Search Results for: marcel dokter

VBV voorzitter Marcel Dokter ‘geridderd’

Bij zijn afscheid als postcommandant van de brandweer in Wilnis werd zaterdag 25 maart jl. onze voorzitter Marcel Dokter ‘geridderd’ vanwege zijn jarenlange verdiensten bij de brandweer in Wilnis en voor de VBV. Burgemeester Maarten Divendal van de gemeente de Ronde Venen reikte hem de Koninklijke Onderscheiding uit die hoort bij de titel Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. De ceremonie vond plaats in de brandweerkazerne van Wilnis.

Marcel was zaterdag nietsvermoedend naar de kazerne gekomen voor de overdracht van het commando aan Rutger Outshoorn en het maken van een korpsfoto. Het korps van Wilnis had deze bijzondere gelegenheid zorgvuldig voorbereid en een kleine honderd genodigden ontvangen in een nabijgelegen zalencentrum. De aankomst van de stoet bij de kazerne was voor Marcel een complete verrassing.
Het ceremonieel in de kazerne werd door de burgemeester voltooid met een treffende toespraak waarin hij de bijzondere verdiensten van Marcel voor de samenleving in Wilnis en daarbuiten de revue liet passeren. Naast zijn inzet voor de brandweer sinds 1980, waaronder de dijkdoorbraak in 2003, werd ook stilgestaan bij de rol die Marcel vervult bij de herdenking van een drietal bemanningsleden van een Britse bommenwerper, die in Wilnis hun laatste rustplaats vonden nadat hun toestel in de tweede wereldoorlog boven Wilnis werd neergehaald. Natuurlijk kwam ook het verdienstelijke voorzitterschap bij de VBV aan bod.

Daarna was er in het zalencentrum een feestelijke receptie georganiseerd. Daar werd Marcel gefeliciteerd met de onderscheiding en via het videoscherm toegesproken door Pam Stokvis (zakenrelatie), Jaap Donker (directeur veiligheidsregio Utrecht) en Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister van Justitie en Veiligheid) die Marcel prezen als gesprekspartner, gevolgd door Tom Dokter (zoon van Marcel en tevens brandweervrijwilliger in Mijdrecht), Tijs van Lieshout (voorzitter Brandweer Nederland) en Ronald Kraan (lid dagelijks bestuur van de VBV). Allen spraken hartelijke woorden over de persoonlijke verdiensten van Marcel.

Omdat Marcel de belangen van vrijwilligers na aan het hart lagen, en hij vond dat daar niet altijd voldoende oog voor was, werd Marcel – naast zijn functies bij de brandweer in Wilnis – op 17 november 2006 lid van onze vereniging. Kort daarna kwam Marcel letterlijk en figuurlijk als klap op de vuurpijl in beeld bij de VBV. De brandweermensen van Wilnis werden in de nieuwjaarsnacht van 2007 namelijk door dorpsgenoten belaagd met strijkers en vuurpijlen. Dat zat Marcel en zijn collega’s in Wilnis behoorlijk dwars. En zo werd hij in 2007 het brandweergezicht van het landelijke programma ‘Veilige Publieke Taak’, dat zich richtte op de aanpak van agressie en geweld tegen medewerkers met een publieke taak. Dus ook de brandweervrijwilligers in ons land.

En zo pal als hij toen stond voor de brandweermensen op de post in Wilnis, zo pal staat hij ook voor het ambacht van de brandweer en de belangen van de mensen, waarvan hij altijd zegt dat die het leuk moeten blijven vinden om voor de brandweer, op ieder tijdstip huis en haard te verlaten om hun medeburgers in de nood te helpen.

In 2014 nam Marcel de voorzittershamer over van de vorige voorzitter, Cees van Beek. Zo werd Marcel het ‘boegbeeld’ van de VBV. Als actief brandweerman en met zijn jarenlange ervaring is hij voortreffelijk in staat om de vele ontwikkelingen op het gebied van de brandweerzorg en rampenbestrijding haarfijn te duiden en waar nodig van commentaar te voorzien. Zowel schriftelijk in een keurige brief als wel mondeling. Ongeacht of dat moet in een veiligheidsregio, het ministerie, bij de Inspectie of midden in het hart van onze democratie, de Tweede Kamer. En of het nu gaat over opkomsttijden, verzekeringen, voertuigbezettingen of vuurwerk, Marcel is een excellent en waardig vertolker van onze standpunten en de inhoudelijke strekking ervan. Om het kort en bondig te benoemen; Marcel wil graag constructief meewerken aan verbeteringen, maar houdt niet van gepruts.

De brandweer in Nederland mag trots zijn op de innemende wijze waarop Marcel in de gesprekken met de verantwoordelijke partijen een goede en solide basis weet te leggen om met vertrouwen te kijken naar de komende ontwikkelingen op het gebied van de brandweerzorg. Dat is absoluut geen lucratieve bezigheid, maar gewoon liefdewerk oud papier. Bovendien vergt het schaken op meerdere borden niet alleen passie en liefde voor dat wat je doet, het vergt ook tijd. Veel tijd. Daarom hebben we de mensen bedankt die Marcel de ruimte geven om te doen wat hij doet. We noemen in de eerste plaats zijn naaste familie, die maar al te goed weet welke offers Marcel heeft gebracht en nog steeds brengt om zijn idealen te verwezenlijken. Maar uiteraard ook zijn werkgever.  Het is fijn om te weten dat wat je doet ook kan rekenen op de steun en medewerking van de mensen om je heen en van je werkgever.  Marcel zorgt er telkens voor dat het allemaal naadloos in elkaar past. Daar zijn we hem als leden en bestuur van de VBV oprecht zeer dankbaar voor en feliciteren hem van harte met deze welverdiende onderscheiding.

Marcel Dokter spreekt voicemail Mark Rutte in.

VBV voorzitter Marcel Dokter was vanmorgen te horen in het radioprogramma ‘Nu Al Wakker’ van WNL op Radio 1. Hij riep in een voicemailbericht minister-president Rutte op om in de komende kabinetsperiode actief aandacht te besteden aan een ‘Vrijwilliger bestendige brandweerorganisatie’.
Juist de minister-president zou moeten willen gaan voor een betaalbare, fijnmazige hulpverleningsorganisatie van, voor, en door betrokken burgers in ons land door bijvoorbeeld een oproep om zich te melden als Vrijwilliger bij de lokale brandweer, dat is niet alleen zinvol maar geeft ook veel voldoening en erkenning.

VBV inbreng CD Nationale veiligheid, brandweer en crisisbeheersing 15 mei 2024

Aan:
Tweede Kamer der Staten-Generaal
T.a.v. Vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

Baarn, 10 mei 2024

Onderwerp: Commissiedebat Nationale veiligheid, brandweer en crisisbeheersing

Geachte leden van de vaste Commissie voor Justitie en Veiligheid, geachte Kamerleden,

Woensdag 15 mei 2024 voert u een belangrijk debat met demissionair minister Yeşilgöz van Justitie en Veiligheid (hierna: JenV) over Nationale veiligheid, brandweer en crisisbeheersing. De Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (hierna: VBV) brengt voor dit commissiedebat graag haar standpunten m.b.t. de geagendeerde onderwerpen, en meer in het bijzonder de brandweerzorg onder uw aandacht en hoopt u hiermee van dienst te zijn. Daarnaast reflecteren wij in deze brief ook op actuele ontwikkelingen die binnen de gelederen van de brandweer aanleiding geven tot bezorgdheid en die in deze brief niet onvermeld mogen blijven.

  1. Algemeen
  2. Richtlijn veilig optreden bij vuurwerk / opvolging aanbevelingen onderzoek vuurwerkrampen
  3. Veiligheidsstrategie voor het Koninkrijk der Nederlanden / Toekomstbestendige rampenbestrijding
  4. Verzamelbrieven 28 juni 2023 en 12 maart 2024
  5. PTSS / Arbeidsveiligheid
  6. Brandweerzorg in verandering / dekkingsplannen nieuwe stijl / slagkracht brandweer

Algemeen

De brandweer in ons land beleeft turbulente tijden en stoeit met complexe vraagstukken. Vraagstukken die vragen om meer eenheid in beheer en taakuitvoering. Dat is tot op heden niet gelukt. Uit de eindrapportage van de evaluatie van de Wet veiligheidsregio’s in 2013 bleek al dat veiligheidsregio’s onvoldoende samenwerken en het uniformeren van processen te wensen overliet. Uit de bevindingen van de Commissie Muller m.b.t. de evaluatie Wet veiligheidsregio’s van 2020 blijkt dat er van de aanbevelingen uit 2013, om te komen tot verbeteringen, weinig terecht is gekomen. De Commissie Muller concludeerde (p.34): ‘Veiligheidsregio’s zijn autonoom in het maken van keuzes over wel of niet materieel en deskundigheid – zonder rekening te hoeven houden met de behoefte of de keuzes van buurregio’s’.’ Bovendien is ‘de besluitvorming in een veiligheidsregio over takenpakket, mensen en materieel van de brandweer sterk gericht op de vraag hoe ze met zo min mogelijk middelen binnen de eigen regio kan voldoen aan de wettelijke eisen’.

Verwijzend naar deze autonome bevoegdheden ontstaat er steeds opnieuw een mengelmoes van verschillende regionale regelingen, procedures en protocollen en is er geen sprake van de beoogde uniformiteit. Het voorbeeld van de Commissie Muller (p.34) m.b.t. de diversiteit van veiligheidsregio’s op het gebied van de waterongevallenbestrijding is daarbij illustratief en zeker niet uniek. Het feit dat de ene veiligheidsregio (Utrecht) beschikt over 7 parate duikploegen en andere veiligheidsregio’s het aantal duikploegen fors hebben ingekrompen of zelfs volledig hebben opgeheven (Gelderland-Zuid en Brabant-Zuidoost), is niet eens benoemd. Eveneens onbenoemd, maar niet minder zorgwekkend, is de forse inkrimping van het beschikbare potentieel in termen van personeel en materieel voor de bestrijding van calamiteiten en rampen.

Op grond van de actuele standpunten van het Veiligheidsberaad inzake de voorstellen tot herziening van de Wet veiligheidsregio’s en de actuele ontwikkelingen in het veld, verwacht de VBV beslist geen verbetering. Want met het standpunt van het Veiligheidsberaad, dat de kracht van de afzonderlijke veiligheidsregio’s voorop staat en het landelijk optreden daaruit volgt, blijven de landelijke prioriteiten – lees adequate brandweerzorg en rampenbestrijding – naar onze mening van ondergeschikt belang. Het Veiligheidsberaad pleit in zijn brief aan de minister van JenV nog eens nadrukkelijk voor het behoud van de autonomie van de veiligheidsregio’s.

Wij vrezen en zien dat veiligheidsregio’s voortdurend bezig blijven om hun eigen wiel uit te vinden en dat dit in de praktijk zal leiden tot nog grotere verschillen in de uitvoering en kwaliteit van de geleverde brandweerzorg. Een vorm van rechtsongelijkheid die aan de burgers niet valt uit te leggen. Het gebrek aan eenheid in beheer en taakuitvoering zal vroeg of laat tot ongewenste (interoperabiliteits)problemen leiden.

Om de uitdagingen in de toekomst het hoofd te kunnen bieden hebben wij de informateurs verzocht om versterking van de brandweerzorg en rampenbestrijding en de regie over het beheer en taakuitvoering van de brandweer in ons land te beleggen bij de minister van JenV. Niet in de laatste plaats omdat de Commissie Muller ook van mening is (p.115): ‘dat bij het Veiligheidsberaad geen zelfstandige bevoegdheden passen’  en met betrekking tot de brandweerzorg: hoort wat de commissie betreft geen formele doorzettingsmacht voor het Veiligheidsberaad of haar voorzitter’.

