaarde dat gekazerneerde en geconsigneerde vrijwilligheid verdwijnt en wordt omgezet naar een flexibel arbeidscontract.

Hierdoor lijkt het spookbeeld van eerste en tweederangs brandweermensen in rook op te gaan. Het mooie stelsel van betrokken burgers die andere burgers in nood geheel vrijwillig maar wel op een professionele wijze te hulp schieten kan zo blijven bestaan.

Dit prachtige resultaat is vooral te danken aan het artikel van de hoogleraren Cuyvers, Boogaard en de vaste Kamercommissie Justitie en Veiligheid die steeds bleef vragen naar een andere oplossing dan taakdifferentiatie bij de brandweer. Dankzij die steun voelde de VBV zich niet helemaal alleen toen het er op leek dat Vrijwillige Brandweer uitsluitend mogelijk leek met vergaande taakdifferentiatie en dat daarmee uitholling van onze prachtige passie een feit zou zijn.

Als u zich ooit afvroeg of een lidmaatschap van de VBV zin heeft dan is hiermee het bewijs geleverd. Samen zijn wij sterk en kunnen wij onze stem op een krachtige constructieve manier laten horen.

Dat die krachtige stem nodig is blijkt uit de voortgang van een ander hoofdpijndossier, Uitruk op Maat (UoM). Dit landelijk kader voor afwijkende voertuigbezetting kwam tot stand zonder dat de werkvloer was betrokken, in strijd met artikel 68 lid 2 van de Wet veiligheidsregio’s. Daarom trok de VBV ook in dit dossier aan de bel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal toen wij bij de veiligheidsregio’s en het Veiligheidsberaad geen gehoor vonden voor onze bezwaren.

Gelukkig vonden wij wel gehoor in Den Haag en heeft de Tweede Kamer op 27  november 2018 met algemene stemmen een motie aangenomen waarin de regering werd verzocht om in overleg met de werkvloer, waaronder de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers, te komen tot een nieuw dan wel aangepast kader op basis waarvan mag worden afgeweken van de standaard uitruk. De minister heeft dit in zijn brief van 11 februari 2019 aan de Tweede Kamer toegezegd.

Helaas is het landelijk kader UoM inmiddels bijgesteld en ambtelijk vastgesteld door de Raad Commandanten en Directeuren Veiligheidsregio’s (RCDV). Opnieuw zonder betrokkenheid van de werkvloer. Ons grootste bezwaar, dat veiligheid van hulpverleners en burgers in gevaar komt wanneer eenduidige kaders en uniforme inzetprocedures ontbreken is niet weggenomen. Ook de grote interpretatieruimte van het landelijk kader is in de bijgestelde variant onveranderd. Dit staat haaks op het belang dat burgers, bedrijven en instellingen hechten aan adequate brandweerzorg. Daarom blijven onze bezwaren in stand.

Inmiddels hebben wij de betrokken partijen, ministerie Justitie en Veiligheid, Veiligheidsberaad en de voorzitter van de RCDV op de hoogte gebracht van onze bezwaren en die zullen wij blijven inbrengen totdat een veilige werkwijze voor alle brandweermensen en burgers een feit is.

Voor de duidelijkheid, de VBV is niet tegen variabele voertuigbezetting maar wel tegen onveilige kaders voor het soms gevaarlijke brandweerwerk. Daar zullen wij ons voor blijven inzetten, nu en in de toekomst. Daar kunnen alle Brandweer Vrijwilligers ons aan houden.

Marcel Dokter

Voorzitter

Arthur de Wit vertelt waarom hij lid is geworden van de VBV!

Laat meer zien wat de VBV doet

Arthur de Wit is al negen jaar vrijwilliger. In deze tijd is hij bij verschillende veiligheidsregio’s vrijwilliger geweest. Momenteel is hij manschap en chauffeur bij de brandweer in Wilnis. In het dagelijks leven werkt hij als senior manager bij een Internationale bank.

Hoe ken je de VBV?

“Ik kende de VBV wel van naam, maar ik had er geen beeld bij. Tot ik in gesprek kwam met Marcel Dokter die me precies uitlegde wat de VBV allemaal doet voor brandweervrijwilligers. Toen ben ik
ook direct lid geworden, dat is nu zo’n drie jaar geleden.”

Waarom ben je lid van de VBV?

“Ik ben lid geworden omdat ik las wat zij publiceren. Ze nemen deel aan allerlei discussies en overleggen om de belangen van de brandweervrijwilligers te waarborgen of te verbeteren. Dat is niet altijd zichtbaar, maar het is uitermate belangrijk dat de brandweervrijwilligers vertegenwoordigd worden in dit soort discussies.”

Tip van Arthur

“Laat meer zien waar de VBV mee bezig is!”

De niet gedifferentieerde brandweer

Op 27 mei heeft de Tweede Kamer met haar vaste commissie Justitie en Veiligheid een commissiedebat gevoerd met de Minister van Justitie en Veiligheid. Belangrijkste onderwerp van het debat, taakdifferentiatie bij de Brandweer.

De uitkomst van dit debat mag bijzonder worden genoemd. Kamerbreed werd het voorstel met de denkrichting zoals deze nu is geformuleerd afgewezen. De Minister is gevraagd opnieuw na te gaan of het huidige stelsel van Vrijwillige Brandweer in stand kan blijven.

De Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (VBV) heeft zich de afgelopen drie jaar vastgebeten in dit onderwerp en is dankbaar dat de Tweede Kamer zich zo vierkant tegen taakdifferentiatie heeft uitgesproken.

In het begin van de discussie vroegen wij tevergeefs om te mogen meedenken. Zoeken naar een oplossing voor een juridisch probleem. Het verschil tussen Beroeps en Vrijwillige brandweermensen was te klein. Daardoor was het verschil in beloning in strijd met het gelijkheidsbeginsel van het Europees recht. Om het verschil groter te maken werd een verschil in door brandweermensen uit te voeren taken bedacht. Straks kunnen én doen Beroeps meer dan Vrijwilligers.

Het plan kende een aantal bouwstenen. Als alle bouwstenen worden ingevoerd is het verschil groot genoeg om een verschil in beloning te rechtvaardigen aldus de denkrichting.

Wij vinden dat voor de oplossing van het veronderstelde juridische probleem het verschil moet worden gezocht in de manier waarop wij de brandweer activiteiten gaan doen. Simpel gezegd; de Beroeps vanuit de kazerne en de Vrijwilliger vanuit de privé situatie gealarmeerd door haar of zijn pieper.

Dat vinden wij om twee belangrijke redenen:

  • Alle mensen in Nederland hebben recht op gelijkwaardige brandweer-hulpverlening op het moment dat zij om hulp vragen
  • De brandweer is niet gebaat bij eerste – en tweederangs brandweermensen.

Verder hebben wij politieke partijen in Den Haag gevraagd om aan te dringen op een Europese oplossing van het juridische probleem. Samen met negen andere landen die in Europa dezelfde lobby voeren. Halverwege het proces zijn wij onder druk van de Tweede Kamer alsnog toegelaten tot de denktank. Helaas heeft onze inbreng daar weinig verandering in de denkrichting met vooral taakdifferentiatie opgeleverd.

Gelukkig kwam er wetenschappelijke hulp van juristen van de Universiteit van Leiden.
In het dagblad Trouw verscheen een artikel van de heren Boogerd en Cuyvers waarin zij betoogden dat Vrijwilligheid bij de brandweer in Nederland niet in strijd hoeft te zijn met het gelijkheidsbeginsel van het Europees recht.

Nu de Tweede Kamer heeft gesproken zullen wij ons opnieuw richten tot de Minister van Justitie en Veiligheid en hem vragen om mee te mogen denken. Zoeken naar een oplossing waarbij het mooie Brandweer Vrijwilligerswerk op een volwaardige manier kan blijven bestaan. Dit op een manier waarbij alle inwoners van Nederland kunnen blijven rekenen op een gelijkwaardig niveau van hulpverlening van een kwalitatief hoog niveau.

Voor ruim 6000 van de 19.000 mensen die het Brandweer Vrijwilligerswerk vol overtuiging en passie doen is de VBV de verbindende factor tussen hun stem en de ontwikkelingen in de veiligheidsregio’s. Wij rekenen erop dat de Minister het aan hen wil vragen. Ga alstublieft in gesprek met de mensen die het werk doen en niet alleen met beleidsambtenaren en commandanten/directeuren van de veiligheidsregio.

Ondertussen vragen wij aan de Brandweer Vrijwilligers die nog geen lid zijn van de VBV, sluit je aan. Gekazerneerd, geconsigneerd of vrije instroom? Kom erbij, want lid worden helpt echt!

Marcel Dokter

 

 

 

Taakdifferentiatie Brandweer Vrijwilligers

Taakdifferentiatie Brandweer Vrijwilligers

Nederland zou er totaal anders uitzien zonder vrijwilligers. Dat geldt niet alleen voor de brandweerzorg en rampenbestrijding in ons land, maar ook voor andere essentiële organisaties zoals o.a. de politie, defensie, de KNRM en de reddingsbrigades. Op grond van EU-wet- en regelgeving is door de Minister van Justitie en Veiligheid een juridisch vraagstuk op tafel gelegd. Niemand heeft erom gevraagd, niemand wordt er blij van en niemand heeft baat bij het uithollen van de participatie van intrinsiek gemotiveerde burgers in het veiligheidsdomein. Toch bogen het Veiligheidsberaad en de minister van JenV zich 22 februari jl. over de ‘denkrichting differentiatie brandweertaken’.  Een beslissing kwam er niet maar het invoeren heeft verstrekkende gevolgen voor de brandweer en daarmee de kwaliteit van de brandweerzorg en rampenbestrijding in ons land. Deze taken worden in ons land immers voor het leeuwendeel (zo’n 80%) uitgevoerd door vrijwilligers. Mensen die niet beroepsmatig op een kazerne zitten of slapen, maar opkomen van huis of werk als ze worden gealarmeerd. Dagblad Trouw en het programma Nieuwsuur schenken vandaag ook aandacht aan dit onderwerp. Trouw interviewde drie vrijwilligers en heeft daar een mooi en aansprekend artikel over gemaakt. Het actualiteitenprogramma Nieuwsuur komt vanavond om 21.30 uur op NPO 2 ook met een een reportage.