Richtlijn veilig optreden bij vuurwerkbranden – opvolging aanbevelingen onderzoek vuurwerkrampen

In de afgelopen jaren hebben we meerdere keren onze zorgen geuit over de gevaarsaspecten bij de opslag en transport van vuurwerk en onvolkomenheden in de blusinstructies bij vuurwerkbranden. De veronderstelde duidelijkheid over de gevaarsaspecten van consumentenvuurwerk (klasse 1.4) heeft ons allerminst overtuigd.
Nu blijkt dat de risico’s bij vuurwerkbranden behoorlijk zijn onderschat. Uit het onafhankelijk onderzoek naar de vuurwerkrampen in Enschede en Culemborg blijkt namelijk dat consumentenvuurwerk in geval van brand toch massa-explosief kan reageren. Zelfs wanneer de vuurwerkopslag voldoet aan alle huidige regels.

Op 21 december 2023 organiseerde uw commissie een technische briefing hierover. De onderzoekers adviseren de overheid om onder meer de regels voor opslag van ‘licht’ vuurwerk te herzien en ook te kijken naar de blusinstructies voor de brandweer bij vuurwerkbranden. Gegeven de jarenlange betrokkenheid van de VBV bij de vraag welke risico’s burgers en brandweerlieden lopen bij vuurwerkbranden, hebben wij onze zienswijze op de conclusies van het onderzoeksteam met u gedeeld.

Voortbordurend op de conclusies en aanbevelingen uit het onderzoeksrapport en het voortschrijdend inzicht bij Brandweer Nederland, vragen wij de regering en de Tweede Kamer de aanbevelingen adequaat op te volgen en niet te aarzelen om duidelijkheid te verschaffen over welke risico’s van vuurwerkopslag en vuurwerkvervoer (nog) acceptabel zijn in onze samenleving. Het handelingsperspectief voor de brandweer is wat ons betreft duidelijk: tot in een wijde straal ontruimen en afstand houden tot het explosiegevaar is geweken.

Veiligheidsstrategie voor het Koninkrijk der Nederlanden / Toekomstbestendige rampenbestrijding

In de voorliggende Veiligheidsstrategie lezen wij de oproep om alert en voorbereid te zijn. ‘Voor als het onverhoopt toch mis gaat.’ Ondertussen is het wereldbeeld van vrede en veiligheid snel veranderd. Ministers en legerleiders van verschillende Europese landen en de NAVO waarschuwen voor de mogelijkheid van militaire dreigingen in Europa. De Commandant der Strijdkrachten in Nederland roept de samenleving op tot een andere mindset; “Als strijd zich verplaatst van voorpagina’s naar voordeur, moet Nederland voorbereid zijn.” Als dat zo is, waarom is bij de versterking van de nationale veiligheid dan niets opgenomen over welke voorbereidingen er moeten worden getroffen voor de bescherming van de bevolking als het onverhoopt toch mis gaat?

Tot 1986 kende Nederland de Bescherming Bevolking (BB) en tot 1993 het krijgsmachtonderdeel Korps Mobiele Colonnes (KMC). Beide organisaties waren verantwoordelijk voor het blussen van branden, redden van mensen en het ondersteunen van de bevolking. Niet alleen ten tijde van oorlogsdreiging of de gevolgen van oorlogshandelingen, maar ook bij andere noodsituaties.

Vanaf 1986 zijn de taken van civiele bescherming toebedeeld aan de brandweer. Sinds de regionalisering van de brandweer is deze taak langzaam maar zeker naar de achtergrond verdwenen en organiseert de brandweer zich voornamelijk op het kleinste maatgevende scenario, de woningbrand. Door alle bezuinigingen is de repressieve capaciteit met ongeveer 30% afgenomen. In eigen land hebben wij onvoldoende capaciteit om bijvoorbeeld grote natuurbranden te blussen. Dus net als tijdens de Covid pandemie met de Duitse IC bedden voor Nederlandse patiënten worden wij ook hier letterlijk uit de brand geholpen door onze naaste buren. Vanwege onvoldoende eigen capaciteit moeten wij bij grootschalige en langdurige calamiteiten een beroep doen op Duitsland en België. Vooral de Duitse brandweer komt dan met groot materiaal en veel mensen ons de helpende hand toesteken.

In het licht van onderlinge bijstand tussen EU-lidstaten en het bundelen van krachten en kennis, werd 8 en 9 april jl. in Parijs de eerste Europese brandweertop georganiseerd. Brandweerorganisaties (waaronder de VBV) uit 18 landen van de Europese Unie namen deel aan de bijeenkomst. In een gezamenlijke verklaring pleiten de organisaties onder meer voor het versterken van de positie van vrijwilligers en een vertegenwoordiging van de Europese brandweer in Brussel onder de paraplu van het CTIF (The International Association of Fire Services).

– uitfasering van het Alarmeringssysteem
In deze context reflecteren wij ook op het besluit tot het uitfasering van het Alarmeringssysteem (de sirenes). Zowel NL-Alert als ook het Waarschuwings- en Alarmeringssysteem (WAS) hebben voor- en nadelen. In het rapport van het NIPV “Een toekomst voor het WAS?” valt (op p.5) het volgende te lezen: “Het WAS bestaat al lange tijd, maar feitelijk kan het zich nauwelijks beroepen op grote successen, niet alleen in ons land, maar ook niet in de landen om ons heen”. Echter; op grond van de ervaringen tijdens de catastrofale overstromingen in Duitsland in juli 2021, pleit de Deutsche Feuerwehrverband nu voor uitbreiding van het sirenenetwerk.

Natuurlijk wordt in dit rapport ook de mogelijkheid geboden voor de autonomie van de veiligheidsregio: “Als één of enkele veiligheidsregio’s ervoor zouden kiezen het systeem nog in de lucht te willen houden, lijkt ons dat eerst en vooral een verantwoordelijkheid van de veiligheidsregio’s zelf”. Zo wordt ook hier weer een stukje van de bescherming van de bevolking en de redundantie van het alarmeringssysteem met het grootste gemak in de prullenbak gedaan, maar dan wel met een regionale afwijkingsbevoegdheid, waarvan in ieder geval Rotterdam-Rijnmond en Zeeland gebruik lijken te maken.

De VBV denkt dat het de hoogste tijd is voor meer aandacht en middelen voor de brandweer om te voorzien in adequate grootschalige en langdurige hulpverlening. Niet op vijfentwintig verschillende manieren, maar één robuust georganiseerd programma voor de versterking van de rampenbestrijding met een goed werkend waarschuwings- en alarmeringssysteem dat aanvullend is op NL-Alert.

Verzamelbrieven 28 juni 2023 en 12 maart 2024

In de verzamelbrief van 28 juni 2023 en die van 12 maart 2024 geeft de demissionair minister van JenV uw Kamer inzicht in de ontwikkelingen op een aantal belangrijke onderwerpen. Wij geven u in deze brief graag – vanuit ons eigen perspectief – een ‘update’ m.b.t. deze onderwerpen.

– Kerncijfers brandweer
Voor het ontwikkelen van passend beleid op het gebied van brandweerzorg zijn betrouwbare data onontbeerlijk. Samen met de minister van JenV vinden wij het online portal ‘Kerncijfers Veiligheidsregio’s’ een stap in de goede richting. Dat was in 2018 ook de bedoeling van de vernieuwde incidentenstatistiek nadat het CBS had aangegeven te moeten stoppen met de brandweerstatistiek. Gelet op het tot dusver afgelegde traject is het de vraag wanneer nu eindelijk kan worden voldaan aan en de reeds in 2008 uitgesproken ambities en de maatschappelijke behoefte aan betrouwbare statistische informatie inzake de brandweerzorg? We zien uit naar de volgende stappen in de doorontwikkeling en verdere verbreding van de kerncijfers brandweer c.q. veiligheidsregio’s.

PTSS bij de brandweer
Dat brandweermensen bij letselschade als gevolg van hun inzet voor de samenleving hun recht moeten bevechten via langdurige juridische procedures, is de VBV al jaren een doorn in het oog. Wij hebben daar in juli 2023 een met bronnen onderbouwd artikel over gepubliceerd. Het betreffende artikel vormde voor het onderzoeksjournalistieke televisieprogramma Zembla aanleiding tot het maken van een reportage over PTSS bij de brandweer. Op 11 februari 2024 werd de reportage ‘Opgebrand’ uitgezonden. Sindsdien is PTSS onderwerp van gesprek in alle 25 veiligheidsregio’s. En dat is goed. Nog beter zijn sector brede afspraken om te voorkomen dat brandweermensen in de uitoefening van hun werkzaamheden schade lijden door beroepsziekten of ongevallen. Voor dienstongevallen is er sinds 1 januari 2024 een uniforme landelijke regeling. Voor PTSS en andere beroepsziekten is dat helaas niet het geval. En dat is beslist geen fraai uithangbord voor het vinden en binden van mensen die zich vrijwillig in willen zetten voor het maatschappelijk belang. Daarom hebben wij het Veiligheidsberaad per brief gevraagd om in lijn met de politie en defensie te komen tot uniforme afspraken.

In antwoord op onze brief geeft het Veiligheidsberaad aan dat in alle veiligheidsregio’s de benodigde professionele psychische hulpverlening beschikbaar is. Maar nog slechts 3 veiligheidsregio’s maken daarbij gebruik van de expertise en de professionele hulp die het Steunpunt Brandweer van het Veteraneninstituut kan bieden. Hoe ‘professioneel’ de andere 22 veiligheidsregio’s de psychosociale ondersteuning van brandweerpersoneel hebben ingericht maakt het Veiligheidsberaad helaas niet transparant inzichtelijk. Recent is in opdracht van de veiligheidsregio’s de toolbox ‘Psychosociale Ondersteuning voor Veiligheidsregio’s’ ontwikkeld en 8 maart jl. tijdens de vergadering van de RCDV (Raad van Commandanten en Directeuren Veiligheidsregio) gepresenteerd. Deze toolbox omvat weliswaar een uitgebreide ‘procesboom’ met verwijzingen naar interne functionarissen, maar een simpele verwijzing voor (oud)brandweermensen, leidinggevenden, collega’s en familieleden naar het onafhankelijke Steunpunt Brandweer ontbreekt ten principale.

Wat in de toolbox ook volledig ontbreekt is de aandacht voor de bijzondere positie van brandweervrijwilligers. Brandweervrijwilligers hebben weliswaar een aanstelling bij de veiligheidsregio, maar werken doorgaans bij een andere hoofdwerkgever, in een andere bedrijfstak. Vrijwilligers komen met hun gezondheidsklachten dan ook niet op het spreekuur van de bedrijfsarts van de veiligheidsregio, maar bij de Arbodienst van hun hoofdwerkgever en diens bedrijfstak. Dat maakt het krijgen van inzicht in de omvang van het probleem – zoals Zembla pijnlijk bloot legde – en bijbehorende casuïstiek extra lastig. Bovendien kan elke veiligheidsregio de toolbox op haar eigen manier toepassen. Het gevolg is weer een mengelmoes van 25 verschillende beleidslijnen, protocollen en procedures in plaats van eenduidig, sector breed beleid.

Een ander belangrijk aspect is de rol van de werkgevers bij de totstandkoming van het beleid gericht op voorkoming en beperking van psychosociale arbeidsbelasting, die in de toolbox expliciet wordt belicht. De rol van de werknemers (artikel 12 van de Arbeidsomstandighedenwet) blijft echter volledig buiten beschouwing. De  geformeerde werkgroep van psychologen, medewerkers Team Collegiale Ondersteuning en veiligheidskundigen, die sinds de zomer van 2023 heeft gewerkt aan de toolbox, vertegenwoordigt immers niet de wettelijk geborgde invloed van de medewerkers op het beleid en de gang van zaken in de organisatie waarin zij werken. Evenmin zijn vertegenwoordigers van werknemersorganisaties op landelijk niveau hierbij betrokken.

Wij zijn dan ook erg blij dat demissionair minister Yeşilgöz van JenV een bijdrage wil leveren in de zorg voor het mentale en fysieke welzijn van brandweermensen door middel van eenduidig beleid en de erkenning van PTSS als beroepsziekte bij de brandweer. In navolging van de oproep van de gezamenlijke vakorganisaties voor brandweerpersoneel, roepen wij de werkgevers nogmaals op om vaart te maken met een uniforme landelijke regeling voor beroepsziekten zoals PTSS. Idealiter voor alle hulpverleners in Nederland.

– arbeidsveiligheid bij de brandweer
In de uitzending van Zembla werd ook stilgestaan bij de in 2015 door het Veiligheidsberaad beloofde verbeteringen op het gebied van arbeidsveiligheid bij de brandweer. Het doel was om bij de brandweer in Nederland het kennisniveau, de kennisopbouw en de kennisontsluiting rond het thema arbeidsveiligheid naar een hoger plan te tillen. Daarom lag de focus van Brandweer Nederland en het NIPV in 2016 en 2017 op de vier thema’s: persoonlijke beschermingsmiddelen, arbeidshygiëne, beroepsziekten en fysieke en mentale weerbaarheid. Sindsdien is echter weinig tot geen vooruitgang geboekt. De genoemde knelpunten zijn al jaren onderwerp van discussie en nog steeds actueel.

Noemenswaardig feit daarbij is dat Brandweer Nederland begin juni 2023 door de minister van JenV is gevraagd werk te maken van arbeidsveiligheid in het algemeen en de ‘Arbocatalogus Brandweer’ in het bijzonder. Vooral omdat deze ‘Arbocatalogus’ niet voldoet aan de vormvereisten. Een arbocatalogus is op basis van de Beleidsregel arbocatalogi 2019 en die wordt ingediend door sociale partners en getoetst door de Nederlandse Arbeidsinspectie. De vertegenwoordigers van de werknemers worden echter al sinds 2017 niet meer betrokken bij het maken van afspraken over de risico’s van ons vak. Wellicht dat de minister van JenV haar stelselverantwoordelijkheid kan laten gelden om bij het Veiligheidsberaad de zorgplicht van werkgevers nogmaals onder de aandacht te brengen.

Brandweerzorg in verandering / dekkingsplannen nieuwe stijl / slagkracht brandweer

Momenteel wordt er door het ministerie van JenV en de Raad van Commandanten en Directeuren Veiligheidsregio’s (RCDV) met het oog op de herziening van de Wet veiligheidsregio’s gewerkt aan de nadere uitwerking van het kabinetsstandpunt naar aanleiding van de evaluatie Wet Veiligheidsregio’s. De in de Contourennota opgenomen plannen en ambities zijn omvangrijk en vragen veel van onze vereniging. In het bijzonder waar het gaat om de zorg voor betrokkenheid van het in de brandweerzorg werkzame personeel (vrijwilligers en beroeps) bij de verdere uitwerking en besluitvorming.

In het proces ‘Brandweerzorg in verandering’ wordt er gewerkt met zogenaamde ‘two-pagers’. Hierin staat bondig een vraagstuk beschreven, inclusief de beoogde oplossingsrichting en doelstellingen. In de two-pager ‘Bovenregionale en landelijke brandweersamenwerking’ (eerste tranche) staat dat er voor de brandweer een landelijk risicoprofiel brandweerzorg en een landelijk dekkingsplan komt. Hiermee wordt duidelijk op welke bovenregionale en landelijke scenario’s de brandweer zich moet voorbereiden, en waarover bijstandsafspraken moeten worden gemaakt met andere regio’s.

Onze belangstelling gaat daarbij vooral uit naar de slagkracht die een regio moet kunnen leveren. Dit met het oog op onze bevindingen die wij eerder met u hebben gedeeld en het toekomstig wettelijk kader dat net als de Wet veiligheidsregio’s onder meer kaders met betrekking tot de normering voor samenstelling van basiseenheden, dekking, opkomst en geoefendheid zal bevatten. Wij zijn formeel nog niet gevraagd om input te leveren in dit traject, dan wel om in de pre-consultatiefase een reactie te geven op de beoogde beleidswijzigingen. Om de gezamenlijke ambities van ‘papier naar praktijk’ te brengen ziet de VBV – als gesprekspartner van de minister – een uitnodiging daartoe graag tegemoet. We zullen ons daarbij hard blijven maken voor een brandweerkundig goed onderbouwde doctrine, die niet alleen toekomstbestendig, maar ook van kwalitatief hoogwaardig niveau is. Daarbij rekening houdend met de positie en de belangen van de 18.000 brandweervrijwilligers, als belangrijke dragers van het veiligheidsbeleid.

Die invloed lijkt in de plannen voor de herziening van het onderwijsstelsel naar de achtergrond te verdwijnen. Daarom koesteren wij de in de wet vastgelegde mogelijkheden tot inspraak en de mening van de Commissie Muller in haar evaluatierapport (p. 120) dat landelijke normering van functies en vakbekwaamheid noodzakelijk is in een brandweerstelsel waarin samenwerking steeds belangrijker wordt en daarom onderdeel moet blijven van de toekomstige wetgeving. Wij zullen daarover op een gepast moment weer bij uw commissie terug komen.

– Voortgang actualisatie regionale dekkingsplannen nieuwe stijl
De brandweerzorg in ons land kan alleen van een kwalitatief hoog niveau zijn als de basis goed georganiseerd is.
Brandweerkundig goed onderbouwde dekkingsplannen vormen daarvoor het fundament. Daarom heeft de VBV zich voortdurend ingespannen voor de totstandkoming van een uniforme methodiek voor de inrichting van de brandweerzorg. Nu maken we ons serieuze zorgen over de naleving van de gestelde randvoorwaarden en de opvolging van de aanbevelingen van de Inspectie JenV. Want in de (herziene) ‘Handreiking landelijk uniforme systematiek voor dekkingsplannen’ ontbreekt nog steeds een gevalideerde norm voor de capaciteit/slagkracht.

Terwijl de slagkracht van belang is voor een tijdige opvolging bij een maatgevend incident en het voorkomt dat de brandweer tijdens het bestrijden van het incident achter de feiten aanloopt, aldus de Inspectie. Daarom is het goed dat de Inspectie nu onderzoek doet naar de gezamenlijke slagkracht van de brandweer voor grootschalige en specialistische incidenten en daarbij ook het brandweeroptreden bij hoogwater en overstromingen wordt meegenomen. De VBV zal binnenkort tijdens het jaarlijks bijpraatmoment nog haar bevindingen en suggesties m.b.t. het onderzoek met de Inspectie delen.

De minister heeft de besturen van de veiligheidsregio’s gevraagd hun dekkingsplannen vóór 31 december 2023 op te stellen op basis van de Handreiking Gebiedsgerichte opkomsttijden, deze vervolgens bestuurlijk vast te stellen en de werking hiervan in de praktijk te monitoren. De minister geeft in haar verzamelbrief van 12 maart jl. inzicht in de stand van zaken. De minister gaat er vanuit dat alle veiligheidsregio’s in lijn met de toekomstige wetgeving op een eenduidige wijze omgaan met het op- en vaststellen van de dekkingsplannen zoals voorgeschreven in de handreiking. Ook de VBV volgt de implementatie van de systematiek van de gebiedsgerichte opkomsttijden in de veiligheidsregio’s nauwlettend.

Daarom zijn we erg benieuwd naar de beoordeling van het ‘Dekkingsplan Gebiedsgerichte opkomsttijden 2023-2025’ van de veiligheidsregio Zeeland (VRZ) in de opsomming van de minister. De VBV werd in de zomer van 2023 door brandweermensen en raadsleden geattendeerd op de nogal bijzondere gang van zaken rond de vaststelling van het dekkingsplan door het Algemeen Bestuur van de VRZ. Wij hebben daarop de VRZ verzocht om informatie. Uit de reactie van de VRZ blijkt dat het Algemeen Bestuur van de VRZ met het vaststellen van het Dekkingsplan 2023-2025 op basis van gebiedsgerichte opkomsttijden (inclusief technische bijlage GGO) niet heeft voldaan aan de door de minister gestelde voorwaarden. Voor de onderbouwing van onze conclusie verwijzen we u graag naar de publicatie op onze website.

Hoe de eerder omschreven ‘autonome bevoegdheden’ in de praktijk leiden tot een verdere aantasting van zowel de kwaliteit van de brandweerzorg en rampenbestrijding, alsmede de democratische legitimatie, werd 25 april jl. in de korte vergadering van het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ) gedemonstreerd. Bij het vaststellen van het nieuwe Dekkingsplan 2023-2027 vonden de zorgvuldig geformuleerde en goed onderbouwde zienswijzen, moties en amendementen van verschillende gemeenteraden, alsmede ingezonden brieven en verbetervoorstellen uit de brandweerposten helaas weinig gehoor.

Het gevolg is dat in de VRGZ nu weer een tankautospuit, een hulpverleningsvoertuig, een redvoertuig, 7 (water) oppervlaktereddingsteams, een brandweerhulpboot, en een (gevaarlijke stoffen)verkenningseenheid verdwijnen. Op grond van het vorige ‘Brandweerzorgplan’ uit 2018 waren al de duikploeg en 8 tankautospuiten (inclusief personeel) verdwenen. Bovendien werd in de vergadering ook alvast voorgesorteerd op het sluiten van posten om de stijgende kosten voor de 40 kantoren en kazernes van de VRGZ te dempen. De ontstane onrust onder met name de brandweervrijwilligers werd met een krachtige opmerking van voorzitter Bruls bezworen. Dat gold ook voor de gemeenten die op goede gronden het plan hebben geamendeerd of niet hebben ingestemd. Die kunnen hun commentaar of tegenstem terugvinden in de reactie van de VRGZ. Op basis van de commentaren en zienswijzen heeft er geen inhoudelijke aanpassing van het dekkingsplan plaatsgevonden. Zie hier het democratisch tekort in praktijk.

– slagkracht brandweer
De Inspectie JenV vroeg in haar brief van 23 februari 2022 aandacht voor het opnemen van een norm voor slagkracht zodat er sprake kan zijn van tijdige opvolging bij een maatgevend incident. Dit voorkomt dat de brandweer tijdens het bestrijden van het incident achter de feiten aanloopt. De Inspectie zou de ontwikkeling van een norm voor slagkracht blijven volgen. Maar de ontwikkeling van een brandweerkundig onderbouwde norm is er tot nu toe niet van gekomen. Het gevolg is dat met de gehanteerde norm die nu in de handreiking is opgenomen de opkomsttijd van de tweede tankautospuit bij branden in gebouwen met niet-zelfredzame bewoners is verdubbeld t.o.v. de Leidraad Repressieve Basisbrandweerzorg. Daar hebben we bij de totstandkoming van handreiking nadrukkelijk onze zorgen over geuit. Tot nu toe helaas zonder resultaat.

Gegeven de samenhang tussen de dekkingsplannen en slagkracht van de brandweer en de verduurzaming van woningen brengen we tot slot ook graag onze inbreng in het landelijke ‘Platform Brandveiligheid’ onder uw aandacht. Niet in de laatste plaats omdat de omvang van branden en de slagkracht van de brandweer uit balans dreigt te raken. Wij verwijzen daarbij naar de grote branden in het AZC Middelburg (17 december 2022), het wooncomplex Riekerhaven Amsterdam (13 november 2022), het appartementencomplex, Joan Muyskenweg Amsterdam (3 juni 2023), de zeer grote brand in een huizenrij in Arnhem (18 juni 2023). En als we kijken naar de aanpak van stalbranden zien wij dat stalbranden in meerderheid worden veroorzaakt door relatief kleine ontstekingsbronnen, maar dat deze branden in zeer korte tijd uitgroeien tot een compartimentsbrand. Daartegen staat de brandweer machteloos.

In de Kamerbrief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties inzake de recente brand in een woontoren in Valencia en acties na de fatale brand in de Grenfell woontoren in Londen, gaat de minister in op  brandveiligheidsrisico’s bij verduurzaming, verbouw en tijdelijke bouw. Wij vinden het daarom zinvol om de praktische mogelijkheden voor een betere afstemming tussen bouwkwaliteit (met name bestaande bouw), technische voorschriften voor apparatuur, gebruikseisen en slagkracht van de brandweer in het Platform Brandveiligheid te agenderen. De stelselverantwoordelijkheid voor de brandweerzorg en rampenbestrijding ligt in handen van de minister van JenV.