Tweede Kamer
Ook in de Tweede Kamer is de taakdifferentiatie bij de brandweer onderwerp van gesprek. Vanmiddag spreken Marcel Dokter en Jurriaan Jacobs (resp voorzitter en bestuurslid van de VBV) met leden van de vaste commissie Justitie en Veiligheid in de Tweede Kamer. Dit gesprek is gepland van 16.00 tot 16.45 uur en gaat over de voorstellen om nadrukkelijk onderscheid te gaan maken tussen het werk van vrijwillige – en beroepsbrandweermensen, kortweg; taakdifferentiatie. De VBV heeft hiervoor een gespreksnotitie voorbereid. Van 17.00 tot 17.45 uur gaan de Kamerleden in gesprek met Geerten Boogaard en Armin Cuyvers, die onlangs in dagblad Trouw betoogden dat het Europees arbeidsrecht voldoende ruimte moet laten voor de inzet van professionele Vrijwilligers. Eerder al werden Kamervragen gesteld aan Minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid door het lid Van Nispen (SP) over vrijwilligheid bij de brandweer en de leden Yesilgöz-Zegerius (VVD) en Buitenweg (GL) over het onderzoek naar taakdifferentiatie bij de brandweer

De standpunten van de VBV
De standpunten en aanbevelingen van de VBV m.b.t. dit vraagstuk zijn na de eerste signalen rond de Wnra begin 2018 al helder gecommuniceerd en sindsdien ongewijzigd. Via onze memo van 13 juli 2020 hebben we vervolgens getracht de ‘denktank’ ervan te overtuigen dat een tweedeling in eerste- en tweederangs brandweermensen de kwaliteit van ons huidige stelsel ernstig zal aantasten. Zoals uit de landelijke inventarisaties blijkt staan we niet alleen met onze opvatting. Dat sterkt ons in onze gedachten zoals we die in onze brief van 15 januari jl. aan de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid hebben verwoord. Kort en bondig; met het uitvoeren van bouwsteen 1 van de denkrichting (verplicht en niet verplicht als onderscheid) kan het belangrijkste juridische obstakel worden weggenomen. Feitelijk wordt daarmee ten langen leste ook uitvoering gegeven aan de aanbeveling uit 2011 toen n.a.v. onderzoek naar bedrijfsvoeringsmodellen voor de inzet van brandweervrijwilligers door de partijen werd geadviseerd om expliciet onderscheid te maken tussen vrijwilligers en parttimers. Het rapport en de aanbevelingen verdwenen helaas in een diepe la.

De consequenties van het tumult overziend stellen wij onszelf de vraag; in hoeverre slaagt de brandweer er nog in aantrekkelijk te zijn en te blijven voor vrijwilligers? Volgens de minister dragen nieuwe methoden en werkwijzen bij aan een toekomstbestendig brandweerstelsel met een robuuste plaats voor brandweervrijwilligers. Wij hebben daar ook heldere beelden bij en voorstellen voor en brengen die graag tot uitvoering. De VBV participeert daarom ook in het Programma Vrijwilligheid en heeft daar recent de wens geuit om behoudens onderzoek en dikke rapporten nu ook eens de daad bij het woord te voegen en vooral de postcommandanten/ploegchefs (dagelijks direct leidinggevenden van vrijwilligers) daadkrachtig te ondersteunen in het oplossen van knelpunten die in de 850 vrijwilligerskazernes worden ervaren. Naast de steun van 25 werkgevers, rekent de VBV hierbij ook op structurele steun van de minister als systeemverantwoordelijke voor het behoud van het stelsel van vrijwilligheid in ons land.

Inbreng VBV Commissiedebat ‘Taakdifferentiatie brandweer en crisisbeheersing’ 27 mei 2021

Aan: Tweede Kamer der Staten-Generaal
Ter attentie van de vaste commissie Justitie en Veiligheid
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

Datum                : 22 mei 2021
Onderwerp        : Inbreng VBV Commissiedebat ‘Taakdifferentiatie brandweer en crisisbeheersing’

Geachte leden van de vaste commissie Justitie en Veiligheid, beste Kamerleden,

Terwijl in de Tweede Kamer de ogen vooral zijn gericht op de samenstelling van een nieuwe regering en een nieuw regeerakkoord, staat voor 27 mei aanstaande een commissiedebat ‘Taakdifferentiatie brandweer en crisisbeheersing’ op de agenda. Daarom maakt de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (VBV), als erkende gespreks- en crisispartner, graag gebruik van de gelegenheid om u te informeren over haar standpunten en zienswijzen aangaande de fysieke veiligheid in het algemeen en de brandweerzorg en rampenbestrijding in het bijzonder.

De huidige omstandigheden maken dat we nog nauwelijks kennis hebben kunnen maken met de nieuwe leden in uw commissie. Dat spijt ons zeer, maar indien gewenst maken we daar de komende periode graag tijd voor vrij. In de communicatie met uw commissie onderbouwen we onze standpunten en zienswijzen zorgvuldig en op een navolgbare manier door onderliggende informatie te koppelen via klikbare hyperlinks. In deze brief geven wij onze reactie op de voor de VBV en haar achterban meest essentiële agendapunten en onderwerpen voor het komende commissiedebat.

Echter, de actualiteit gebiedt ons ook stil te staan bij het rapport van 19 mei jl. over de zorgpunten en conclusies van de Algemene Rekenkamer m.b.t. het Ministerie van Justitie en Veiligheid. In het bijzonder omdat de Rekenkamer in 2014 concludeerde dat de minister niet weet in hoeverre de bescherming van burgers en bedrijven is verbeterd als gevolg van de in 2007 en 2010 doorgevoerde maatregelen. Op grond van deze conclusie en onze ervaringen in het afgelopen decennium kan het geen toeval zijn dat de Rekenkamer concludeerde (zie p. 53) dat de minister een passieve invulling geeft aan zijn beleidsmatige verantwoordelijkheid voor het stelsel van crisisbeheersing en brandweerzorg.