Afsluitend zijn we gaarne bereid om over het bovenstaande een nadere toelichting te geven en wensen u alvast een constructief overleg met de Minister tijdens het komende Commissiedebat. Leden van ons bestuur zullen hierbij aanwezig zijn.

Met vriendelijke groet,

Namens de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers

Marcel Dokter
voorzitter

VBV Brief aan informateurs

VBV-Brief aan informateurs

Bij het debat in de Tweede Kamer op 20 maart over het eindverslag van de informateur kwam naar voren dat bij de formatie van een nieuw kabinet in ons land adviezen van de werkvloer zullen worden opgehaald. Dat was voor de VBV het startpunt van het opstellen van een brief aan de informateurs over zaken die volgens ons voor de toekomst van de brandweer in Nederland – en Brandweer Vrijwilligers in het bijzonder – van belang zijn.

Wij hebben ons daarbij gericht op de volgende onderwerpen:

1 Uniformiteit van brandweer optreden / vergroten van de capaciteit op kazernes.

2 Wettelijke kwaliteitseisen voor brandweerzorg en rampenbestrijding.

3 Het versterken van onafhankelijk toezicht.

4 Een onafhankelijk platform voor arbeidsveiligheid.

5 Een onafhankelijk adviesorgaan op het gebied van brandweeronderwijs.

6 Rechtstreekse bekostiging van de veiligheidsregio’s door het Rijk.

7 Een sterke regierol voor de minister van Justitie en veiligheid.

Aan de hand van deze zeven onderwerpen hebben wij in onze brief aandacht gevraagd voor de brandweerorganisatie en de brandweermensen in ons land. Daarbij vragen wij eigenlijk om meer mensen, grotere groepen per kazerne om zo de paraatheid te verbeteren.

De kwaliteitseisen moeten ervoor zorgen dat we zoveel mogelijk op dezelfde manier werken en dat er voldoende potentieel is, ook bij grote en langdurige brandweerinzet.

Het toezicht op de organisatie door de Inspectie Justitie en Veiligheid kan volgens de VBV beter. Nu kunnen veiligheidsregio’s besluiten een aanbeveling van de Inspectie naast zich neer te leggen en dat kan volgens ons beter.

De arbeidsveiligheid en de gezondheid van brandweermensen verdient meer aandacht en datzelfde geldt voor het brandweeronderwijs. Wij pleiten voor onafhankelijk toezicht en betrokkenheid van de werkvloer hierbij in onze brief.

Doordat de brandweer gemeentelijk wordt betaald maar regionaal georganiseerd vinden wij dat er sprake is van een weeffout in democratisch toezicht bij de brandweer en dat daarom financiering door het Rijk en toezicht van de minister en de Tweede Kamer beter is voor de brandweerzorg in ons land.

Deze zaken hebben wij zorgvuldig toegelicht in onze brief. Daarbij hebben wij ook de bronnen waarop wij onze mening baseren vermeld door linkjes toe te voegen aan de brief. Zo proberen wij de belangen van onze achterban, de brandweermensen in Nederland te behartigen.

Dat zullen wij blijven doen, nu en in de toekomst. Daar kunnen onze leden en de andere brandweermensen in ons land op rekenen.

Marcel Dokter
Voorzitter

De volledige brief is hier te raadplegen.

 

20240411-Brief VBV aan informateurs

Aan:
De Tweede Kamer
t.a.v. Bureau Woordvoering Kabinetsformatie
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

Baarn, 11 april 2024

Onderwerp: goede brandweerzorg in Nederland

Geachte heer Dijkgraaf, geachte heer Van Zwol,

De brandweer levert een belangrijke bijdrage in de uitvoering van de brede basistaken van de brandweerzorg en aan de rampenbestrijding. Deze bijdrage kan alleen van een kwalitatief hoog niveau zijn als de basis goed georganiseerd is. Echter, uit de resultaten van Inspectieonderzoeken en de evaluatie van de Wet veiligheidsregio’s komt naar voren dat de brandweerzorg In Nederland verbetering behoeft.

Parallel aan de roep om een sterkere defensie, en met het oog op de urgente (paraatheids)problemen bij de brandweer, vragen wij in deze brief uw aandacht voor de versterking van de brandweerzorg en rampenbestrijding in Nederland.
Daarbij hechten wij zeer aan;

  1. uniformiteit van optreden (Unité de doctrine) / vergroten van de capaciteit op de kazernes
  2. wettelijke verankering kwaliteitseisen voor brandweerzorg en rampenbestrijding
  3. het versterken van onafhankelijk toezicht
  4. een onafhankelijk platform voor arbeidsveiligheid
  5. een onafhankelijk adviesorgaan op het gebied van brandweeronderwijs
  6. rechtstreekse bekostiging van de veiligheidsregio’s door het Rijk
  7. een sterke regierol voor de minister van Justitie en Veiligheid voor brandweerzorg

Gelet op het huidige stelsel, waarin bij elk landelijk beleidsvoorstel door veiligheidsregio’s, en het Veiligheidsberaad voorop, wordt gerefereerd aan de autonome bevoegdheden, zal op grond van deze bevoegdheden het heel moeilijk worden om stappen voorwaarts te maken in het proces van verbetering.

Omdat de samenwerkende fracties in hun verkiezingsprogramma’s ook uitgaan van een sterke brandweer en daarbij zeer hechten aan de inzet van vrijwilligers, hebben wij ten behoeve van deze specifieke doelstellingen enkele belangrijke onderwerpen geïdentificeerd, waarop naar onze mening dringend politieke keuzes nodig zijn.

Met de samenwerkende fracties kijken wij graag vooruit naar het “van papier naar praktijk” brengen van de gezamenlijke ambities m.b.t. het versterken van de brandweerzorg en rampenbestrijding in Nederland. Het lijkt ons – als erkend gesprekspartner bij beleidsontwikkelingen, die relevant zijn voor de brandweerzorg en de positie van de brandweervrijwilligers – dan ook een uitstekend moment om in deze brief de politiek om aandacht te vragen voor deze belangrijke onderwerpen en de versterkingen die wij aanbevelen.

Toelichting
Op woensdag 20 maart 2024 debatteerde de Tweede Kamer over het eindverslag van de ex-informateur en de vervolgstappen in de kabinetsformatie. De Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (hierna: VBV) heeft met grote interesse kennis genomen van dat eindverslag[1] en de daarin opgenomen adviezen. Vooral waar het gaat over de prioriteiten van de samenwerkende fracties en het advies van de informateur om bij de geschetste opbouw van afspraken en de inhoud van onderwerpen ook de mensen van de werkvloer te betrekken.

Basisbrandweerzorg en rampenbestrijding onder druk
Wij zien dat de publieke waardering en het vertrouwen van de burger in de brandweer onveranderd hoog is, ondanks het loslaten van branchevoorschriften en de daarop gebaseerde forse inkrimping van de capaciteit[2].

Want de taakstellende bezuinigingen[3] voor veiligheidsregio’s zijn sinds de regionalisering van de brandweer vooral in de lokale brandweerkazernes neergedaald. Zo werd de oorspronkelijke versterking van de brandweer en de rampenbestrijdingsorganisatie, om te kunnen voldoen aan de professionele normenkaders, langzaam maar zeker weer tenietgedaan. De repressieve sterkte (slagkracht) van de brandweer is sindsdien gekrompen met zo’n 4000 brandweermannen en -vrouwen, zo’n 300 tankautospuiten, zo’n 195 hulpverleningsvoertuigen en zo’n 50 redvoertuigen.

Door de alsmaar krimpende personeel- en materieelomvang ontstaan steeds vaker problemen op het gebied van paraatheid en operationele slagkracht van de brandweer. Veiligheidsregio’s zijn soms genoodzaakt posten (voor een deel van de dag) buiten dienst te stellen, wat extra negatieve effecten heeft op de opkomsttijden in het verzorgingsgebied. Wij vrezen dat daardoor de brandweer in Nederland niet meer voldoende is toegerust om te voorzien in adequate brandweerzorg en rampenbestrijding. Vooral wanneer de situatie daar langdurig om vraagt.

De commissie Muller evalueerde in 2020 de Wet veiligheidsregio’s en zegt in haar evaluatierapport[4] hierover dat Nederland beter op de rampen en crises van de toekomst voorbereid moet zijn en dat een verbeterslag noodzakelijk is. In het Kabinetsstandpunt[5] evaluatie Wet veiligheidsregio’s heeft het Kabinet aangekondigd een toekomstbestendig, samenhangend stelsel voor de crisisbeheersing en brandweerzorg te realiseren, waarbij de nadruk ligt op het versterken van het stelsel bij bovenregionale en (inter)nationale crises. In de contourennota[6] ‘Versterking Crisisbeheersing en Brandweerzorg’ geeft het Kabinet aan hoe men zo spoedig mogelijk wil komen tot een toekomstbestendig, samenhangend stelsel voor crisisbeheersing en brandweerzorg.

De commissie Muller concludeerde in haar rapport op pagina 34[7]  ook dat de aan de veiligheidsregio’s bij wet opgedragen brandweertaken anders worden uitgevoerd dan de bedoeling was. Niet uniform, maar zeer divers; door ‘25 veiligheidsregio’s die ieder hun eigen koers kunnen bepalen.’ Gevolgd door de constatering van de commissie dat: De besluitvorming in een veiligheidsregio over takenpakket, mensen en materieel van de brandweer sterk is gericht op de vraag hoe ze met zo min mogelijk middelen binnen de eigen regio kan voldoen aan de wettelijke eisen.’   ‘Deze regionale autonomie over het takenpakket en de wijze van invulling leidt tot regionaal maatwerk, maar ook tot verschillen in veiligheidsniveau en aanpak van incidenten die aan de maatschappij als geheel niet zijn uit te leggen’ zo luidt een conclusie van de commissie Muller. Een van de gevolgen is naar ons oordeel dat de redundantie lokaal en de mogelijkheid tot interregionaal ondersteunen uit het zicht verdwenen is.

Gemotiveerd afwijken van de regels
De besluitvorming in de veiligheidsregio’s was duidelijk niet gericht op de naleving van de voor de uitvoering van haar publieke taak algemeen geldende normenkaders[8] voor de kwaliteit van de brandweerzorg, maar veel meer op het ‘gemotiveerd afwijken’ ervan en het verwezenlijken van ingrijpende bezuinigingen. De mogelijkheid om af te wijken van de normtijden en de bezetting van de basisbrandweereenheden werd vanaf 2010 dan ook het leidende principe.

Zo ontstond een wildgroei aan zelfbedachte normenkaders en uitgangspunten om de organisatie van de brandweer vorm te geven en in te richten. De Minister en de Inspectie Justitie en Veiligheid concludeerden[9] in 2013 dat de aanbevelingen om te komen tot een evenwichtige balans tussen preventieve en repressieve brandweerzorg niet werden opgevolgd. Helaas bleef het daar ook bij.

– Grootschalig brandweeroptreden
In dat opzicht is het ook onbegrijpelijk dat de Inspectie Justitie en Veiligheid het vervangen van de Leidraad Brandweercompagnie door de visie Grootschalig Brandweer Optreden (GBO) in 2012 geruisloos liet passeren.
En nu de robuustheid en rek volledig uit ons systeem voor de rampenbestrijding is verdwenen, de Inspectie tot actie[10] overgaat. Maar daarbij de basisbrandweerzorg uit het oog lijkt te zijn verloren, terwijl daar toch de noodzakelijke geachte capaciteit uit opgebouwd dient te worden. Dat maakt het uitgangspunt dat elke regio in staat is haar bijdrage te leveren aan het landelijk rampenbestrijdingspotentieel ten behoeve van interregionale bijstand, waarbij verzekerd is dat binnen de eigen regio na inzet een strategisch minimum aan potentieel aanwezig blijft, hoogst onzeker.

De verminderde oorlogsdreiging uit het Oosten was de belangrijkste aanleiding om in Nederland de Bescherming Bevolking (B.B.) en het Korps Mobiele Colonnes (K.M.C.) op te heffen. Op dat moment beschikte de brandweer over een landelijke sterkte/slagkracht bestaande uit 61 brandweercompagniën (totaal zo’n 1000 verschillende voertuigen met bijbehorend (hoofdzakelijk vrijwillig) personeel) die primair waren ingericht voor zowel grootschalige technische hulpverlening (waaronder redding) als grootschalige brandbestrijding. Wij vinden het onbegrijpelijk dat wegens het ontbreken van betrouwbare statistische gegevens over de brandweer kennelijk niemand weet wat er van deze beschikbare capaciteit is overgebleven.

In 2018 constateerde de Inspectie Justitie en Veiligheid op grond van haar onderzoek naar de wijze waarop de repressieve brandweerzorg in de veiligheidsregio’s is ingericht, dat de regionale mogelijkheid om af te wijken van de opkomsttijden en de bezetting van de basisbrandweereenheden van invloed zijn op de kwaliteit van de brandweerzorg aan de burger. En dat deze bevoegdheid niet heeft geleid tot de door de wetgever beoogde doelen, een verbetering van de brandweerzorg, een hoger veiligheidsniveau en transparantie over de gemaakte keuzen. Daar komt bij dat de Inspectie Justitie en Veiligheid tekortkomingen heeft geconstateerd, die door zowel de minister van Justitie en Veiligheid[11] als ook de Tweede Kamer als ‘zorgwekkend’ werden gekwalificeerd. Desondanks kunnen de betreffende veiligheidsregio’s de tot verbetering strekkende aanbevelingen van de Inspectie ongemoeid naast zich neer leggen. Dat maakt de Inspectie tot een tandeloze tijger.

Contourennota Versterking Crisisbeheersing en Brandweerzorg
In de contourennota zijn de beoogde verandering van de Brandweerzorg en de acties die daarvoor zullen worden ingezet zorgvuldig omschreven. Echter, goede brandweerzorg is onmogelijk zonder voldoende goed opgeleide en getrainde brandweermensen – vrijwilligers en beroeps – die daar dagelijks hard aan werken. De regering is daarom – met Kamerbrede steun – verzocht[12] om met voorstellen te komen zodat de werkvloer meer zeggenschap krijgt bij het maken en uitvoeren van voorstellen rondom brandweerzorg en dit tevens te waarborgen binnen veiligheidsregio’s.

Ondanks de oproep van de minister[13] aan het Veiligheidsberaad, om serieus werk te maken van het verbeteren van zeggenschap en de beleving op de werkvloer, en in kaart te brengen hoe dit bewerkstelligd kan worden, zien wij dat niet terug in de voorstellen die wij tot nu toe hebben mogen inzien. Sterker nog, daarin zien we zelfs de formeel in wet- en regelgeving geborgde positie voor de vakorganisaties en het personeel niet meer terug.

– Arbeidsveiligheid en PTSS bij de brandweer
Een ander knelpunt is dat we nog steeds wachten op het verwezenlijken van de aanbevelingen van de Nederlandse Arbeidsinspectie waar het gaat om arbeidsveiligheid en beroepsziekten bij de brandweer en de door het Veiligheidsberaad in 2015 toegezegde opvolging[14] ervan. Zeker nu door het onderzoeksjournalistieke televisieprogramma ‘Zembla’ met haar reportage[15] ‘Opgebrand’ nog eens de vinger op de zere plek is gelegd m.b.t. de plannen om getraumatiseerde brandweerlieden beter te ondersteunen. Getraumatiseerde collega’s moeten kunnen vertrouwen op professionele psychosociale ondersteuning, ongeacht of je een beroepsmatig of een vrijwillig dienstverband hebt en in welk deel van het land je woont.

Daarom spreken wij hier onze verbazing uit dat niet alle geüniformeerden met een publieke taak in de frontlinies van onze samenleving gebruik kunnen/mogen maken van de door het Rijk gefinancierde voorzieningen en expertise die het Nederlands Veteraneninstituut in huis heeft. We kunnen ons voorstellen dat niet alleen een nieuwe regering, maar ook de Tweede Kamer zich hard gaat maken voor een onafhankelijk steunpunt met professionele hulp en een onafhankelijk platform voor arbeidsveiligheid ten behoeve van onze brandweermensen.

– Vernieuwing onderwijsstelsel brandweer
Het onderwijsstelsel is een van de onderwerpen in de Contourennota. De uitwerking van deze nota vindt op dit moment plaats. In oktober 2023 verscheen de rapportage ‘Onderwijsstelsel veiligheidsregio’s: de zoektocht naar verbetering’. Hierin zijn de knelpunten in het huidige stelsel beschreven en is een eerste perspectief voor de toekomst geschetst. Goed onderwijs vergroot de professionaliteit en het vakmanschap van brandweermensen. Naast de borging van de kwaliteit van het onderwijs is ook de beschikbaarheid van het onderwijs van belang. In het bijzonder dienen opleidingen voor brandweervrijwilligers in de nabijheid van hun eigen posten te worden verzorgd. Gelet op onze ervaringen in de afgelopen jaren hechten wij aan de inrichting van een onafhankelijk adviesorgaan op het gebied van brandweeronderwijs en dat positie en taken bij wet worden geregeld.

– Financiering veiligheidsregio’s
In de contourennota staat ook dat de financieringssystematiek in relatie tot de veiligheidsregio’s en bijbehorende toezicht op het stelsel opnieuw zal worden bezien. Het wordt gezien als één van de pijlers waarop het nieuwe stelsel moet rusten. De commissie Muller beschouwt financiering, meer dan in het huidige stelsel het geval is, als sturingsmechanisme dat kan worden ingezet om doelen te realiseren. Wij kunnen er echter niet omheen dat vooral taakstellende bezuinigingen in de veiligheidsregio’s hebben geleid tot een verschraling van de capaciteit en slagkracht van de brandweer. Met het oog op de verslechterende financiële uitgangspositie voor gemeenten komen de veiligheidsregio’s opnieuw in zwaar financieel weer. In het land spreekt men ook wel over het ‘financieel ravijn’ vanaf 2026[16]. Dit betekent dat gemeenten, zelfs bij wijziging van het rijksbeleid, kritisch moeten zijn op hun uitgaven en maatregelen moeten nemen.

Deze ‘winstwaarschuwing’ werkt natuurlijk ook door in de ambities van de 25 veiligheidsregio’s. In een aantal regio’s zien we al dat inliggende gemeenten[17] de ‘strategische koers’ aan deze ontwikkeling gaan aanpassen. Wederom gaat het mes in de operationele capaciteit van lokale kazernes. In een enkel geval begeleid door zorgwekkende mediaberichten[18]. Maar meestal in de kantlijnen van nieuwe dekkingsplannen of beleidsplannen. In ons perspectief is dat een zorgelijke ontwikkeling.

In het licht van de verzoeken van het Veiligheidsberaad aan de minister van Justitie en Veiligheid om investeringen, c.q. financiering van het omzetten van een deel van de vrijwilligersaanstellingen naar deeltijd-beroepsaanstellingen (€ 35 miljoen), natuurbrandbeheersing: bestrijden én voorkomen, en het verbeteren van de psychosociale zorg aan (brandweer)personeel, stellen wij ons – in lijn met het advies van de Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv) – de vraag of rechtstreekse bekostiging van de veiligheidsregio’s door het Rijk niet de meest aangewezen oplossing is om de beoogde versterking van de regierol voor de minister van Justitie en Veiligheid voor brandweerzorg stevig vorm en inhoud te geven.

Resumé
Tegen de achtergrond van een reële oorlogsdreiging en parallel aan de roep om een sterkere defensie, vragen wij om versterking van de brandweerzorg en rampenbestrijding, rekening houdend met de hierboven omschreven omstandigheden.
Wij zijn ook graag bereid om onze standpunten van een nadere toelichting te voorzien.

Met vriendelijke groet en in afwachting van uw reactie.

Namens de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers

Marcel Dokter
voorzitter

Kopie aan: de Vaste commissie voor Justitie en Veiligheid

[1] Eindverslag informateur Putters, d.d. 14 maart 2024

[2] Inzicht in de capaciteit van de brandweer door goede statistiek, VBV, 11 mei 2023

[3] Brandweer nog niet af van bezuinigingen, NOS, 22 februari 2015

[4] Rapport: Naar toekomstbestendige crisisbeheersing en brandweerzorg, d.d. 4 december 2020

[5] Kamerstuk 29517, nr. 198

[6] Contourennota Versterking Crisisbeheersing en Brandweerzorg. d.d. 13 december 2022

[7] Rapport: Naar toekomstbestendige crisisbeheersing en brandweerzorg, d.d. 4 december 2020

[8] Besluit veiligheidsregio’s, hoofdstuk 3, Eisen brandweerzorg

[9] Kamerstuk 29517, nr. 73

[10] Onderzoek Grootschalig en Specialistisch Brandweer Optreden, Inspectie JenV, april 2024

[11] Kamerstuk 29517, nr. 142

[12] Motie van de leden Van Nispen en Mutluer, d.d. 14 april 2022

[13] Brief minister JenV aan Veiligheidsberaad, d.d. 27 september 2022

[14] Brief aan de Tweede Kamer; ‘Arbeidsveiligheid bij de brandweer’, Veiligheidsberaad, 13 oktober 2015

[15] Reportage ‘Opgebrand’, Zembla, 11 februari 2024

[16] Financiële situatie gemeenten: ravijnjaar 2026, Dossier Binnenlands Bestuur

[17] Verslechterende financiële uitgangspositie voor gemeenten, AB-stukken Brabant-Noord, 21 maart 2024

[18] Vrijwillige brandweer luidt de noodklok na verlies materieel, De Gelderlander, 6 februari 2024

We hebben weer iets bedacht!?

We schaffen het af want we hebben het bijna nooit gebruikt. We doen het weg want het komt bijna nooit voor. Dat zijn de argumenten die de laatste jaren in veiligheidsregio-land de boventoon hebben gevoerd. Als we het dan toch doen, dan het liefst vijfentwintig keer op een iets andere manier. Want, de autonomie van de veiligheidsregio gaat boven alles.

Op deze manier is de brandweer in Nederland ongeveer 30% kleiner geworden. De kazernes zijn er nog wel maar vaak staat er nog maar één rode auto in de schuur waar er vroeger twee of drie stonden. Het aantal brandweermensen per kazerne is daardoor ook kleiner. Telde de groep in het verleden vijfentwintig tot dertig vrijwilligers, nu zijn dat er dan zestien of achttien. Is dat erg? Niet zolang er geen grote calamiteiten zijn. Als het niet te groot is en niet te lang duurt dan is er niets aan de hand. Bieden we snel hulp en wordt de brand vaak in de kiem gesmoord.

Hierdoor lijkt het alsof alles prima voor elkaar is. Ondertussen zijn in de vijfentwintig veiligheidsregio’s de kantoren gevuld met stafmensen die veel praten over veiligheid en de afdeling communicatie legt uit dat het allemaal dik voor mekaar is. Ook het kennisinstituut (NIPV) onder regie van het Veiligheidsberaad komt met rapporten dat zaken zonder mankeren kunnen worden weggedaan.

Het meest recente voorbeeld daarvan is de aanstaande afschaffing van het waarschuwings- en alarmeringssysteem, het WAS. In het rapport van het NIPV “Een toekomst voor het WAS?” valt (op p.5) het volgende te lezen: “Het WAS bestaat al lange tijd, maar feitelijk kan het zich nauwelijks beroepen op grote successen, niet alleen in ons land, maar ook niet in de landen om ons heen”. Met andere woorden, niet nodig gehad dus doe maar weg.

Natuurlijk wordt ook in dit rapport de mogelijkheid geboden voor de autonomie van de veiligheidsregio: “Als één of enkele veiligheidsregio’s ervoor zouden kiezen het systeem nog in de lucht te willen houden, lijkt ons dat eerst en vooral een verantwoordelijkheid van de veiligheidsregio’s zelf”. Zo wordt ook hier weer een stukje van de bescherming van de bevolking en de redundantie van het alarmeringssysteem met het grootste gemak in de prullenbak gedaan, maar dan wel met een regionale afwijkingsbevoegdheid.