“De minister laat in het midden hoe 2 belangrijke aandachtspunten moeten worden aangepakt: actuele informatie over beschikbare capaciteit en een sterkere samenwerking en vaststelling van verantwoordelijkheden en rollen voor interregionale regie. Hier is een rol weggelegd voor de minister. Dat is relevant en actueel, aangezien de veiligheidsregio’s deze samenwerking in de afgelopen tijd niet volledig tot stand hebben gebracht. Het invullen van deze taak lijkt ons een bespreekpunt tussen minister en parlement”, aldus de Rekenkamer.

De VBV vindt daarom dat er een nadrukkelijkere rol voor de minister is weggelegd, in overleg met het parlement. Tot nu toe heeft de minister vooral de verantwoordelijkheid teruggelegd bij het Veiligheidsberaad en de veiligheidsregio’s, met als gevolg dat in de 25 regio’s de onderlinge verschillen in brandweerzorg inmiddels groter zijn dan 10 jaar geleden in 430 gemeenten. Daarmee wordt feitelijk geen invulling gegeven aan de doelstelling van de Wet veiligheidsregio’s: het bieden van een uniform minimum niveau van veiligheid en van basiszorg aan de burgers in ons land. Omdat de systeemverantwoordelijkheid voor het stelsel van crisisbeheersing en brandweerzorg in ons land nog steeds onveranderd bij de minister van JenV berust, roepen wij de minister op om op dit gebied een stap vooruit te zetten, in plaats van steeds opnieuw pas op de plaats te maken.

  • Reactie op het Inspectierapport ‘De voorbereiding op hulpverlening na een terroristische aanslag’

De constateringen van de Inspectie JenV en de reactie van de minister maken de eerder door de VBV geuite zorgen m.b.t. de slagkracht van operationele en parate eenheden in de hulpverleningsketen manifest.
Zo stelt de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid op pagina 24 van zijn recente ‘Midterm review 2021 Nationale Veiligheid Strategie’ dat de dreiging van aanslagen met chemische, biologische, radiologische en nucleaire middelen (CBRN-middelen), die in kringen van deskundigen geldt als de ‘sum of all fears’ op het gebied van terrorisme, onverminderd groot is. Dan is het opmerkelijk dat de Inspectie deze vorm van dreiging en de beschikbare interventiecapaciteit kennelijk over het hoofd heeft gezien. Scenario’s met terroristische aanslagen met behulp van CBRN-middelen vinden we bovendien niet of nauwelijks terug in de (regionale) risicoprofielen, laat staan in de capaciteitenanalyses om relevante risico’s en de gevolgen ervan te reduceren. Onze observaties komen overeen met de stevige conclusies in het rapport ‘Risico’s in samenhang’ van het Instituut Fysieke Veiligheid: “Het aantal bovenregionale risico’s is groot en voor veel van deze risico’s is er weinig ontwikkeld of gezamenlijk voorbereid.” .

  • Veiligheidsregio’s / brandweerzorg

De minister van JenV heeft uw Kamer regelmatig geïnformeerd over onderwerpen die van groot belang zijn voor de kwaliteit van de brandweerzorg en rampenbestrijding in ons land, maar die ook de uitvoerende brandweermensen, beroeps en vrijwilligers, direct raken en niet loslaten. We noemen hier gebiedsgerichte opkomsttijden (GGO), de richtlijn veilig optreden bij vuurwerk, de ontwikkelingen m.b.t. Incident Bestrijding Gevaarlijke Stoffen (IBGS), de evaluatie van het landelijk kader ‘Uitruk op Maat’ (UoM) en niet in de laatste plaats de rechtspositie van de brandweervrijwilligers en de daarmee verbonden ‘denkrichting differentiatie brandweertaken’. Ook de VBV heeft geregeld haar standpunten en zienswijzen aangaande deze onderwerpen gedeeld met de minister van JenV en uw commissie. Tegen deze achtergrond willen we uw commissie nog graag attenderen op onze inbreng m.b.t. deze onderwerpen in onze brieven van:

Omdat er nu enige overlap bestaat tussen de agendapunten 2, 7 en 11, beperken we ons in deze brief tot een reactie op de onderwerpen in de brief van de minister van JenV (29517, nr. 199) van 11 mei jl.

  • Taakdifferentiatie brandweervrijwilligers

Nederland zou er totaal anders uitzien zonder vrijwilligers. Dat geldt niet alleen voor de brandweerzorg en rampenbestrijding in ons land, maar ook voor andere essentiële organisaties zoals o.a. de politie, defensie, de KNRM en de reddingsbrigades. Op grond van EU-wet- en regelgeving is nu een vraagstuk op tafel gelegd. Niemand heeft erom gevraagd, niemand wordt er blij van en niemand heeft baat bij het uithollen van de participatie van intrinsiek gemotiveerde burgers in het veiligheidsdomein. Toch bogen het Veiligheidsberaad en de minister van JenV zich 22 februari jl. over de ‘denkrichting differentiatie brandweertaken’.