In Nederland is sinds het verdwijnen van de Bescherming Bevolking (B.B.) en het Korps Mobiele Colonnes (K.M.C.) de rampenbestrijding belegd bij de brandweer. Bij de overdracht van de taken is veel materiaal overgedragen aan de brandweer. Dit is in de afgelopen decennia allemaal verdwenen en niet meer vervangen. Grote aantallen brandweerspuiten en reddings-pelotons werden afgeschaft omdat het nooit werd gebruikt en de oorlogsdreiging was verdwenen.

Terwijl in landen om ons heen organisaties bestaan om in geval van nood te helpen moeten wij het in Nederland doen met een brandweerorganisatie die voornamelijk is ingericht op het kleinste maatgevende incident, de woningbrand. Want dat is lekker efficiënt. Slagkracht en redundantie worden wel met de mond beleden maar in de praktijk verdwenen tankautospuiten, hulpverlenings-  en redvoertuigen uit kazernes als sneeuw voor de zon.

In Duitsland kan naast de brandweer een beroep worden gedaan op de Technisches Hilfswerk (THW). Een enorme organisatie waar ruim 88.000 mensen actief zijn om anderen te helpen bij grote calamiteiten zoals overstromingen of aardverschuivingen.

Daarnaast kent de brandweer in Duitsland ook een veel groter potentieel en worden door de centrale overheid aanvullende brandweerauto’s ter beschikking gesteld in het kader van “Katastrophenschutz”. Dit is af en toe in Nederland zichtbaar bij grote natuurbranden. Zelf hebben wij onvoldoende capaciteit om deze grote natuurbranden te blussen. Dus net als tijdens de Covid pandemie met de Duitse IC bedden voor Nederlandse patiënten worden wij ook hier letterlijk uit de brand geholpen door onze buren. Wij doen dus ook bij brand een beroep op Duitsland en België. Vooral de Duitse brandweer komt dan met groot materiaal en mensen ons de helpende hand toesteken.

Maar wat nou als de oorlogsdreiging die volgens experts reëel is werkelijkheid wordt. Dan zullen de Duitse hulpverleners eerst en vooral in Duitsland worden ingezet en de Belgen in België. Wat doen wij dan in Nederland? Wat als hackers NL Alert platleggen en het luchtalarm is weggedaan? De brandweerauto’s zijn verdwenen en de brandweervrijwilligers wegbezuinigd of weggelopen? Is zelfredzaamheid van de burger in ons land dan het antwoord?

De VBV denkt dat het de hoogste tijd is voor meer aandacht en middelen voor de brandweer om te voorzien in adequate grootschalige hulpverlening. Niet op vijfentwintig verschillende manieren, alsjeblieft geen koninkrijkjes maar één robuust georganiseerd programma voor versterking rampenbestrijding. Daarnaast een landelijke campagne om aanvullende vrijwilligers te vinden en tenslotte een goed werkend waarschuwings- en alarmeringssysteem dat aanvullend is op NL Alert.

Daarvoor zal de VBV een oproep doen. Te beginnen met onze vraag aan de Tweede Kamer en de minister van Justitie en Veiligheid die hierover op 20 maart as. met elkaar in debat gaan. Deze week hoorde ik op Radio1 bij de Nieuwsbv een mooie column over hetzelfde onderwerp. Wij staan dus niet alleen in onze oproep maar het is wel echt de hoogste tijd. Want als defensie budgetten moeten worden verhoogd om het gevaar af te wenden, dan mag de brandweer niet verder worden uitgehold en afgebroken maar dan moet die juist worden versterkt.

Daar zal de VBV zich voor blijven inzetten, nu en in de toekomst.

Daar kunnen onze leden en de inwoners van ons land op rekenen.

Marcel Dokter
Voorzitter.

 

De Vakvereniging in 2024

Het nieuwe jaar is begonnen en zoals elk jaar met de discussie over agressie tegen hulpverleners en welke maatregelen dit vreemde fenomeen de wereld uit helpen. Ook dit jaar zal de VBV hier haar bijdrage aan proberen te leveren. Dit in de wetenschap dat gemakkelijke oplossingen in dit verband niet bestaan.

De duurzame inzetbaarheid van brandweermensen en het goed monitoren van hun gezondheid, daar zullen wij de komende tijd ook aandacht voor vragen. Volgens de VBV heeft onze huidige keuring heel weinig met het begrip ‘medisch’ te maken, terwijl dit wel in de naam is opgenomen. Periodiek Preventief Medisch Onderzoek. In een medisch onderzoek wordt volgens ons niet alleen fitheid, maar ook gezondheid onderzocht. Helaas is daarvan op dit moment geen sprake en dat moet dus anders. Wij pleiten ervoor dat de gezondheid wordt gemeten bijvoorbeeld door bloed en urine onderzoek en dat de gegevens worden vastgelegd en bijgehouden zodat een langjarig beeld ontstaat over de ontwikkeling van de gezondheid van brandweermensen.

Ook vinden wij dat wanneer mensen uitvallen met gezondheidsklachten zoals bijvoorbeeld PTSS dit veel beter moet worden bijgehouden en hulp geboden aan de brandweerman of vrouw in kwestie. Dit niet alleen voor beroepsmedewerkers, maar juist ook voor Vrijwilligers. Wij vinden dat veiligheidsregio’s hier goed werkgeverschap moeten tonen. Helaas is dit nu niet het geval en komen mensen in geestelijke nood er te vaak alleen voor te staan. Volgens de VBV moet dat anders en daar zullen wij ons in 2024 opnieuw hard voor maken.

Als het gaat over arbeidsveiligheid dan is ook de blusinstructie bij vuurwerkbranden een belangrijk onderwerp. Wij vragen al jaren om aanpassing en werden daarbij door ons kennisinstituut NIPV en Brandweer Nederland niet heel serieus genomen. Gelukkig heeft het onderzoek van de Universiteit Twente naar de vuurwerkrampen in Culemborg en Enschede de conclusie opgeleverd dat de huidige blusinstructie ontoereikend is en moet worden aangepast. Dus ook bij branden met opgeslagen consumenten vuurwerk is afstand en defensief optreden geboden in plaats van op 25 meter en offensief blussen. Er is bij dit onderwerp voor de brandweer in ons land dus nog veel te doen.

Als het gaat om brandbestrijding zullen wij ook in 2024 pleiten voor robuuste teams en slagkracht. Dus tenminste 6 brandweermensen met volledige opleiding in de tankautospuit naar een maatgevend incident. Geen verdere uitholling van de spullen en mensen per kazerne. Wij zullen blijven aandringen op voldoende tweede tankautospuiten in veiligheidsregio’s. Alleen op die manier kun je bij grote incidenten boven regionale hulp verlenen zonder kazernes leeg achter te laten. Want, om in voetbaltermen te spreken, er moet ook aandacht zijn voor de restverdediging. Als er in een andere regio hulp moet worden geboden bij grote incidenten, dan kan er in de eigen regio nog steeds een keukenbrand worden geblust.

Zo was het systeem ooit wel bedacht maar de uitgangspunten van dat systeem zijn in veel regio’s losgelaten. Meestal worden de uitgangspunten dan als “verouderd” bestempeld. De gerealiseerde bezuiniging, minder brandweer wordt dan als “toekomst bestendig” gekwalificeerd. Het resultaat van dit langjarige beleid heeft er voor gezorgd dat wanneer zich een grote natuurbrand in Nederland voordoet wij een beroep moeten doen op onze brandweer buren in Duitsland en België. Want wij hebben zelf onvoldoende bluscapaciteit om anderen te helpen en zelf nog restdekking te hebben. De VBV zal ook dit jaar aandacht blijven vragen voor slagkracht en volwaardige brandweerteams. Geen ‘brandweer light’ want daarvoor is het werk waarvoor de beroeps brandweermensen en brandweervrijwilligers worden gepiept te risicovol.

De aandacht van de Inspectie Justitie en Veiligheid voor bovengenoemde zaken is er wel, maar wij vinden dat aandacht alleen niet genoeg is. Als veiligheidsregio’s er ongestraft voor kunnen kiezen om adviezen en aanbevelingen van de Inspectie niet op te volgen, dat er dan iets aan het systeem mankeert dat moet worden gerepareerd. Hiervoor zullen wij de Tweede Kamer vragen actie te ondernemen.

In het eerder genoemde onderzoek naar de vuurwerkrampen werd de conclusie getrokken dat ons kennisinstituut, het NIPV, niet onafhankelijk is. Dat vinden wij ook en daar vragen wij al geruime tijd aandacht voor. De brandweerstatistiek was belegd bij het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) en daar hoort het maken van statistieken volgens de VBV ook thuis. Want onafhankelijk en daar heeft men kennis van statistiek. Inmiddels is het NIPV al jaren bezig om de weggevallen statistiek zelf te organiseren. Wat ons betreft onvoldoende want de cijfers kloppen regelmatig niet en een volledig beeld ontbreekt. Daarnaast is het niet onafhankelijk en lijkt het er volgens de VBV op dat sommige informatie ook liever niet inzichtelijk wordt gemaakt. Bijvoorbeeld over wegbezuinigde voertuigen en repressief personeel. Wij vinden daarom dat het NIPV los moet komen te staan van het Veiligheidsberaad en Brandweer Nederland. Dus ook hier is er voor de brandweer en de VBV nog veel werk aan de winkel.

De VBV zal blijven ijveren voor veiligheid, kwaliteit en slagkracht. Want wij zijn trots op het werk dat de brandweermensen in ons land doen en wij vinden dat dit werk vraagt om voldoende mensen en middelen. Wij zijn er ook van overtuigd dat de burgers in ons land die veiligheid waarderen en verlangen wanneer de nood aan de man is.

Daarvoor gaan wij opnieuw aan de slag. Daar kunnen alle brandweermensen en vooral de leden van de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers op rekenen. Wij wensen u een veilig jaar toe.

Marcel Dokter
Voorzitter

VBV Kerstgroet 2023

Beste vrienden van de VBV,

De kerstboom in huis en dus is het jaar 2023 bijna voorbij, tijd voor een terugblik. Voor onze Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers is het een bijzonder jaar geweest.
Als gevolg van onze deelname aan het Programma Vrijwilligheid en ons project om de positie van de postcommandant te ondersteunen, zijn wij overal in het land op bezoek geweest. Heel veel persoonlijke gesprekken gevoerd met postcommandanten, leden van ondernemingsraden en Brandweer Vrijwilligers.

Daarnaast waren er natuurlijk weer veel momenten waarop de VBV werd benaderd door leden van de vereniging omdat er in hun regio iets bijzonders aan de hand was. Zo was er in Zeeland het plan om twee kazernes samen te voegen op een locatie die voor de Vrijwilligers slecht bereikbaar was. Zo werd dan een prima functionerende groep Vrijwilligers buitenspel gezet in een veiligheidsregio waar de brandweerzorg al een aantal keren door de minister en de Inspectie als onvoldoende is gekwalificeerd. Gelukkig is het discutabele plan inmiddels van tafel.

In Brabant-Zuidoost trokken leden van de VBV aan de bel over de uitvoering van de keuring (PPMO) en andere Vrijwilliger onvriendelijke zaken, waarover wij nog steeds in gesprek zijn met die veiligheidsregio.

In Noord-Holland Noord moest de brandweer ook toekomstbestendig worden gemaakt. Zo worden bezuinigingen bij de brandweer tegenwoordig vriendelijk omschreven. De uitkomst van het plan was helaas veel minder vriendelijk, twee kazernes zouden worden gesloten, in andere kazernes zou voortaan structureel worden gewerkt met manschappen die niet volledig zijn opgeleid, “de brandweerassistent”. Tenslotte moesten een aantal kazernes verder als “First Responder” posten. Hier was het dan de bedoeling om een tankautospuit zonder HV-gereedschap en ademlucht-toestellen uit te rusten en de bevelvoerder kreeg ook een gedevalueerde cursus om leiding te geven bij de “First Response” klussen. Het blussen van een brand in een woning voor deze eenheid mocht maximaal de omvang van een prullenbak hebben. Zo ontstond dus de term “prullenbak brandweer”. De weerstand  onder Vrijwilligers en gemeenteraadsleden was groot. De VBV werd om hulp gevraagd en ons ledental in die regio steeg explosief.