De standpunten en aanbevelingen van de VBV m.b.t. dit vraagstuk zijn na de eerste signalen rond de Wnra begin 2018 al helder gecommuniceerd en sindsdien ongewijzigd. Via onze memo van 13 juli 2020 hebben we vervolgens getracht de ‘denktank’ ervan te overtuigen dat een tweedeling in eerste- en tweederangs brandweermensen de kwaliteit van ons huidige stelsel ernstig zal aantasten. Zoals uit de landelijke inventarisaties blijkt staan we niet alleen met onze opvatting. Dat sterkt ons in onze gedachten zoals we die in onze brief van 15 januari jl. aan uw commissie hebben verwoord. Kort en bondig; met het uitvoeren van bouwsteen 1 van de denkrichting (verplicht en niet verplicht als onderscheid) kan het belangrijkste juridische obstakel worden weggenomen. Feitelijk wordt daarmee ten langen leste ook uitvoering gegeven aan de aanbeveling uit 2011 toen n.a.v. onderzoek naar bedrijfsvoeringsmodellen voor de inzet van brandweervrijwilligers door de partijen werd geadviseerd om expliciet onderscheid te maken tussen vrijwilligers en parttimers. Het rapport en de aanbevelingen verdwenen helaas in een diepe la.

De consequenties van het tumult overziend stellen wij onszelf de vraag; in hoeverre slaagt de brandweer er nog in aantrekkelijk te zijn en te blijven voor vrijwilligers? Volgens de minister dragen nieuwe methoden en werkwijzen bij aan een toekomstbestendig brandweerstelsel met een robuuste plaats voor brandweervrijwilligers. Wij hebben daar ook heldere beelden bij en voorstellen voor en brengen die graag tot uitvoering. De VBV participeert daarom ook in het Programma Vrijwilligheid en heeft daar recent de wens geuit om behoudens onderzoek en dikke rapporten nu ook eens de daad bij het woord te voegen en vooral de postcommandanten/ploegchefs (dagelijks direct leidinggevenden van vrijwilligers) daadwerkelijk te ondersteunen in het oplossen van knelpunten die in de 850 vrijwilligerskazernes worden ervaren. Naast de steun van 25 werkgevers, rekent de VBV hierbij ook op structurele steun van de minister als systeemverantwoordelijke voor het behoud van het stelsel van vrijwilligheid in ons land.

  • Gebiedsgerichte opkomsttijden (GGO)

Om een effectief brandweeroptreden bij een bepaald risico te waarborgen, is niet alleen de opkomsttijd van de eerste brandweereenheid van groot belang, maar ook de capaciteit / slagkracht. Niet in de laatste plaats omdat het preventieniveau van veel (kwetsbare) gebouwen nog altijd ondermaats is. Daarom benadrukte de minister in zijn beleidsreactie op het rapport van de Inspectie JenV “Inrichting repressieve brandweerzorg” het belang van realistische opkomsttijden en de relatie tussen het risico dat aan bepaalde objecten gebonden is en de slagkracht van de brandweer. Daarom is in een samenwerkingsverband van het brandweerveld, vakbonden en de Vakvereniging Brandweervrijwilligers (VBV), in afstemming met het ministerie van JenV, een landelijk uniforme systematiek voor dekkingsplannen ontwikkeld waarin de slagkracht centraal is gesteld door de opkomsttijden in relatie met opschaling te bezien.

Echter, een navolgbare, brandweerkundig onderbouwde bepaling en beoordeling van de capaciteit / slagkracht, als een wezenlijk en verplicht onderdeel van de nieuwe systematiek, blijkt – ondanks onze aanwijzing – tot nu toe te ontbreken in de dekkingsplannen van de 6 pilotregio’s. De verklaring was dat er – in afwijking van de afspraken die gemaakt zijn – geen normstelling voor slagkracht ontwikkeld gaat worden. Samen met de voorlopige conclusies van het IFV en de Inspectie JenV maken deze tekortkomingen een succesvolle realisatie van een landelijk uniforme methodiek voor dekkingsplannen vooralsnog hoogst onwaarschijnlijk.

Merkwaardig maar niet verrassend is dat de betrokkenen in het project GGO het voorstel voor de invulling van de factor ‘Slagkracht’ (een beschrijving van de opkomst van de 2e eenheid binnen 15 minuten en de 3e eenheid binnen 18 minuten voor alle 25 Veiligheidsregio’s) zoals vermeld in de reactie namens de minister van JenV, niet kunnen plaatsen. Deze invulling betekent immers een aanzienlijke, onacceptabele overschrijding van het professionele normenkader en worden de kwaliteitseisen voor de repressieve taak van de brandweer teruggebracht tot het statistisch in voldoende gevallen “op tijd voor de deur” staan. Zo ontstaat een brandweerorganisatie die als het er om spant, voor redding en blussing te weinig capaciteit kan inzetten en er pas voldoende capaciteit arriveert als het er eigenlijk niet meer toe doet. Daarmee wordt aan de waarden van de brandweerzorg, en aan die van hen die deze zorg feitelijk leveren, gemorreld. Zonder goede motivatie en wetenschappelijke onderbouwing. Wij vragen de minister nadrukkelijk om hier zijn systeemverantwoordelijkheid vorm en inhoud te geven.

Het streven van de minister om de huidige kwaliteit van de brandweerzorg te behouden staat op gespannen voet met het oogmerk van de veiligheidsregio’s in het afgelopen decennium, om de brandweer in Nederland van een aanbodgerichte naar een vraaggerichte organisatie te transformeren. Daar is op zich niets mis mee, echter mag van de brandweer worden verwacht dat deze adequaat en slagvaardig kan optreden als de situatie daarom vraagt. De geruisloze, maar omvangrijke inkrimping van de operationele slagkracht, in termen van mensen en materieel, blijft vrijwel onopgemerkt. Sinds 2010 zijn er zo’n 160 tankautospuiten en vele tientallen hulpverleningsvoertuigen en andere ondersteunende eenheden uit de operationele sterkte gehaald.

Terwijl de Wet veiligheidsregio’s (Wvr) een uniform kwaliteitsniveau beoogt, bepaalt het bestuur van de veiligheidsregio de kwaliteit van de brandweerzorg. Daardoor kan de kwaliteit van de basisbrandweerzorg sterk verschillen per regio. Het is derhalve nog maar de vraag of de bestrijding van grote incidenten en rampen nog wel adequaat zijn georganiseerd (zie onze brief over slagkracht). Bij incidenten van grotere omvang moet er materieel worden gevraagd in andere regio’s en zelfs het buitenland. Juist bij een grote calamiteit die meerdere regio’s raakt is het daarmee de vraag of er voldoende capaciteit (materieel en menskracht) beschikbaar is om een adequate of langdurige bestrijding mogelijk te maken.

In januari 2020 schonk het programma EenVandaag daarom ook aandacht aan het groter wordende risico op onbeheersbare natuurbranden en de bezuiniging op de bestrijding ervan want het aantal natuurbranden in ons land neemt behoorlijk toe. Onafhankelijk deskundigen stellen bovendien dat de brandweer onvoldoende is getraind en toegerust om te voorkomen dat een natuurbrand zo groot wordt en dat lessen uit het verleden niet werden toegepast. Als het gaat om andere wettelijke taken zien we dat het aantal duikteams meer dan gehalveerd is en blijkt het voor een veiligheidsregio zelfs mogelijk om geen enkel duikteam of eenheid voor de bestrijding van ongevallen met gevaarlijke stoffen meer paraat te hebben. Omdat ook het aantal brandweervrijwilligers sinds 2010 met 2700 is gedaald worden ook paraatheidsproblemen meer zichtbaar.

Het evenwicht tussen de hedendaagse risico’s die de maatschappij bedreigen en de maatregelen die de brandweer kan nemen om incidenten adequaat te beperken en te bestrijden, is in onbalans geraakt.
Met welke middelen en binnen welk tijdsbestek de noodzakelijke slagkracht kan worden samengesteld is volstrekt onduidelijk. Omdat meestal de meest kwetsbaren in onze samenleving het slachtoffer worden van brand en ander onheil, hebben we de Onderzoeksraad voor Veiligheid verzocht om onderzoek te doen.

Bij veel van bovengenoemde risico’s zijn mensen en materieel wegbezuinigd omdat dit soort incidenten zich niet of nauwelijks voordoen. Omdat het effect van deze incidenten zeer groot kan zijn vindt de VBV dat de brandweer zich hierop moet blijven voorbereiden en de noodzakelijke capaciteit paraat dient te houden. Juist daarom is de systeemverantwoordelijkheid van de minister noodzakelijk om de genoemde onbalans te herstellen.

  • Richtlijn veilig optreden bij vuurwerk

De minister geeft aan dat met de aangepaste richtlijn de basis is gelegd voor de gewenste uniforme aanpak van de bestrijding van vuurwerkbranden met expliciete handelingsperspectieven voor de brandweer. Dat is correct, maar we zijn er nog niet als het gaat om de veiligheid van onze brandweermensen. De Operationele handreiking geeft immers niet expliciet aan in welke gevallen water wel of niet gebruikt mag worden als blusstof en waarom. Dat geldt in het bijzonder ten aanzien van branden waarbij vuurwerk van subklasse 1.3 (professioneel en illegaal vuurwerk) betrokken is. De VBV pleit daarom voor nader onderzoek zoals dat ook de het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) is geadviseerd.

  • Incident Bestrijding Gevaarlijke Stoffen

Het voorkomen, beperken en bestrijden van ongevallen met gevaarlijke stoffen behoort tot de wettelijke taken van de brandweer. Het Veiligheidsberaad heeft de minister JenV verzocht om de veiligheidsregio’s de ruimte te geven om de doorontwikkeling van het specialisme incidentbestrijding gevaarlijke stoffen (IBGS) verder vorm te geven. De minister heeft de veiligheidsregio’s gevraagd zorg te dragen voor een gelijkwaardig kwaliteitsniveau voor burgers en de veiligheid van het personeel zoals vastgelegd in het Bvr en de Arbowet. Onze vraag is; hoe valt deze voorwaarde te rijmen met het verruimen van de opkomsttijd van een specialistische IBGS-eenheid van 30 minuten naar 120 minuten? Is het beschermingsniveau van de burgers en brandweermensen in deze fase voldoende geborgd? Ook in het kader van terrorisme?