Over explosief gesproken, de VBV vraagt al jaren om praktijkonderzoek naar het gedrag bij brand bij de opslag van consumenten vuurwerk, om zekerheid te krijgen over de blusinstructie. Onlangs verscheen het onderzoek van de Universiteit Twente (dus niet van TNO, zoals in sommige regio’s ten onrechte wordt betoogd) naar de vuurwerkramp in Enschede en Culemborg in opdracht van De Tweede Kamer. Volgens het onderzoeksteam kan opgeslagen consumentenvuurwerk zich massa-explosief gedragen. Daarmee is volgens de onderzoekers de blusinstructie van de brandweer voor dit soort branden dus onveilig en moet die worden aangepast. Een andere in het oog springende uitkomst van het onderzoek is de conclusie dat volgens de onderzoekers het Nederlands Instituut Publieke Veiligheid (NIPV) onafhankelijk moet worden gemaakt van het Veiligheidsberaad (VB), dat ook de veiligheidsregio’s bestiert. De VBV juicht dat initiatief toe. Want het voorkomt: “wij van het VB en NIPV adviseren het VB en het NIPV”.

In de veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland ontstond een geschil met de gemeente Putten. Hier was het voornemen om de tweede terreinvaardige tankautospuit weg te bezuinigen en te vervangen voor een klein bosbrand bestrijdingsvoertuig. Dit in een gebied waar midden in de bosrijke omgeving verzorgingstehuizen en andere bijzondere objecten zijn gehuisvest. Heel bijzonder was het dat op de dag van de zitting van de geschillencommissie, een onderzoeksrapport van het NIPV (Natuurbrandsignaal ’23) verscheen dat wij ons in de toekomst moeten voorbereiden op oncontroleerbare natuurbranden. De VBV constateert dat wij in Nederland bij grote natuurbranden inmiddels al de hulp van Duitsland en België moeten inroepen. Zelf kunnen wij geen hulp aan andere landen bieden omdat de restdekking er dan niet meer is. Want tweede tankautospuiten zijn inmiddels veelal wegbezuinigd inclusief de vrijwilligers. Wij zullen daarom blijven vragen voor versterking van de slagkracht in plaats van het steeds verder wegbezuinigen ervan.

In Lunteren laten de Brandweer Vrijwilligers aan de hand van prachtige filmpjes het mooie werk van de brandweer zien op YouTube. Door een klacht over privacy werd het plaatsen van deze indrukwekkende films stilgelegd en ook hiervoor heeft de VBV zich ingezet. Gelukkig is de zaak door de veiligheidsregio Gelderland Midden opgelost en inmiddels verschijnen er regelmatig prachtige beeldverslagen van het brandweerwerk. Heel indrukwekkend zijn de laatste twee afleveringen van een zolderbrand en nitreuze dampen bij een opslag van gekuild veevoer. Volgens de VBV is dit de mooiste reclame voor het Vrijwilligerswerk bij de brandweer. Die waardering is in het commentaar uit binnen- en buitenland steevast te lezen.

Wat bij die YouTube films heel goed in beeld komt is hoeveel mensen er hard moeten werken om bij een woningbrand (maatgevend incident) de zaak onder controle te krijgen. Het bevestigt volgens de VBV het beeld dat de bezetting van zes man in de tankautospuit bij zo’n maatgevend incident het absolute minimum is, minder is onverantwoord want onveilig.

Een aantal nieuwe ontwikkelingen zoals PFAS in brandweerkleding en duurzame inzetbaarheid van brandweermensen vragen inmiddels om aandacht. Ook de afstand tussen management en werkvloer, die steeds weer blijkt uit onderzoeken en bijvoorbeeld heel zichtbaar is in de 2Doc documentaire ‘Brandmeester’ over het werk bij de brandweer in Amsterdam, vraagt volgens de VBV om een “call to action”. Niet alleen onderzoeken en evalueren maar wat gaan we er aan doen? Daar zal de VBV zich in het komend jaar opnieuw voor inzetten, daar kunnen alle brandweermensen in ons land en onze leden in het bijzonder op rekenen.

De VBV wenst u mooie kerstdagen en een rustige, veilige jaarwisseling toe. Daarna een gezond en gelukkig nieuwjaar.

Marcel Dokter,
Voorzitter.

VBV vraagt om brede aanpak agressie en geweld

Op woensdag 25 oktober organiseerde de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid in de Tweede Kamer een rondetafelgesprek over agressie en geweld tegen beroepsgroepen met een publieke functie. De Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (VBV) heeft de uitnodiging van de commissie om haar zienswijze over dit onderwerp met de Kamerleden te delen dankbaar aanvaard. Niet in de laatste plaats omdat wij agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak in alle gevallen ontoelaatbaar achten. Het verhaal dat je bij de brandweer wel tegen ‘een stootje’ moet kunnen gaat bij ons niet op. 

Tijdens het rondetafelgesprek heeft VBV voorzitter Marcel Dokter, tevens ervaringsdeskundige, ons Position Paper mondeling toegelicht en gepleit voor het volgen van een tweesporenbeleid. Enerzijds op handhaving en optreden tegen relschoppers die hulpverleners bekogelen met vuurwerk of ander agressief gedrag vertonen. Anderzijds vraagt de VBV dat werkgevers, de vijfentwintig veiligheidsregio’s in ons land, brandweermensen leren omgaan met geweld. Vooral omdat agressie en geweld tegen hulpverleners voorlopig niet zijn verdwenen uit onze samenleving. Bovendien blijkt uit onderzoek dat Nederland zelfs Europees kampioen is als het gaat om agressie tegen werknemers. Wij hebben de vaste commissie opgeroepen om de minister van JenV te vragen hiervoor als stelselverantwoordelijke het initiatief te nemen en de veiligheidsregio’s tot actie te bewegen. Want zonder dat initiatief zal er weinig veranderen en zullen wij ook de komende jaren met elkaar het gesprek over dit onderwerp voeren en onze verontwaardiging uitspreken.

VBV reactie op commissiedebat crisisbeheersing en brandweerzorg, d.d. 1 februari 2023

Aan:
Tweede Kamer der Staten-Generaal
T.a.v. Vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

Baarn, 31 maart 2023

Onderwerp: reactie VBV op commissiedebat brandweer en crisisbeheersing

Geachte leden van de vaste Commissie voor Justitie en Veiligheid, geachte Kamerleden,

Met grote interesse hebben we 1 februari jl. vanaf de publieke tribune het commissiedebat Brandweer en Crisisbeheersing gevolgd. Het is goed om in de Tweede Kamer de steun voor het behoud en de waardering voor de 19.000 brandweervrijwilligers in ons land te ervaren. Daar zijn we de Kamerleden en de Minister oprecht zeer erkentelijk voor. Tijdens het debat ging het ook over de wijze waarop we in ons land het stelsel voor brandweerzorg en crisisbeheersing hebben ingericht en dat niet iedereen gelukkig is met deze keuze. Vooral waar het gaat om bevoegdheden en verantwoordelijkheden voor de inrichting en het functioneren van het stelsel. Graag willen we in deze brief inzoomen op dit vraagstuk. Maar ook op de (operationele uitvoering van) onderwerpen die in het debat tussen u en de Minister zijn besproken. In het bijzonder die onderwerpen waarvan de Minister meent dat het goed gaat.

Lappendeken
In de meeste gevallen verloopt de hulpverlening ook goed. Maar een navolgbare onderbouwing voor de aanname van de Minister ontbreekt. Zo constateerde de commissie Muller immers in haar rapport: “De veiligheidsregio’s hebben nu veel ruimte om individuele keuzes te maken als het gaat om taken, mensen en materieel. Deze regionale autonomie over het takenpakket en de wijze van invulling leidt tot regionaal maatwerk, maar ook tot verschillen in veiligheidsniveau en aanpak van incidenten die aan de maatschappij als geheel niet zijn uit te leggen.”  Ook op grond van de informatie die wij ontvangen, is het derhalve niet de vraag óf de incidentbestrijding tekortschiet, maar waar, wanneer en welke consequenties dat heeft.

Veiligheid is een kerntaak van de overheid. Het is een belangrijke verantwoordelijkheid van het Rijk en de veiligheidsregio’s om zorg te dragen voor een parate organisatie die in geval van branden, rampen en crises in staat is adequaat op te treden. De realiteit is echter dat sommige veiligheidsregio’s, ondanks moties in de Tweede Kamer, vermaningen van de minister, aanbevelingen van Onderzoeksraad, de Inspectie JenV en de Algemene Rekenkamer toch blijven tornen aan breed gerespecteerde kwaliteitsnormen.

Het gevolg hiervan is dat de kwalitatieve en kwantitatieve omvang van de repressieve basisbrandweerzorg, en daarmee ook de rampenbestrijding, systematisch is versnipperd en uitgehold. Veiligheidsregio’s zoals bijvoorbeeld Noord-Holland Noord gaan daar ook ongehinderd mee door. Volgens eigen zeggen zelfs met medeweten van het ministerie en de Inspectie. Daar begrijpen wij helemaal niets van. Want waarom wordt de veiligheidsregio Utrecht door het Openbaar Ministerie beboet voor de inzet van medewerkers die niet volledig waren opgeleid en kan de Noord-Holland Noord hetzelfde doen met medeweten van de toezichthouder? En waarom blijft die regio 2-persoons bestelbusjes inzetten op maatgevende incidenten, terwijl dat landelijk als ‘intrinsiek onveilig’ is gekwalificeerd? Dit voorbeeld vraagt om optreden van de Minister in het kader van haar stelselverantwoordelijkheid. Het liefst vóórdat er slachtoffers vallen.

Regierol Minister van Justitie en Veiligheid
Het kabinet beoogt het wettelijk kader te herzien en bij de minister van Justitie en Veiligheid binnen het stelsel van de brandweerzorg een regierol te beleggen. Dat vinden wij op grond van bovenstaande voorbeelden een zeer goed voorstel. Bovendien kan die rol wat ons betreft niet ruim genoeg zijn. Mocht onverhoopt blijken dat dit binnen het huidige stelsel niet mogelijk is, dan pleiten wij beslist voor een stelselwijziging. De ambitie van het kabinet is immers gericht op het behoud van kwalitatief hoogwaardige brandweerzorg, uitgevoerd door de brandweer als maatschappelijk essentiële en gewaardeerde organisatie. ‘Die belofte vraagt om een wettelijk fundament dat de gemeenten en de beroepspraktijk in staat stelt snel een passend hulpaanbod te leveren.’

Met deze statelijke doelstelling begint de omschrijving van de wettelijke verankering van normering en mate van uniformiteit in optreden in paragraaf 3.5 van de contourennota. De alinea eindigt met de mededeling dat het rijk niet in de huidige decentrale verantwoordelijkheden wil treden. Niettemin moeten regels worden geformuleerd op het gebied van uniformiteit van optreden (brandweerdoctrine), materieelaanschaf en interoperabiliteit. Want naast het feit dat de 25 veiligheidsregio’s sinds de inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio’s in 2010 er niet in geslaagd zijn om gezamenlijke kaders met betrekking tot de normering voor samenstelling van basiseenheden, dekking, opkomst en geoefendheid te formuleren, kan de sector ook geen afstand nemen van de gewoonte om op elke ontwikkeling verschillende afwijkende varianten te bedenken. Niet omdat we het ontstaan van 25 subarena’s met verschillende beschermingsniveaus in 2009 al hebben benoemd, maar vooral ook omdat de commissie Muller in haar rapport (p. 34/35) van oordeel is dat zelfs gezamenlijke besluitvorming (door RCDV en/of Veiligheidsberaad) door de regionale autonomie en interpretatie van die besluitvorming geen garantie biedt voor uniforme uitvoering.