Hoewel de minister in zijn reactiebrief aangeeft dat de ontwikkeling van het specialisme zich nog in de startfase bevindt, ligt de visie IBGS al sinds april 2014 op tafel en hebben wij deze vraag in juni 2016 ook al gesteld tijdens een werkbijeenkomst t.b.v. tweede tranche herziening Besluiten veiligheidsregio’s. Terwijl de Minister ervan uitgaat dat er bij de vakorganisaties breed draagvlak is voor de doorontwikkeling van IBGS, wachten wij nog op de inhoudelijke vertaalslag van de ‘nieuwe visie IBGS’ naar een navolgbare operationele uitvoering ervan in de 25 veiligheidsregio’s. Wij zouden graag de gevraagde ‘kwalitatieve evaluatierapportage’ en de bevindingen van de Inspectie JenV inzien. Temeer omdat de opkomsttijd van 2 uur voor een specialistische eenheid al realiteit is en de bestrijding van ongevallen met gevaarlijke stoffen geen onderdeel vormde van het onderzoek naar de kwaliteit van de brandweerzorg in ons land.

Naast de eisen voor de brandweerzorg en rampenbestrijding zijn er voor het personeel van de brandweer ook regels gesteld over de functies en de daarbij behorende eisen over opleiden, examineren, bijscholen en oefenen. De VBV ontvangt signalen dat het niveau van specialistische en leidinggevende functies op de helling wordt gezet. Een voorbeeld hiervan is het door veiligheidsregio’s naar believen toepassen van instroomeisen. Daar zijn afspraken over gemaakt. Als er aanleiding is om daarvan af te wijken gaan we ervan uit dat daarover met de vakorganisaties overleg wordt gevoerd.

  • Tot slot

Wij zijn gaarne bereid om over het bovenstaande een nadere toelichting te geven en wensen U alvast een constructief overleg.

Met vriendelijke groeten en in afwachting van uw reactie.

Namens de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers

Marcel Dokter
voorzitter

De VBV en taakdifferentiatie

De VBV en taakdifferentiatie

Het onderwerp taakdifferentiatie is bij de brandweer volop in het nieuws.
De Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (VBV) krijgt veel vragen over dit onderwerp.
Wij proberen aan iedereen duidelijk te maken dat voor ons belangrijk is dat er geen eerste en tweederangs brandweermensen ontstaan.

De reden voor taakdifferentiatie is een juridisch probleem dat moet worden opgelost.
In Nederland hebben wij ervoor gekozen dat de kwaliteit van alle brandweermensen gelijk moet zijn. Dus geen verschil tussen Beroeps of Vrijwillig.

Volgens het gelijkheidsbeginsel, verankerd in Europese wetgeving, moeten gelijke gevallen gelijk worden beloond. Omdat er bij de brandweer groot verschil is in beloning tussen Beroeps en Vrijwillig, moeten er dus verschillen zijn in het soort werk. Daarvoor is taakdifferentiatie bedacht.

Vrijwilligers alleen de basis brandweerzorg en maximaal 1 specialisme. Beroeps brandweermensen de basis brandweerzorg en tenminste 3 specialismen.

De VBV vindt dat wij het verschil niet moeten zoeken in taken, maar in de manier waarop we aan het werk gaan.
Dat verschil zit er dan in dat beroeps brandweermensen in een kazerne wachten op het alarm of met de brandweerauto thuis in een zogenaamd geconsigneerd piket.
Vrijwilligers doen hun werk op basis van vrije instroom. De pieper gaat, dan gaan zij naar de kazerne.
Daarbij is nog een ander fundamenteel verschil, de Vrijwilliger kan besluiten dat hij niet opkomt, hoewel zijn komst wel wordt gevraagd. Beroeps hebben deze “opt out” niet.

Als Vrijwilligers kazernediensten willen doen, dan doen zij dat op basis van een parttime arbeidscontract. Het grote bijkomende voordeel is dan dat in geval van ziekte of ongeval aanspraak kan worden gemaakt op verzekering en doorbetaling. Vrijwilligers kunnen dus wat ons betreft ook brandweer als beroep naast hun Vrijwilligheid uitoefenen.

Dit hebben wij ingebracht in de denktank die voor dit doel is opgericht. De denktank heeft het advies van professor Verburg gevolgd en uitgewerkt in een aantal bouwstenen.
Bouwsteen 1 is het afschaffen van kazernering en consignatie voor Vrijwilligers.
Daarnaast zijn nog een aantal andere bouwstenen ingevuld. Hierin zijn bijvoorbeeld basis zorg en specialismen uitgewerkt.

De VBV vindt het onverstandig om een totaalpakket in te voeren omdat daardoor een onnodig verschil in brandweerzorg kwaliteit ontstaat. Daarom stellen wij voor alleen bouwsteen 1 in te voeren.
Dan kan daarna worden bezien of er nog meer verschillen nodig zijn om Beroepsbrandweer en Vrijwilligers van elkaar te onderscheiden zonder dat de kwaliteit van het brandweer product in Nederland verschillend wordt.

Dit zullen wij inbrengen in de discussie die momenteel wordt gevoerd.
Al was het maar om te voorkomen dat een goed werkend en relatief goedkoop veiligheidssysteem in ons land wordt ontmanteld.
Tenslotte zijn wij er ook nog van overtuigd dat Brandweervrijwilligers zich niet in rijen zullen opstellen bij de rechter omdat zij zich achtergesteld voelen. Zij zijn trots op wat zij kunnen en wat zij doen. Wat zij daarmee verdienen is een geweldige reputatie en dat is veel belangrijker dan geld alleen.