Zo blijkt uit het rapport van de commissie Muller (p. 65) dat er sinds de adviezen van de evaluatiecommissie Hoekstra uit 2013 nauwelijks vooruitgang is geboekt. En hoewel de minister van VenJ naar aanleiding van de uitkomsten van de evaluatiecommissie afspraken heeft gemaakt met het Veiligheidsberaad over versterking van de brandweerzorg, is die versterking niet of nauwelijks van de grond gekomen en zijn de aangekondigde landelijke doelstellingen op de plank blijven liggen. Dat geldt overigens ook voor een belangrijk deel van de aanbevelingen van de Inspectie JenV waar het gaat over de brandweerzorg. Daaruit blijkt dat veiligheidsregio’s zicht weinig tot niets aan hoeven trekken van tot hen gerichte adviezen en aanbevelingen. Dat vinden we zorgelijk en leidt niet tot de beoogde verbeteringen. De conclusie van de commissie dat de verschillen in veiligheidsniveau en aanpak van incidenten aan de maatschappij als geheel niet meer zijn uit te leggen onderschrijven wij, maar blijven onderbelicht.

Brandweerkerndata / uitstroom
De signalen zijn overduidelijk, maar niet alle ontwikkelingen zijn terug te vinden in de ‘Factsheet brandweerkerndata’. Ook niet via het dashboard met de ‘Kerncijfers Veiligheidsregio’s’. Sterker nog, de Minister kan helemaal geen inzicht bieden in de ontwikkeling van de capaciteit van de brandweer de afgelopen tien jaar en in de mogelijke oorzaken van trends in dit verband. Gelukkig komen wij hiermee een heel eind: het feit dat er sinds 1995 honderd brandweerkazernes zijn gesloten valt af te leiden uit de cijfers van het CBS en die van het NIPV. Bovendien beschikt het grootste deel van de 953 brandweerkazernes nog slechts over één basisbrandweereenheid met een tankautospuit.

Uit het actuele overzicht van voertuigen die in gebruik zijn bij de brandweer in Nederland blijkt ook dat veel materieel (zoals tankautospuiten, red- en hulpverleningsvoertuigen e.d.) uit de operationele sterkte is verdwenen. Tien jaar geleden werd in de Visie op Grootschalig Brandweeroptreden (GBO) nog vermeld (p.11) dat met de aanwezigheid van ruim 1.500 tankautospuiten in het land voldoende potentieel aanwezig is om ‘handjes’ en werkcapaciteit te borgen. Heden beschikken we nog over ca. 1200 operationele tankautospuiten. Dat zijn dus zo’n 300 tankautospuiten, en daarmee zo’n 3500 vrijwilligers minder.

– Zorgwekkende daling
En als we inzoomen op het aantal personen in repressieve dienst in de brandweerkerndata (factsheet, jaaroverzichten en dashboard) van het NIPV, dan blijkt het aantal beschikbare brandweermannen en -vrouwen in Nederland in de periode 2018-2021 met maar liefst 853(!) personen te zijn gedaald.
De daling in 2021 ten opzichte van 2020 is met 601(!) personen ronduit zorgwekkend te noemen. Het betreft één van de sterkste dalingen sinds het CBS begon met het publiceren van de ‘Brandweerstatistiek’.

Tenminste; als de aantallen kloppen. De VBV is daar echter al sinds 2018 onverminderd sceptisch over. Niet in de laatste plaats vanwege het ontbreken van enig inzicht in het overig (kantoor)personeel, werkzaam voor de brandweer, dat geen repressieve taak vervult. De beloofde ‘extra impuls’ voor de kwaliteit van de vernieuwde brandweerstatistiek valt volgens de VBV in vergelijking met de brandweerstatistiek van het CBS nauwelijks waar te nemen.

Gelet op de maatschappelijke behoefte aan betrouwbaar cijfermateriaal over de brandweerzorg in ons land, en het geringe aantal indicatoren in het ‘haalbaarheidsonderzoek verbreding kerncijfers brandweer’ – in vergelijking met de ‘Inventarisatie informatiebehoefte brandweerstatistiek’ – zijn onze zorgen zeker niet verdwenen. De online portal Kerncijfers Veiligheidsregio’s gaat vooruit maar biedt geen inzicht in thema’s als kosten en organisatie. Onze verwachting is dat de ambities van het kabinet om de brandweerzorg te versterken spaak zullen lopen wanneer actuele, feitelijke en eenduidige informatie over de brandweer ontbreekt. Daarom herhalen we hier nogmaals ons verzoek aan de Minister uit 2018 om kennis en ervaring met het inventariseren en publiceren van betrouwbare en samenhangende statistische informatie middels het CBS samen te voegen met vakinhoudelijke kennis over de brandweerzorg. Het NIPV heeft namens de veiligheidsregio’s de verantwoordelijkheid voor de dataverzameling en statistieken van alle veiligheidsregio’s.

Dat brengt ons bij de taak van het NIPV om – in opdracht van het Veiligheidsberaad – als kennisinstituut voor crisisbeheersing en brandweerzorg trends en ontwikkelingen op landelijke schaal te monitoren. Temeer daar het NIPV van oordeel is dat de cijfers over 2021 in lijn zijn met die over voorgaande jaren. De zorgwekkende daling van het aantal personen in repressieve dienst lijkt daarmee volledig over het hoofd te zijn gezien. Bovendien ontbreekt een verklaring voor het opvallende verschil. De daling is bovendien ook niet opgevallen in het recent gepubliceerde onderzoek dat het NIPV deed naar het hoe en waarom brandweervrijwilligers (vroegtijdig) stoppen bij de brandweer. Het NIPV concludeert in het rapport (p. 30) namelijk dat op landelijk niveau geen sprake blijkt te zijn van een forse daling in het aantal vrijwilligers.

– Programma Vrijwilligheid
Het onderzoek naar de redenen om te stoppen was onderdeel van een serie onderzoeken die het NIPV deed in het kader van het Programma Vrijwilligheid. De geconstateerde daling raakt immers ook de doelstellingen van het programma, dat zich moest richten op de vraag hoe het brandweerstelsel robuust en toekomstbestendig kan blijven met behoud van vrijwilligheid. Het programma heeft sinds 2018 bijgedragen aan ontwikkelingen die de brandweervrijwilligers raken. Zoals bijvoorbeeld het vraagstuk rond de rechtspositie en de taakdifferentiatie. Nu de redenen voor het vertrek van vrijwilligers een ‘match’ vormen met bevindingen belevingsonderzoeken, vindt de VBV het beëindigen van het Programma Vrijwilligheid een zeer onverstandige keuze. Nog meer onderzoek gaat immers niet zorgen voor het overbruggen van de ervaren kloof tussen management en werkvloer en tussen theorie en praktijk. Vooral met het oog op de komende ontwikkelingen. Daarbij helpt een praktische aanpak. Niet praten maar doen. De VBV wil vanuit haar expertise rondom de bovenstaande problematiek graag bijdragen aan oplossingen die daadwerkelijk leiden tot betrouwbare data en een toekomstbestendige brandweerzorg in Nederland.

Natuurbranden
Volgens een consortium van experts op het gebied van natuurbranden is het niet de vraag of, maar wanneer een onbeheersbare natuurbrand optreedt, waarbij ernstige gevolgen zullen ontstaan. De focus in Nederland ligt nu vooral bij de klimaatverandering en toenemende droogte. De drie grootste natuurbranden die ons land in het afgelopen decennium hebben getroffen ontstonden echter allemaal in het vroege voorjaar. Op 20 april 2014 op de Veluwe en de laatste twee (De Meinweg en de Deurnsche Peel) ontstonden op 20 april 2020 gelijktijdig. Wanneer dezelfde branden waren uitgebroken in hartje zomer bij tropische temperaturen, zou de bestrijding aanzienlijk meer capaciteit gevergd hebben. Maar in plaats van meer capaciteit, wordt de slagkracht op de Veluwe gereduceerd. Omdat het bestuur heeft gekozen voor een ‘basisscenario’. Deze keuze ziet er op papier aardig uit, maar heeft wel tot gevolg dat het aantal natuurbrandvoertuigen en daarmee de beschikbare capaciteit gaat afnemen. Dat gaat lijnrecht in tegen de adviezen van de Algemene Rekenkamer en andere specialisten om de capaciteit uit te breiden.

Met betrekking tot het toepassen van preventieve maatregelen bij dreigende natuurbranden, is emeritus hoogleraar veiligheidskunde, Ben Ale, volstrekt helder; de veiligheidsregio kan het verdrogen van de Veluwe niet tegengaan, “die gaan namelijk niet over het weer”. Dat lijkt ons evident. Voor wat betreft de woorden van de Minister over het verlenen van ‘burenhulp’ en het uitlenen van capaciteit voor natuurbrandbestrijding, herinneren we ons alleen dat defensie in de zomer van 2021 twee Chinook-transporthelikopters naar Albanië heeft gestuurd om te helpen bij het bestrijden van een grote bosbrand in voor de brandweer ontoegankelijk gebied. Een bijdrage van Nederlandse brandweerkorpsen bij het bestrijden van natuurbranden in het buitenland kunnen we ons niet herinneren, we kennen daar geen cijfers over en is gegeven de omvang van de huidige bestrijdingscapaciteit voor natuurbranden een vrijwel onmogelijke opgave.

Want naast de wegbezuinigde capaciteit is bekend dat veiligheidsregio’s, met name in de zomermaanden, de nodige moeite hebben om voldoende mensen en materieel beschikbaar te hebben voor de primaire basisbrandweerzorg in de eigen regio. Hetgeen een logisch gevolg is van het streven om met zo min mogelijk middelen binnen de eigen regio te voldoen aan de wettelijke eisen. Daarbuiten begint het ‘bovenregionaal niemandsland’ zoals de commissie Muller dat omschreef. Het leveren van bijstand voor (grootschalige) incidenten en het gelijktijdig voorzien in een verantwoorde restdekking is op grond van de kaalslag in de kazernes niet of nauwelijks realistisch.

Richtlijn ‘Veilig optreden bij vuurwerk’ – praktijktesten
Er is al veel gezegd over de richtlijn ‘Veilig optreden bij vuurwerk’. Deze richtlijn geeft aan hoe de brandweer moet handelen bij branden bij de verschillende klassen vuurwerk. Een niet ongevaarlijke klus, zo weten we uit ervaring. Uit het onderzoek naar de blusinstructies bij vuurwerk werd duidelijk dat de conclusies die werden getrokken bij het blussen van vuurwerk in de subklasse 1.4 met water niet konden worden getrokken bij vuurwerk in de subklasse 1.3. Daarover zijn dan ook geen richtinggevende uitspraken gedaan. Daarom was het NIPV het met veel deskundigen en de VBV eens dat aanvullend onderzoek noodzakelijk is.

Terwijl in een eerdere beleidsreactie van de Minister werd gemeld dat over dat aanvullend onderzoek overleg zou worden gevoerd met de betrokken organisaties, is dat er tot nu toe niet van gekomen. Bovendien blijkt er nu een deskundige uit wetenschappelijke hoek die verklaart dat het ‘Knowledge Center for Explosion and Hydrogen Safety’ door het ministerie van Justitie en Veiligheid is verzocht om het rapport ‘Blussen van vuurwerkbranden’ van het NIPV te reviewen. Volgens deze deskundige bevat het rapport over de blusinstructies ‘een aantal onwaarheden en onjuistheden die allemaal moeten worden gerectificeerd’.

Of dat zo is, en welke invloed dat heeft op de gevaarsaspecten en de blusinstructie kunnen wij niet beoordelen. Maar omdat het handelingsperspectief boven alle twijfel moet zijn verheven, hebben wij de Minister gevraagd om nader onderzoek te gelasten. Dat verzoek is met de brief van 1 maart 2023 helaas door de Minister afgewezen. De motivering van dat besluit stelt ons niet gerust en neemt onze twijfel over het gedrag van vuurwerk bij brand ook niet weg. De onduidelijkheid over de mogelijk noodzakelijke verschillen in optreden, het vooralsnog niet rectificeren van onwaarheden en de daaruit voortvloeiende risico’s voor burgers en brandweermensen zouden op zijn minst aanleiding moeten zijn voor aanvullende praktijktesten.

Met vriendelijke groet en in afwachting van uw reactie.

Namens de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers

Marcel Dokter
voorzitter