Marcel Dokter
Voorzitter

 

Nadenken over taakdifferentiatie (bezint eer gij begint)

Nadenken over taakdifferentiatie (bezint eer gij begint)

In de afgelopen periode is er gewerkt aan een denkrichting voor een probleem bij de brandweer. Omdat het huidige stelsel dat wij in Nederland kennen volgens de minister van Justitie en Veiligheid  in strijd is met het gelijkheidsbeginsel van het Europees recht. Omdat Vrijwilligers dezelfde werkzaamheden, dezelfde opleiding en aan dezelfde keuringseisen moeten voldoen als beroepsbrandweermensen, moeten zij dan feitelijk ook op dezelfde manier worden beloond.

Er werd een “denktank” ingericht die een oplossing voor het probleem moest bedenken. Aan de oplossingsrichting waaraan zij gingen werken lag een advies van  hoogleraar Verburg ten grondslag. Hij ontwikkelde een oplossingsrichting waarbij er een verschil in taken moest worden gemaakt tussen vrijwilligheid en beroeps. Dat verschil moest dan voldoende groot zijn om een verschil in beloning te rechtvaardigen.

De Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (VBV) wilde aan dit denkproces een bijdrage leveren. Want samen een oplossing bedenken betekent draagvlak en acceptatie. Helaas werd dit in eerst instantie afgewezen. Door tussenkomst van de Tweede Kamer werd  alsnog een plekje in de denktank ingericht voor de voorzitter van de VBV, maar dan wel op persoonlijke titel.

Zo werd ik dus een jaar geleden na een heel prettig kennismakingsgesprek met de voorzitter van de denktank, burgemeester Kolff van Dordrecht, alsnog lid van de denktank. Door de inmiddels uitgebroken Pandemie was de eerste vergadering waaraan ik deelnam pas in juni 2020.

In de denktank heb ik geprobeerd duidelijk te maken dat de VBV zorg heeft dat er een tweedeling ontstaat tussen eersterangs en tweederangs brandweermensen. Dat Vrijwilligers trots zijn op wat zij doen en daarom geen tweederangs positie willen.

Toen vlak voor de  zomervakantie op Facebook een nogal kritisch item over taakdifferentiatie van de VBV verscheen werd ik daarvoor door de denktank ter verantwoording geroepen. Dus hoewel in de denktank op persoonlijke titel, toch aangesproken als voorzitter van de VBV. Uiteindelijk werd de strijdbijl begraven en kon ik in de denktank blijven.

Wat wij wilden bereiken was meedenken en bouwen aan een goed brandweerstelsel. Een stelsel waarin een volwaardige positie voor Vrijwilligers blijft. Wij denken dat dit kan en moet. Al was het maar omdat vanuit 88% van alle brandweerkazernes in ons land een brandweerrode tankautospuit met Vrijwilligers uitrukt naar alle soorten branden en hulpverleningsincidenten.

De inbreng in het denkproces bleek beperkt want de plannen werden gemaakt door een andere groep, “de werktank”. De denktank mocht van die plannen dan iets vinden. Niet alle informatie vanuit de werktank werd gedeeld met de denktank. Aan de voorzitter heb ik daarom gemeld dat als het advies is uitgebracht mijn deelname aan de denktank stopt. Het advies aan het Veiligheidsberaad heb ik in de denktank niet kunnen lezen. Nu de minister het naar de Tweede Kamer heeft gestuurd met de analyse van het Veiligheidsberaad wel. De voorzitter geïnformeerd dat ik voor het vervolg niet op dezelfde niet volwaardige manier betrokken wil zijn. Dat ik daarom niet langer zal deelnemen aan de vervolgstappen van de denktank.

De zorg die de VBV heeft blijft. Een denkrichting en een rapport waarin wordt gesteld dat er maar voor 284 posten van de 959 iets verandert en in een voetnoot vermeldt dat niet is meegenomen dat er feitelijk voor alle Vrijwillige posten iets verandert, is een manier van informeren waaraan ik mijn naam liever niet langer verbind. Dat hetgeen is bedacht er toe zal leiden dat mensen die nu fulltime werken en daarnaast Vrijwilliger zijn en dat straks als ‘parttimer’ moeten gaan doen, van de ene overtreding (Europees recht), naar de andere (arbeidstijdenwet) overtreding gaan, is ook niet opgenomen in de overwegingen. Dat is geparkeerd voor later.

Daarom gaat de VBV vanaf nu onafhankelijk en niet gebonden verder. Inmiddels zijn er rechtsgeleerden die vinden dat Vrijwilligheid bij de brandweer helemaal niet op gespannen voet hoeft te staan met het Europees recht. Of wanneer dat toch zo is, dit Europees recht een uitzondering dient te maken voor Vrijwilligheid.

Dit zullen wij verder onderzoeken en ondertussen blijven pleiten voor een volwaardige, gelijkwaardige taakuitoefening bij de brandweer voor beroeps en Vrijwillig. Kazerneren en consigneren is werk, het andere is Vrijwilligers werk. Incidenten maken geen onderscheid in taken voor stad of dorp, vrijwillig of beroeps. Laten wij dat dan bij de bestrijding ervan ook niet doen.

Dat is het geluid dat de VBV zal laten horen, nu en in de toekomst. Daar kunt u op rekenen.

Marcel Dokter

Voorzitter